Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4.Gronden
Pas als de ingevoerde, gebruikte, auto ter beschikking wordt gesteld in de zin van artikel 13bis Wet LB,
kaneen heffing op de voet van artikel 13bis Wet LB plaatsvinden.
Dat deze situatie zich ook daadwerkelijk zal voordoen, is bij invoer onvoorspelbaar. Niet elke ingevoerde, gebruikte, auto zal immers binnen het bereik van artikel 13bis Wet LB komen te vallen, omdat deze gewoonweg niet ter beschikking wordt gesteld in de zin van die bepaling of, indien de auto wel ter beschikking wordt gesteld, deze niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.
Ook is denkbaar dat de ingevoerde, gebruikte, auto een of meer malen van eigenaar wisselt alvorens deze ter beschikking wordt gesteld in de zin van artikel 13bis Wet LB. Verschuldigdheid van loonheffingen op de voet van artikel 13bis Wet LB ontstaat dan eerst korte of langere tijd na de invoer.
Kortom, of een ingevoerde, gebruikte, auto al dan niet onder het toepassingsbereik van artikel 13bis Wet LB komt te vallen, is te onvoorspelbaar om te kunnen concluderen tot een vorm van zijdelings fiscaal protectionisme. Althans, belanghebbende, die tegenover de betwisting door de Inspecteur stelt dat sprake is van een zijdelings fiscaal protectionisme, heeft zulks niet aannemelijk gemaakt.
werknemer, die, naar belanghebbende stelt, geen ingevoerde, gebruikte, auto ter beschikking gesteld wenst te krijgen. Het is de
werkgeverdie de auto aanschaft en ter beschikking stelt. Die werkgever zal diens keuze niet alleen laten afhangen van de wensen van de werknemer – en om die reden, zoals belanghebbende veronderstelt, in alle gevallen een nieuwe auto zal aanschaffen – maar ook een eigen afweging maken en daarbij onder meer zijn financiële positie bezien. Belanghebbende stelt weliswaar dat in een geval van terbeschikkingstelling van een auto steeds een nieuwe auto wordt aangeschaft, maar het Hof wijst er in dit verband op dat in de onderhavige zaak en de gelijktijdig behandelde zaak van de vier ter beschikking gestelde auto’s, slechts één auto nieuw is aangeschaft en de overige drie auto’s, gebruikte auto’s betreffen. De stelling van belanghebbende vindt geen steun in de feiten.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.