In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres1] te [woonplaats], door de heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn. De heffingsambtenaar had de waarde per waardepeildatum 1 januari 2021 vastgesteld op € 266.000, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting voor het jaar 2022. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar handhaafde de waarde. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de heffingsambtenaar een verweerschrift indiende. Tijdens de zitting op 18 juli 2024 heeft de heffingsambtenaar aangegeven akkoord te kunnen gaan met een verlaging van de WOZ-waarde tot € 250.000. Belanghebbende heeft dit compromis geaccepteerd en het Hof heeft de WOZ-waarde verlaagd naar dit bedrag. Tevens is bepaald dat de heffingsambtenaar een bedrag van € 3.809 aan belanghebbende vergoedt voor proceskosten en griffierechten. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, evenals de uitspraak op bezwaar, en de aanslag onroerendezaakbelasting is dienovereenkomstig verminderd.