In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een schadestaatprocedure waarin de omvang van de schadevergoeding wordt vastgesteld die de gemeente Almelo aan de appellant moet betalen op basis van artikel 7:309 BW. De appellant, die zijn bedrijf heeft beëindigd, vordert een schadevergoeding van in totaal € 520.617,- wegens schade door bedrijfsbeëindiging, onrechtmatige ontruiming en kosten ter vaststelling van de schade. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis een bedrag van € 287.967,19 toegewezen, maar beide partijen zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2024 hebben partijen het hof gevraagd om arrest te wijzen. Het hof heeft de aanvullende producties van de gemeente toegelaten, maar de vordering van de appellant wegens onrechtmatige ontruiming afgewezen. Het hof heeft behoefte aan deskundige voorlichting om de schade als gevolg van de bedrijfsbeëindiging vast te stellen. De relevante feiten zijn dat de appellant sinds 2009 een bedrijfsruimte huurde van de gemeente en dat de huurovereenkomst in 2018 is beëindigd. De gemeente heeft de huur opgezegd en de appellant is veroordeeld om de bedrijfsruimte te ontruimen.
Het hof heeft vastgesteld dat de gemeente op grond van artikel 7:309 BW een schadeloosstelling verschuldigd is aan de appellant, maar de exacte omvang van deze schadeloosstelling moet nog worden bepaald. Het hof heeft de deskundige gevraagd om de schade te berekenen, rekening houdend met de inkomensschade en eventuele voordelen die de appellant heeft genoten. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en het hof heeft partijen verzocht om gezamenlijk een deskundige voor te dragen.