In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bijtelling van privé-gebruik van een auto en de daarover verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen. De belanghebbende, woonachtig in België, had bezwaar gemaakt tegen de bijtelling die zijn werkgever had gedaan bij zijn loon over de maanden augustus, september, november en december 2020. De werkgever had een bedrag van € 1.340,97 bijgeteld bij het loon van de belanghebbende, wat leidde tot een inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen. De Inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de Rechtbank Gelderland de beroepen van de belanghebbende ook ongegrond verklaarde. De belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat de bijtelling in strijd was met het Europese recht, omdat deze de import van gebruikte auto’s uit andere lidstaten zou belemmeren. Het Hof oordeelde dat de bijtelling op grond van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 geen inbreuk maakt op artikel 110 van het VWEU, omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwe en gebruikte auto’s. Het Hof kende de belanghebbende een immateriële schadevergoeding toe van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar wees het verzoek om vergoeding van griffierecht af. De uitspraak bevestigde de eerdere uitspraken van de Rechtbank en legde de proceskosten ten laste van de Staat.