Uitspraak
1.Fluminalis Church Interiors B.V.
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
“(..) Hierbij bevestiging van aankoop waterwoning nr. 48 aan de [adres] nr. 2 te [plaats1] . Prijs: € 325.000,-- k.k. Eventuele verdere gegevens volgen indien nodig.(..)” [appellant] heeft daarop diezelfde dag per e-mail geantwoord met de woorden:
“(..) Bedankt voor u mail en hierbij is het aan u gegund. (..)”Er heeft daarna een bezichtiging plaatsgevonden, waarbij [naam2] de waterwoning aan de vrienden van [geïntimeerde2] heeft laten zien. [geïntimeerde2] heeft op 15 juni 2023 een voicemailbericht op het telefoonnummer van [naam1] ingesproken met de mededeling dat de mensen ervan af zien
..
[functie]. Verder heeft [appellant] nog aangevoerd dat het gelet op de naam Fluminalis (wat fluviaal/rivier(achtig) betekent) ook voor de hand lag dat Fluminalis tot aankoop overging. Ten tijde van de verkoop viel uit het register van de Kamer van Koophandel op te maken dat [geïntimeerde2] en zijn zoon [naam2] (via hun vennootschappen) gezamenlijk bevoegd waren om Fluminalis te vertegenwoordigen. [appellant] stelt dat hij er desondanks gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [geïntimeerde2] groen licht (het hof begrijpt: volmacht) had van [naam2] om namens Fluminalis een bod uit te brengen. Hij voert daartoe aan dat [appellant] via [naam1] bekend was geworden met [naam2] en dat [naam2] in feite de hele koopovereenkomst met Fluminalis in gang heeft gezet. Fluminalis c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
het is aan u gegund”. [appellant] heeft uit de inhoud van de e-mail van [geïntimeerde2] van 9 juni 2023 ook niet kunnen opmaken dat [geïntimeerde2] dat bod niet namens zichzelf maar namens anderen heeft gedaan. Daarbij kent het hof anders dan de eerste rechter geen doorslaggevend gewicht toe aan de gesprekken die voorafgaand aan het bod tussen [geïntimeerde2] en [naam1] hebben plaatsgevonden. Anders dan de eerste rechter, vindt het hof onvoldoende aannemelijk geworden dat de wetenschap van [naam1] over het feit dat [geïntimeerde2] de woning voor vrienden wilden kopen aan [appellant] kan worden toegerekend in die zin dat dat ertoe dient te leiden dat [geïntimeerde2] niet zelf partij is geworden. Dat [geïntimeerde2] aan [naam1] had verteld dat hij de waterwoning voor anderen wilde kopen, betekent namelijk nog niet dat (ook) [appellant] wist of had moeten weten dat het bod dat vervolgens door [geïntimeerde2] werd uitgebracht namens vrienden van [geïntimeerde2] werd gedaan. Dat [appellant] [naam1] enige vertegenwoordigingsbevoegdheid had gegeven is onvoldoende aannemelijk geworden. Uit de verklaring van [naam1] volgt dat [appellant] [naam1] alleen had gevraagd om bij deze en gene “
op de steiger” na te gaan of er interesse bestond om de waterwoning te kopen, alvorens de verkoop aan een makelaar uit handen te geven. Fluminalis c.s. heeft gesteld dat [geïntimeerde2] dacht dat [naam1] de eigenaar van de woning was. Het hof acht dit gelet op de ingebrachte schriftelijke verklaring van [naam1] evenwel niet aannemelijk geworden. [naam1] heeft daarin namelijk verklaard dat hij aan [geïntimeerde2] had verteld dat hij verder met [appellant] zou moeten spreken en onderhandelen, omdat hij de eigenaar was. [naam1] heeft ook verklaard dat hij tegen [geïntimeerde2] heeft gezegd dat hij zijn bod zelf aan [appellant] moest bevestigen. Het hof gaat er daarom in dit kort geding van uit dat het voor [geïntimeerde2] voldoende duidelijk was dat hij met [appellant] zelf moest handelen. [geïntimeerde2] heeft in zijn e-mail van 9 juni 2023 niet aangegeven dat hij voor anderen optrad. Zelfs indien [appellant] van [naam1] zou hebben gehoord dat [geïntimeerde2] voor anderen wilde kopen, geldt dat uit de e-mail van [geïntimeerde2] niet valt af te leiden dat [geïntimeerde2] het bod ook daadwerkelijk namens anderen heeft uitgebracht. [appellant] mocht er daarom gerechtvaardigd op vertrouwen dat [geïntimeerde2] zijn contractspartij was.