ECLI:NL:GHARL:2024:6103

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
200.340.477/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in hoger beroep over akte niet-dienen en grieven geformuleerd in dagvaarding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 oktober 2024 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen [appellant], die in hoger beroep is gegaan, en [geïntimeerde], die als eiseres bij de rechtbank optrad. In eerste aanleg heeft de rechtbank Noord-Nederland op 13 september 2023 en in latere vonnissen [appellant] veroordeeld om een bruidsgave aan [geïntimeerde] te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente.

In het hoger beroep heeft [appellant] op 2 april 2024 een dagvaarding uitgebracht, maar deze werd niet tijdig bij de griffie van het hof ingediend. Dit leidde tot een herstelexploot op 22 april 2024. Het hof constateert dat in de dagvaarding grieven zijn geformuleerd tegen het vonnis van de rechtbank van 17 januari 2024. Het hof oordeelt dat de akte van niet-dienen, die op 16 juli 2024 is verleend, ten onrechte is afgegeven, omdat [appellant] wel degelijk grieven heeft ingediend.

Het hof heeft besloten dat de akte van niet-dienen vervalt en dat de zaak wordt verwezen naar de rol voor het nemen van de memorie van antwoord door [geïntimeerde]. De termijn hiervoor is vastgesteld op zes weken. Het hof houdt verdere beslissingen aan. Deze uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.340.477/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/226553
arrest van 1 oktober 2024
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en die bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. W. Matadien, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. D. Rezaie, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 13 september 2023 en de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (hierna: de rechtbank) van 1 november 2023 en
17 januari 2024. In het eindvonnis is [appellant] veroordeeld om een bruidsgave aan [geïntimeerde] te voldoen dan wel de tegenwaarde daarvan, vermeerderd met wettelijke rente.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit het namens [appellant] uitgebrachte exploot van betekening van de dagvaarding in hoger beroep van 2 april 2024 en het herstelexploot van 22 april 2024, met oproeping van [geïntimeerde] tegen de zitting van het hof van 7 mei 2024. De zaak is tegen de rolzitting van die datum aangebracht. Het herstelexploot is uitgebracht omdat de dagvaarding van 2 april 2024 niet tijdig is aangebracht bij de griffie van het hof.
2.2
In het herstelexploot van 22 april 2024 concludeert [appellant] onder verwijzing naar de dagvaarding van 2 april 2024 tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank van 17 januari 2024 en te bepalen dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen.
2.3
Op de eerste dienende dag (7 mei 2024) is verstek verleend tegen [geïntimeerde] en aan [appellant] een uitstel tot 4 juni 2024 voor het nemen van een memorie van grieven.
2.4
Op de rol van 4 juni 2024 is aan [appellant] een tweede uitstel verleend tot 16 juli 2024 voor het nemen van de memorie van grieven, ambtshalve peremptoir.
2.5
Op 16 juli 2024 is de memorie van grieven niet genomen, waarvoor ambtshalve akte van niet dienen is verleend. Op diezelfde datum heeft mr. Rezaie zich gesteld voor [geïntimeerde] en daarmee het verstek gezuiverd. De zaak is verwezen naar de rol van 30 juli 2024 voor uitlating van [geïntimeerde] over het instellen van incidenteel hoger beroep of voor het vragen van arrest.
2.6
Op 30 juli 2024 heeft [geïntimeerde] laten weten geen incidenteel appel in te stellen. Aan [geïntimeerde] is enige malen uitstel verleend voor het aan het hof geven van de processtukken voor een arrest (‘fourneren’). In een H16-formulier van 29 augustus 2024 heeft mr. Rezaie laten weten dat is gebleken dat de vorige advocaat van [appellant] het procesdossier niet (meer) heeft, noch een afschrift daarvan. Op 30 augustus 2024 is de zaak nog éénmaal aangehouden voor het overleggen van stukken (ambtshalve peremptoir).
2.7
Op 3 september 2024 heeft [geïntimeerde] geen stukken overgelegd. Vervolgens is arrest bepaald op het griffiedossier.

3.Het oordeel van het hof

3.1
Het hof constateert ambtshalve dat het exploot van betekening van de dagvaarding in hoger beroep van 2 april 2024 een tweetal grieven met toelichting bevat. In het herstelexploot van 22 april 2024 zijn deze grieven niet nogmaals uitdrukkelijk geformuleerd, maar is naar de dagvaarding verwezen met de volgende tekst:

Ter rectificatiedoch onder uitdrukkelijke handhavingvan de op 2 april 2024 […] uitgebrachte dagvaarding;
en

Teneinde:
alsdan en aldaar te horen eis doen en concluderen op de gronden als vermeld in het ten deze gerelateerde exploot van dagvaarding;
3.2
Volgens vaste rechtspraak is de beslissing tot het verlenen van akte niet-dienen een tussenvonnis of tussenarrest waarbij een bindende eindbeslissing is gegeven. De eisen van een goede procesorde brengen mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. [1] De rechter dient te motiveren waarom het terugkomen van de eerder gegeven bindende eindbeslissing geboden is. [2]
Het voorgaande geldt in gelijke zin voor het terugkomen van een beslissing voor het verlenen van akte niet-dienen. Daarvoor zijn (dus) geen bijzondere, in de zin van uitzonderlijke, door de recht nauwkeuring aan te geven omstandigheden vereist. [3]
3.3
Er is sprake van een dergelijke onjuiste beslissing waarvan moet worden teruggekomen. [appellant] heeft in de dagvaarding van 2 april 2024 grieven geformuleerd tegen het vonnis van de rechtbank van 17 januari 2024, waarnaar uitdrukkelijk is verwezen in het herstelexploot van 22 april 2024. Uit artikel 3.3 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (vijftiende en zestiende versie) volgt dat indien de grieven in de dagvaarding zijn opgenomen, ervan uit wordt gegaan dat appellant heeft geconcludeerd van eis overeenkomstig de inhoud van de appeldagvaarding. Het was dus niet nodig dat [appellant] nog een aantal keren uitstel kreeg voor memorie van grieven en op 16 juli 2024 is ten onrechte akte van niet dienen verleend, nu [appellant] wel degelijk reeds grieven heeft genomen. Partijen hebben voldoende gelegenheid gehad om zich hierover uit te laten, van welke gelegenheid zij niet gebruik hebben gemaakt.
3.4
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de volgende beslissing. De akte van niet dienen van 16 juli 2024 komt te vervallen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van de memorie van antwoord. Hiervoor zal een termijn worden gegund van zes weken. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
draagt de griffier op het roljournaal zodanig aan te passen dat de op de rol van 16 juli 2024 verleende akte van niet dienen vervalt;
verwijst de zaak naar
de rol van 12 november 2024voor het nemen van de memorie van antwoord door [geïntimeerde] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, M.W. Zandbergen en J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
1 oktober 2024.

Voetnoten

1.HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800, rov. 3.3.3; HR 8 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1224, rov. 3.6.1-3.6.2.
2.HR 26 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN8521, rov. 3.5.
3.HR 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1873, rov. 3.3.