4.16.Bij de beantwoording van de vraag of het gebruik van de bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, althans misbruik van recht oplevert, betrekt het hof in het bijzonder, naast het zwaarwegend belang van De Alliantie, de volgende omstandigheden:
Met de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning eindigt het gebruiksrecht van [appellante] . Op zichzelf heeft [appellante] terecht aangevoerd dat in de huidige schaarse woningmarkt en bij gebreke van een positieve verhuurdersverklaring van De Alliantie omtrent haar huurdersgedrag het voor [appellante] als uitkeringsgerechtigde verre van eenvoudig is alternatieve betaalbare woonruimte voor haar en haar inwonend kind te vinden. Hier staat tegenover dat in de strafprocedure met de ontruiming van de woning en het woonbelang voor [appellante] rekening is gehouden doordat in het strafvonnis van 4 maart 2022 als bijzondere voorwaarde is opgelegd dat [appellante] meewerkt aan een verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijk opvang te bepalen door de reclassering. Kennelijk heeft [appellante] van deze mogelijkheid ter bescherming van haar woonbelang geen gebruik hoeven maken doordat zij in staat is gebleken elders vervangende woonruimte te betrekken.
[appellante] heeft er terecht op gewezen dat niet is komen vast te staan dat de direct omwonenden van [appellante] overlast hebben gehad doordat in de woning een handelshoeveelheid aan drugs aanwezig was. Dit laat echter onverlet dat koeriers dagelijks meerdere keren kort naar en uit de woning kwamen voor kennelijk drugshandel in (onder meer) de woonomgeving, wat een negatieve invloed op de woonkwaliteit kan hebben. Verder heeft deze handelwijze het risico op escalatie in en rond de woning in zich en kan (ernstige) overlast ontstaan. [appellante] en [naam2] hielden kennelijk met het escalatie risico van drugs gerelateerd geweld rekening doordat zij in hun woning wapens voor handen hadden.
Het gaat niet alleen om het handelen en nalaten van de huurder [appellante] , maar ook om het handelen van haar inwonende partner [naam2] waarmee [appellante] bekend was, althans bekend heeft moeten zijn en tegen wiens handelen [appellante] geen toereikende maatregelen heeft genomen.
Het reclasseringsrapport waarop [appellante] zich beroept is al van 2021. Een actueler rapport is niet overgelegd. Kennelijk heeft [appellante] op enig moment zes gesprekken met een psycholoog gehad, maar niet gesteld of gebleken is dat er een diagnose is vastgesteld of een verdere behandeling is voorgeschreven. Hierdoor is niet (voldoende) gebleken dat [appellante] bijzonder kwetsbaar was en een ontruiming daardoor voor haar ernstige gevolgen zou hebben.
Haar minderjarige zoon is uit huis geplaatst. [appellante] wil hem graag weer bij haar terug. [appellante] heeft evenwel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat enkel het verloren gaan van de woning daaraan in de weg zou staan. Ook na het vonnis van de kantonrechter heeft [appellante] dit door haar gesteld aspect niet met concrete feiten en omstandigheden verder onderbouwd.
[appellante] heeft altijd haar huur (tijdig) betaald.