Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met producties
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord met producties
- de akte van [appellante] .
2.De beoordeling in hoger beroep
- dat De Lourenshoeve (op grond van onder meer artikel 6:179 jo. 6:181 BW) aansprakelijk is voor de schade die [appellante] opliep ten gevolge van het ongeval op 16 januari 2008 en gehouden is de daaruit voor [appellante] voortvloeiende materiële en immateriële schade te vergoeden, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente;
- dat De Lourenshoeve aan [appellante] een bedrag betaalt van € 10.000 of een door de rechter in goede justitie vast te stellen bedrag als voorschot op de materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente;
- dat de kosten van deze (deelgeschil)procedure worden begroot op € 7.695,60 respectievelijk € 9.234,72 en dat De Lourenshoeve wordt veroordeeld om deze kosten en het griffierecht te betalen.
- bepaald dat De Lourenshoeve voor 60% aansprakelijk is voor alle materiële en immateriële geleden en nog te lijden schade van [appellante] als gevolg van het ongeval op 16 januari 2008, welke schade wordt gemaximeerd op het hoogste bedrag waarvoor De Lourenshoeve bij een van beide verzekeraars verzekerd zou zijn geweest, in het geval zij het ongeval wel tijdig had gemeld, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de kosten van het deelgeschil begroot op € 9.234,72 vermeerderd met BTW en kantoorkosten en De Lourenshoeve veroordeeld tot betaling van die kosten en
- het meer of anders verzochte afgewezen.
2.5. De rechtbank heeft (onder 4.7 van de beschikking) de rechtsregel van de Hoge Raad vooropgesteld [2] wat betreft de beoordeling van de eigen schuld: het enkele feit dat [appellante] vrijwillig krachtens een door haar ouders gesloten overeenkomst met toestemming van de eigenaar de pony heeft bereden niet meebrengt dat de uit artikel 6:179 BW voortvloeiende aansprakelijkheid van De Lucashoeve geheel vervalt. Of er sprake is van omstandigheden die in de risicosfeer van [appellante] liggen, hangt af van de inhoud van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat De Lourenshoeve feiten en omstandigheden moet stellen en zonodig te bewijzen die aan haar beroep op eigen schuld van [appellante] ten grondslag liggen.
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld (onder 4.9 van de beschikking) dat aan de hand van de stellingen van partijen niet kan worden vastgesteld dat sprake is van aan [appellante] toe te rekenen omstandigheden die hebben geleid tot het ongeval en die daarmee hebben bijgedragen aan het ontstaan van schade als gevolg van dat ongeval, anders dan dat zij heeft deelgenomen aan de rijles. Er moet van worden uitgegaan dat het ongeval het gevolg is geweest van het onberekenbare gedrag van de pony vanwege de eigen energie van het dier. Niet is gebleken dat De Lourenshoeve enig bijzonder verwijt treft: de pony was geschikt, de les was afgestemd op het niveau van [appellante] en er is geen onjuiste instructie gegeven. Tegen deze achtergrond en rekening houdend met het letsel van [appellante] heeft de rechtbank een causale verdeling van de schade van 60% voor De Lourenshoeve en 40% voor [appellante] op zijn plaats geacht. De rechtbank ziet in het gegeven dat De Lourenshoeve (waarschijnlijk) geen dekking van de schade zal krijgen, geen aanleiding om de causale verdeling ten gunste van De Lourenshoeve te wijzigen (zie onder 4.13.). Wel ziet de rechtbank in die omstandigheid aanleiding om de schade te matigen tot maximaal het hoogste bedrag waarvoor De Lourenshoeve bij een van beide verzekeraars verzekerd zou zijn geweest, in het geval zij het ongeval wel tijdig had gemeld.