ECLI:NL:GHARL:2024:4870

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
21-002381-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere aanrandingen en pogingen tot aanranding met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere aanrandingen en pogingen tot aanranding. De verdachte werd veroordeeld voor het aanranden van drie slachtoffers en twee pogingen tot aanranding van twee andere slachtoffers. Bij één van de slachtoffers heeft de verdachte ook zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt en geprobeerd haar wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van juli tot en met september 2020 schuldig heeft gemaakt aan een serie aanrandingen in de wijk [wijk 1] te [plaats]. De slachtoffers, allen vrouwen, werden onverwacht en onverhoeds benaderd en ten val gebracht. De verdachte heeft hen op de grond gehouden en geprobeerd hen te betasten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege opgelegd. De verdachte moet ook schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De zaak heeft veel impact gehad op de slachtoffers, die nog steeds kampen met psychische en fysieke klachten als gevolg van de daden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002381-22
Uitspraak d.d.: 23 juli 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 mei 2022 met parketnummer 16040655-21 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres] ,
op dit moment verblijvende in [verblijfplaats] .

1.Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden,
mr. R. Zilver en mr. D.N.A. Brouns, naar voren is gebracht.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van hetgeen door mr. F. ten Berge namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] naar voren is gebracht en van hetgeen door mevrouw [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij ‘ [benadeelde 5] ’ naar voren is gebracht.
3.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep ten aanzien van het onder 5 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde
De verdachte is door de rechtbank bij voornoemd vonnis vrijgesproken van (onder meer) het onder 5 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde. Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben tegen voornoemd vonnis onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Tegen de genoemde vrijspraken stond voor verdachte ingevolge artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) echter geen hoger beroep open. De verdachte zal om die reden in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal verklaard dat het openbaar ministerie geen grieven heeft tegen de, hiervoor genoemde, vrijspraken met betrekking tot de feiten 5 primair en 5 subsidiair. Met toepassing van artikel 416, derde lid, Sv zal het hoger beroep van de officier van justitie in zoverre niet-ontvankelijk verklaard worden.
Een en ander brengt mee dat de vordering tot schadevergoeding van [naam 2] niet aan het oordeel van het hof is onderworpen, zodat daarover geen beslissing kan worden genomen.

4.Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij voornoemd vonnis, voor zover in hoger beroep nog van belang, vrijgesproken van het onder 1, 4, 5 en 8 tenlastegelegde en de verdachte ter zake van het onder 2 primair, 3, 6 primair, 7 en 9 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank de terbeschikkingstelling van verdachte gelast en bevolen dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Verder heeft de rechtbank beslist over de inbeslaggenomen goederen en de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
Het hof heeft ambtshalve geconstateerd dat de rechtbank, in strijd met het bepaalde in artikel 345, derde lid, Sv, niet uiterlijk op de veertiende dag na de sluiting van het onderzoek uitspraak heeft gedaan, terwijl zij vervolgens, in strijd met het bepaalde in het vierde lid van voornoemd wetsartikel, heeft verzuimd om de zaak op de bestaande tenlastelegging opnieuw te onderzoeken. De verdediging en de advocaat-generaal hebben dit in hoger beroep niet aan de orde gesteld.
Het verzuim heeft evenwel nietigheid van het vonnis tot gevolg. Het hof zal het beroepen vonnis derhalve geheel vernietigen. Het hof zal de zaak zelf afdoen nu niet gebleken is van enig belang aan de zijde van de verdachte of de advocaat-generaal om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank. Het hof zal gelet op het voorgaande opnieuw rechtdoen.

5.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 31 juli 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [benadeelde 1] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte, altoen en aldaar:
- die [benadeelde 1] opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, benaderd en/of
- ( vervolgens) de bagagedrager van de fiets van die [benadeelde 1] (met kracht) vastgepakt, althans een duw gegeven, waardoor die [benadeelde 1] ten val kwam, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [benadeelde 1] (met haar fiets) ten val kwam, en/of
- ( vervolgens) bovenop, althans op, die [benadeelde 1] gaan liggen en/of heeft hij, verdachte, die [benadeelde 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, (opnieuw) tegen de grond geduwd en/of tegen de grond geduwd gehouden;
- ( vervolgens) met zijn, verdachtes, hand de mond en/of neus van die [benadeelde 1] (met kracht) dichtgehouden, althans heeft hij, verdachte, (met kracht) zijn hand voor de mond en/of neus van die [benadeelde 1] gehouden en/of
- die [benadeelde 1] in haar kruis gegrepen, in ieder geval heeft hij, verdachte, de vagina van die [benadeelde 1] (op de kleding) betast/aangeraakt en/of
- de borst(en) van die [benadeelde 1] (op de kleding) betast/aangeraakt;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 31 juli 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [benadeelde 1] heeft mishandeld, door de bagagedrager van de fiets van die [benadeelde 1] (met kracht) vast te pakken, waardoor die [benadeelde 1] (met haar fiets) ten val kwam, althans te veroorzaken dat die [benadeelde 1] (met haar fiets) ten val kwam, en/of door (vervolgens) op die [benadeelde 1] te gaan liggen en/of door (vervolgens) die [benadeelde 1] (met kracht) tegen de grond te duwen en/of geduwd te houden en/of door met zijn, verdachtes, hand de mond en/of neus van die [benadeelde 1] (met kracht) dicht te houden, althans door (met kracht) zijn, verdachtes, hand voor de mond en/of neus van die [benadeelde 1] te houden, ten gevolge waarvan die [benadeelde 1] pijn en/of letsel heeft bekomen;
2. primair
hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [benadeelde 2] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) te dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, altoen en aldaar:
- die [benadeelde 2] heeft opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, is benaderd en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 2] (met kracht) van haar fiets heeft geduwd, althans (met kracht) tegen haar bovenlichaam heeft geduwd, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat die [benadeelde 2] (met haar fiets) ten val kwam, en/of
- ( vervolgens) (met kracht) die [benadeelde 2] tegen/naar de grond heeft geduwd en/of (met kracht) tegen de grond geduwd heeft gehouden;
- ( vervolgens) bovenop, althans op, die [benadeelde 2] is gaan liggen, althans boven haar / over haar heen gebukt, is gaan en blijven staan, en/of
- ( vervolgens) met zijn, verdachtes, hand de mond van die [benadeelde 2] (met kracht) heeft dichtgehouden, althans (met kracht) zijn hand voor de mond van die [benadeelde 2] heeft gehouden, in ieder geval heeft geprobeerd dit te doen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [benadeelde 2] heeft mishandeld, door die [benadeelde 2] (met kracht) van haar fiets te duwen, althans te veroorzaken dat die [benadeelde 2] (met haar fiets) ten val kwam, en/of door (vervolgens) op die [benadeelde 2] te gaan liggen en/of door (vervolgens) die [benadeelde 2] (met kracht) tegen de grond te duwen en/of geduwd te houden en/of door met zijn, verdachtes, hand de mond van die [benadeelde 2] (met kracht) dicht te houden, althans door (met kracht) zijn, verdachtes, hand voor de mond van die [benadeelde 2] te houden, ten gevolge waarvan die [benadeelde 2] pijn en/of letsel heeft bekomen;
3.
hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het/een of meer misdrij(f)(ven), te weten het plegen van aanranding (art. 246 Sr.) en/of verkrachting (art. 242 Sr.) en/of vrijheidsberoving (art. 282 Sr.), toen en aldaar opzettelijk een voorwerp, (kennelijk) bestemd tot het begaan van die/dat misdrij(f)(ven), te weten een rol ducttape, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
4. primair
hij op of omstreeks 3 juli 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [benadeelde 3] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte, altoen en aldaar:
- die [benadeelde 3] (terwijl hij, verdachte, een masker, althans gelaatsbedekking, droeg) opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, benaderd en/of is hij, verdachte, achter die [benadeelde 3] aangerend en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 3] (met kracht) vastgepakt en/of pootje gehaakt en/of geduwd, waardoor die [benadeelde 3] ten val kwam, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [benadeelde 3] ten val kwam, en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 3] (met kracht) (al dan niet met zijn, verdachtes, knie) tegen de grond geduwd en/of tegen de grond geduwd gehouden;
- ( vervolgens) met zijn, verdachtes, hand de mond van die [benadeelde 3] (met kracht) dichtgehouden, althans heeft hij, verdachte, (met kracht) zijn hand voor de mond van die [benadeelde 3] gehouden en/of
- die [benadeelde 3] in haar kruis gegrepen, in ieder geval heeft hij, verdachte, de vagina van die [benadeelde 3] (op de kleding) betast/aangeraakt en/of
- in de borst(en) van die [benadeelde 3] geknepen, in ieder geval heeft hij, verdachte, de borst(en) van die [benadeelde 3] (op de kleding) betast/aangeraakt;
4. subsidiair
hij op of omstreeks 3 juli 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [benadeelde 3] heeft mishandeld, door die [benadeelde 3] vast te pakken en/of pootje te haken en/of te duwen, waardoor die [benadeelde 3] ten val kwam, althans te veroorzaken dat die [benadeelde 3] ten val kwam, en/of door (vervolgens) die [benadeelde 3] (al dan niet met zijn, verdachtes, knie) (met kracht) tegen de grond te duwen en/of geduwd te houden en/of door met zijn, verdachtes, hand de mond van die [benadeelde 3] (met kracht) dicht te houden, althans door (met kracht) zijn, verdachtes, hand voor de mond van die [benadeelde 3] te houden, ten gevolge waarvan die [benadeelde 3] pijn en/of letsel heeft bekomen;
6. primair
hij op of omstreeks 21 september 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [benadeelde 4] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte, altoen en aldaar:
- die [benadeelde 4] opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, benaderd en/of
- ( vervolgens) tegen die [benadeelde 4] aangesprongen en/of een stuk stof/sjaal/doek om die [benadeelde 4] gegooid / geworpen en/of
- ( vervolgens) (met kracht) die [benadeelde 4] tegen de grond geduwd, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [benadeelde 4] ten val kwam, en/of
- ( vervolgens) (met kracht) die [benadeelde 4] tegen/naar de grond geduwd en/of (met kracht) tegen de grond geduwd gehouden en/of
- ( vervolgens) boven / over die [benadeelde 4] gebukt gaan en blijven staan, en/of
- ( vervolgens) tegen die [benadeelde 4] gezegd “Kop dicht, mee komen”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde 4] in haar kruis gegrepen, in ieder geval heeft hij, verdachte, de vagina van die [benadeelde 4] (op de kleding) betast/aangeraakt en/of
- de borst(en) van die [benadeelde 4] (op de kleding) betast/aangeraakt;
6. subsidiair
hij op of omstreeks 21 september 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [benadeelde 4] heeft mishandeld, door die [benadeelde 4] (met kracht) tegen de grond te duwen/werken, in ieder geval te veroorzaken dat die [benadeelde 4] ten val kwam, en/of door die [benadeelde 4] (met kracht) tegen de grond te duwen en/of geduwd te houden, ten gevolge waarvan die [benadeelde 4] pijn en/of letsel heeft bekomen;
7.
hij op of omstreeks 26 september 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [benadeelde 5] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) te dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, altoen en aldaar:
- die [benadeelde 5] heeft opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, is benaderd en/of
- ( vervolgens) (met kracht) die [benadeelde 5] tegen de grond heeft geduwd / gewerkt, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [benadeelde 5] ten val kwam, en/of
- ( vervolgens) (met kracht) die [benadeelde 5] tegen/naar de grond heeft geduwd en/of (met kracht) tegen de grond geduwd heeft gehouden;
- ( vervolgens) met zijn, verdachtes, hand de mond van die [benadeelde 5] (met kracht) heeft dichtgehouden, althans (met kracht) zijn hand voor de mond van die [benadeelde 5] heeft gehouden, en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 5] aan haar arm, althans haar lichaam, heeft getrokken en/of die [benadeelde 5] in de richting van / naar de bossages heeft getrokken / gesleept / gebracht, althans heeft hij, verdachte, getracht die [benadeelde 5] naar de bossages te trekken / slepen / brengen en/of
- die [benadeelde 5] meermalen, althans eenmaal, tegen haar (boven)lichaam heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk misdrijf zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor die [benadeelde 5] , te weten (de gevolgen van) meerdere, althans een, gebroken rib(ben) en/of meerdere, althans een, ribfractu(u)r(en) (met dislocatie) en/of een hematopneumothorax, althans een klaplong, in ieder geval zwaar lichamelijk letsel;
8.
hij op of omstreeks 26 september 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [benadeelde 5] , opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden al dan niet met het oogmerk die [benadeelde 5] te dwingen iets te doen of niet te doen, altoen en aldaar:
- die [benadeelde 5] heeft opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, is benaderd en/of
- ( vervolgens) (met kracht) die [benadeelde 5] tegen de grond heeft geduwd / gewerkt, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [benadeelde 5] ten val kwam, en/of
- ( vervolgens) (met kracht) die [benadeelde 5] tegen/naar de grond heeft geduwd en/of (met kracht) tegen de grond geduwd heeft gehouden;
- ( vervolgens) met zijn, verdachtes, hand de mond van die [benadeelde 5] (met kracht) heeft dichtgehouden, althans (met kracht) zijn hand voor de mond van die [benadeelde 5] heeft gehouden, en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 5] aan haar arm, althans haar lichaam, heeft getrokken en/of die [benadeelde 5] in de richting van / naar de bossages heeft getrokken / gesleept / gebracht, althans heeft hij, verdachte, getracht die [benadeelde 5] naar de bossages te trekken / slepen / brengen, en/of
- die [benadeelde 5] meermalen, althans eenmaal, tegen haar (boven)lichaam heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
welk misdrijf zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor die [benadeelde 5] , te weten (de gevolgen van) meerdere, althans een, gebroken rib(ben) en/of meerdere, althans een, ribfractu(u)r(en) (met dislocatie) en/of een hematopneumothorax, althans een klaplong, in ieder geval zwaar lichamelijk letsel;
9. primair
hij op of omstreeks 26 september 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een persoon, genaamd [benadeelde 5] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (de gevolgen van) meerdere, althans een, gebroken rib(ben) en/of meerdere, althans een, ribfractu(u)r(en) (met dislocatie) en/of een hematopneumothorax, althans een klaplong, heeft toegebracht door die [benadeelde 5] (met kracht) tegen de grond te duwen / werken, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [benadeelde 5] ten val kwam, en/of door (met kracht) die [benadeelde 5] tegen/naar de grond te duwen en/of door (met kracht) tegen de grond geduwd te houden en/of door die [benadeelde 5] aan haar arm, althans haar lichaam, te trekken / slepen en/of door die [benadeelde 5] meermalen, althans eenmaal, tegen haar (boven)lichaam te schoppen en/of te slaan;
9. subsidiair
hij op of omstreeks 26 september 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [benadeelde 5] heeft mishandeld, door die [benadeelde 5] (met kracht) tegen de grond te duwen / werken, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [benadeelde 5] ten val kwam, en/of door (met kracht) die [benadeelde 5] tegen/naar de grond te duwen en/of door (met kracht) tegen de grond geduwd te houden en/of door die [benadeelde 5] aan haar arm, althans haar lichaam, te trekken / slepen en/of door die [benadeelde 5] meermalen, althans eenmaal, tegen haar (bovenlichaam te schoppen en/of te slaan, ten gevolge waarvan die [benadeelde 5] pijn en/of letsel heeft bekomen, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (de gevolgen van) meerdere, althans een, gebroken rib(ben) en/of meerdere, althans een, ribfractu(u)r(en) (met dislocatie) en/of een hematopneumothorax, althans een klaplong, in ieder geval zwaar lichamelijk letsel, ten gevolge heeft.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
6.
Overweging met betrekking tot het bewijs
6.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 4 tenlastegelegde wegens onvoldoende bewijs. De advocaat-generaal heeft voorts het standpunt ingenomen dat het onder 2 primair, 3, 6 primair, 7, 8 en 9 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De advocaten hebben het standpunt ingenomen dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De verweren van de verdediging zullen indien relevant uitgebreider worden besproken onder ‘Oordeel van het hof’.
6.3
Oordeel van het hof [1]
6.3.1
De zaak ‘ [benadeelde 5] ’ (feiten 7, 8 en 9)
Op zaterdag 26 september 2020 om 07:32 uur werd een telefonische melding gedaan bij de meldkamer. ‘ [benadeelde 5] ’ meldde dat zij is aangevallen door een man met een hoodie in het [park] in de [locatie] . [2] In het informatief gesprek verklaart ‘ [benadeelde 5] ’ dat zij in het park walnoten aan het rapen was en dat zij op een gegeven moment op een halve meter afstand iemand achter een boom zag staan. Ze zei “hoi” maar de man zei niets terug. Vervolgens kwam de man achter de boom vandaan en belaagde haar. Ze is gaan gillen, slaan, schoppen en in het wilde weg gaan maaien. De man kreeg haar tegen de grond. [3] Toen zij op de grond in een foetushouding lag, trapte de man als een malle in op haar ribbenkast. [4] Hij probeerde zijn hand op haar mond te doen. Hij pakte haar bij beide polsen vast en sleepte haar mee richting de bramenstruik. Op een gegeven moment liet de man haar los. Hij liep naar zijn fiets en fietste weg. De man heeft de hele tijd niets gezegd. De man was iets kleiner dan 1.85 meter, blank, vadsig, droeg een grijze hoodie, donkere handschoenen, capuchon over zijn hoofd en mondbedekking. [5] Bij de rechter-commissaris heeft ‘ [benadeelde 5] ’ verklaard dat zij in het gezicht van de dader heeft gegraaid en daarbij iets heeft stuk gemaakt en iets heeft geraakt. [6]
‘ [benadeelde 5] ’ heeft door de aanval verwondingen opgelopen, namelijk meerdere ribfracturen, waarvan één met dislocatie, en een hematopneumothorax (klaplong met bloed). Zij heeft op 28 september 2020 een operatie ondergaan en heeft tien dagen in het ziekenhuis gelegen. [7]
De politie heeft bemonsteringen van de nagels en vingers van ‘ [benadeelde 5] ’ veiliggesteld. [8] De
nagelbemonsteringen van de rechterhand van ‘ [benadeelde 5] ’ zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderworpen aan een DNA-onderzoek. [9] Uit één van de bemonsteringen heeft het NFI een DNA-mengproflel van minimaal drie personen verkregen. Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer ‘ [benadeelde 5] ’, verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer ‘ [benadeelde 5] ’ en twee willekeurige onbekende personen.
Uit twee andere bemonsteringen heeft het NFI een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen verkregen. Voor elk van deze bemonsteringen geldt dat, volgens het NFI, de bevindingen van het onderzoek meer dan één miljard keer waarschijnlijker zijn
wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer ‘ [benadeelde 5] ’ en verdachte, dan wanneer de
bemonstering DNA bevat van slachtoffer ‘ [benadeelde 5] ’ en een willekeurige onbekende persoon. [10]
Tussenconclusie
Het hof concludeert dat onder de nagels DNA van verdachte is aangetroffen. Dit betreft een daderspoor nu het DNA is aangetroffen onder de nagels van ‘ [benadeelde 5] ’ en zij heeft verklaard dat zij de dader heeft gekrabd en daarbij iets heeft geraakt. Dat bij verdachte in die periode geen krassen in zijn gezicht zijn gezien, zoals aangevoerd door de verdediging, leidt niet tot de conclusie dat verdachte niet de dader is geweest. Het is immers ook mogelijk dat ‘ [benadeelde 5] ’ lichaamsmateriaal van de dader onder haar nagels heeft gekregen, zonder dat daarbij zichtbaar letsel is ontstaan bij de dader. Verdachte heeft telkens verklaard dat hij geen idee heeft hoe zijn DNA onder de nagels van ‘ [benadeelde 5] ’ is gekomen. Verdachte heeft aldus geen redelijke, verifieerbare, de redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA. Dat het DNA van verdachte op een ander moment onder de nagels van ‘ [benadeelde 5] ’ is terechtgekomen, zoals door de verdediging is betoogd, bijvoorbeeld via de picknicktafel waaraan ‘ [benadeelde 5] ’ na de aanval heeft gezeten, acht het hof niet aannemelijk geworden.
Verdachte past qua uiterlijk in het signalement dat door ‘ [benadeelde 5] ’ van de dader is gegeven. Dat ‘ [benadeelde 5] ’ de dader als Kaukasisch of Hollands blank heeft omschreven, sluit verdachte geenszins uit als dader. In de woordelijk uitgewerkte tweede verklaring heeft ‘ [benadeelde 5] ’ immers verklaard dat ze met Kaukasisch het hele blanke ras bedoelt. [11]
Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van het hof vast dat verdachte de dader is geweest. Het hof stelt vast dat de intentie van verdachte seksueel van aard was. Het hof zal op dit punt verderop in het arrest nog nader ingaan.
Het hof acht, gelet op de aard van het letsel, het noodzakelijke operatieve ingrijpen en de duur van het verblijf in het ziekenhuis, bewezen dat verdachte ‘ [benadeelde 5] ’ zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 8)
Het hof stelt voorop dat van een wederrechtelijke vrijheidsberoving ook sprake kan zijn indien iemand een dreigende situatie doet ontstaan waaraan het slachtoffer zich niet kan onttrekken. Met betrekking tot de vraag of een zeer korte beperking van de vrijheid als wederrechtelijk vrijheidsberoving kan worden aangemerkt, wordt in de jurisprudentie een lage drempel aangehouden. Voor wat betreft vrijheidsberoving doelt de wetgever op het iemand doen vertoeven, zonder dat de dader daartoe gerechtigd is, op een plaats waarvan of waaruit deze zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen, ook al bestaat bij de dader niet het opzet de toestand van vrijheidsbeneming zich te doen uitstrekken over een tijd langer dan enige minuten. [12]
Het hof is van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat de handelingen van verdachte erop waren gericht ‘ [benadeelde 5] ’ wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd te (gaan) houden en dat het voornemen daartoe zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Verdachte heeft ‘ [benadeelde 5] ’ immers bij beide polsen beetgepakt en meegesleept richting een bramenstruik, waar verdachte en ‘ [benadeelde 5] ’ minder zichtbaar zouden zijn. Dat er geen sprake is van een voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving, is te danken aan haar hevige verzet tegen het handelen van verdachte.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat het handelen van verdachte zowel voor wat betreft de aard als de duur in de gegeven omstandigheden een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van ‘ [benadeelde 5] ’ oplevert.
6.3.2
Zaak [benadeelde 2] (feiten 2 en 3)
Op 1 augustus 2020 rond vier uur ’s nachts fietste [benadeelde 2] door het [park] in de [locatie] . Toen ze op het [straat 1] fietste, werd ze opeens van rechts van haar fiets geduwd waardoor ze op de grond viel. Er kwam een man boven haar. Ze sloeg en schopte de man. De man wilde zijn hand voor haar mond doen. Ze heeft in zijn hand gebeten en is blijven slaan en schoppen. Ze weet niet zeker of het bijten in een blote hand was of in een handschoen. De man rende na een tijdje opeens weg. Ze heeft niet geregistreerd dat de man iets heeft gezegd. [benadeelde 2] heeft haar spullen gepakt die op de grond waren gevallen. Ze heeft ook een rol duct tape gepakt die vlakbij haar spullen op de grond lag. De rol duct tape was niet van haar. Ze heeft de rol duct tape in het krat voorop haar fiets gedaan. [13] De man was rond de 1.80 meter lang, had brede schouders, droeg een joggingbroek en zwarte hoodie met capuchon over zijn hoofd. [14] [benadeelde 2] heeft verklaard dat het tijdens het voorval regende. Ze had schaafwonden op haar ellebogen, knie en schouder, een blauw plek onder haar oog en op haar neusbrug en schaafwondje boven haar lip. Haar rug voelde beurs. [15]
De politie heeft de rol duct tape in beslag genomen. [16] Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat zij de rol duct tape uit het fietskrat van aangeefster heeft gehaald en dat de rol duct tape op het oog droog was. [17]
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar sporen op de rol duct tape. Uit een spoor op de randen van de rol tape werd een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. [18] Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. [19]
Uit een spoor op de plakzijde van de buitenste wikkel tape werd een DNA-mengprofiel verkregen. Een relatief grote hoeveelheid DNA (afgeleid DNA-hoofdprofiel) kan afkomstig zijn van onbekende man A. Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van onbekende man A, dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon. [20]
Het NFI heeft op grond van vergelijkend DNA-onderzoek geconcludeerd dat verdachte en
‘onbekende man A’ dezelfde persoon kunnen zijn. Dit betekent dat de bewijskracht ten
aanzien van verdachte voor de betreffende bemonstering eveneens meer dan 1 miljard is. [21]
Het NFI heeft ook (onder andere) twee vingersporen op de rol duct tape onderzocht en deze
vergeleken met de vingerafdrukken van verdachte. Er zijn meerdere overeenkomsten gevonden tussen het spoor AANR4652NL#D03 en de vingerafdruk van de rechtermiddelvinger van verdachte. Er zijn geen dactyloscopische verschillen te zien. Het NFI concludeert dat de bevindingen van het onderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer het spoor AANR4652NL#D03 afkomstig is van verdachte, dan wanneer het spoor afkomstig is van een willekeurige andere persoon.
Er zijn meerdere overeenkomsten gevonden tussen het spoor AANR4652NL#D04 en de vingerafdruk van de linkerduim van verdachte. Er zijn geen dactyloscopische verschillen te zien. Het NFI concludeert dat de bevindingen van het onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer het spoor AANR4652NL#D04 afkomstig is van verdachte, dan wanneer het spoor afkomstig is van een willekeurige andere persoon. [22]
Tussenconclusie
Het hof concludeert dat de rol duct tape door de dader is achtergelaten. Het hof komt tot deze conclusie omdat de rol duct tape bij de spullen van [benadeelde 2] op de grond lag. Het regende op dat moment en de rol duct tape oogde droog. Als de rol duct tape daar al langer had gelegen, is het aannemelijk dat in ieder geval de kartonnen binnenkant van de rol duct tape nat was geweest. De raadsman heeft in zijn pleidooi opgemerkt dat door de officier van justitie aan verbalisant [verbalisant] is gevraagd of de rol duct tape ‘op het oog droog was’. De raadsman heeft daarmee geïmpliceerd dat de vraagstelling van de officier van justitie sturend is geweest. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 20 januari 2022 blijkt dit echter niet. In dat proces-verbaal staat vermeld dat de officier van justitie aan [verbalisant] heeft gevraagd of de rol duct tape vochtig of droog was ten tijde van de inbeslagname. Verbalisant [verbalisant] heeft in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2023 uitgelegd hoe het kan dat zij zich anderhalf jaar na de inbeslagname van de rol duct tape nog kon herinneren dat deze droog was. Zij heeft verklaard dat zij nog niet eerder een zedenzaak met een grote impact had gehad en dat het incident indruk op haar heeft gemaakt waardoor het haar is bijgebleven. Het hof heeft, mede gelet op deze uitleg, geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de waarneming van verbalisant [verbalisant] .
Op de rol duct tape zijn DNA en vingerafdrukken van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft geen redelijke, verifieerbare, ontzenuwende verklaring gegeven voor het aantreffen van een rol duct tape met daarop zijn DNA en vingerafdrukken op de plaats delict.
Verdachte past voorts past qua uiterlijk in het signalement dat door [benadeelde 2] van de dader is gegeven.
Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van het hof vast dat verdachte de dader is geweest. Het hof stelt vast dat de intentie van verdachte seksueel van aard was. Het hof zal op dit punt verderop in het arrest nog nader ingaan.
Het hof zal verdachte vrijspreken van de onder 3 ten laste gelegde voorbereiding van een aanranding en/of verkrachting en/of vrijheidsberoving door het voorhanden hebben van een rol duct tape. De duct tape is niet gebruikt tijdens de poging tot aanranding van slachtoffer [benadeelde 2] . [benadeelde 2] beschrijft niets over handelingen van verdachte met de rol duct tape. Ten aanzien van de rol duct tape is enkel vast te stellen dat deze na de poging tot aanranding op de grond lag. Aldus is niet in voldoende mate vast te stellen met welke intentie de verdachte de rol duct tape voorhanden heeft gehad, zodat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
6.3.3
Zaak [benadeelde 4] (feit 6)
Op maandag 21 september 2020 liep [benadeelde 4] omstreeks 22:24 over de [straat 2] te [plaats] . Vlak voor de fietstunnel in de wijk [wijk 1] onder de [straat 3] richting de wijk [wijk 2] sprong iemand tegen haar aan [23] en kreeg zij van achteren een stoffen doek of sjaal over zich heen. Ze werd met die sjaal of doek met [benadeelde 4] kracht achterover naar de grond getrokken. Aangeefster verzette zich en begon van zich af te slaan. Een man zei tegen haar “Kop dicht en mee komen”. [24] Aangeefster vroeg hem wat hij wilde hebben en probeerde haar telefoon te pakken om aan de man te geven, maar daar reageerde hij niet op. Er volgde een worsteling op de grond. De man hield haar naar beneden gedrukt en hij stond over haar heen. Op enig moment greep de dader haar heel hard in haar kruis. Daarna liet hij haar los en rende weg. [25] De dader had een vest met een rits en een capuchon, een donkere doek voor zijn gezicht, hij droeg handschoenen, een zwarte broek en hij had een breed postuur. Het vest was zwart/grijs, een beetje valig met cijfers/letters erop gestikt. De dader had meerdere lagen kleding aan of hij had een buikje. [26] Volgens [benadeelde 4] was de dader tussen de 1.85 en 1.90 meter lang. [27] De dader heeft haar rugzak aangeraakt. [28] [benadeelde 4] had beurse en blauwe plekken op haar ellebogen, een schram op haar heup en last van haar venusheuvel bot. [29]
Bij de rechter-commissaris heeft [benadeelde 4] verklaard dat zij de rugzak die zij op de avond van 21 september 2020 droeg niet vaak gebruikte en dat zij de jas die zij die avond aan had ongeveer één keer per week droeg. [30]
De politie heeft de jas en rugzak die [benadeelde 4] droeg in beslag genomen. [31]
Het NFI heeft meerdere bemonsteringen van de jas en de rugzak onderzocht.
Uit bemonsteringen van de rechtermanchet en mouw ter hoogte van de rechteronderarm van de jas is een DNA-mengprofiel van ten minste drie personen verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van slachtoffer [benadeelde 4] , getuige [getuige 1] en verdachte. Voor beide bemonsteringen geldt dat de bevindingen van het onderzoek meer dan één miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [benadeelde 4] , verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [benadeelde 4] en drie willekeurige onbekende personen.
Uit de bemonstering van de mouw ter hoogte van de linkerbovenarm van de jas is een DNA-mengprofiel van ten minste drie personen verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van slachtoffer [benadeelde 4] , getuige [getuige 1] en verdachte. Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek ongeveer één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [benadeelde 4] , verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [benadeelde 4] en twee willekeurige onbekende personen.
Uit de bemonstering van de mouw ter hoogte van de linkeronderarm van de jas is een DNA-mengprofiel van ten minste drie personen verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van slachtoffer [benadeelde 4] , getuige [getuige 1] en verdachte. Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [benadeelde 4] , verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [benadeelde 4] en twee willekeurige onbekende personen.
Uit de bemonstering van de voorzijde/bovenzijde van de rugtas is een DNA-mengprofiel van ten minste vier personen verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van slachtoffer [benadeelde 4] , getuige [getuige 1] , verdachte en minimaal één onbekende persoon. Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [benadeelde 4] , verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [benadeelde 4]
en drie willekeurige onbekende personen. [32]
Tussenconclusie
Het hof komt tot de conclusie dat op de jas en de rugtas van slachtoffer [benadeelde 2] DNA van verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft telkens verklaard dat hij niet weet hoe zijn DNA op de jas en rugtas van [benadeelde 4] is terechtgekomen. Verdachte heeft aldus geen redelijke, verifieerbare, de redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de jas en rugtas van [benadeelde 2] . Dat zijn DNA op een ander moment op de betreffende jas en rugtas is terechtgekomen, acht het hof niet aannemelijk geworden.
De verdediging heeft aangevoerd dat het signalement dat [benadeelde 4] van de dader heeft gegeven, niet past bij verdachte. Het hof volgt dit verweer niet. [benadeelde 4] heeft de lengte van de dader geschat op 1.85 tot 1.90 meter. Dit komt overeen met verdachte’s eigen inschatting van zijn lengte, namelijk 1.85 meter. [33] Ook voor het overige sluit het door [benadeelde 4] gegeven signalement verdachte niet uit als dader. De verdediging heeft verder aangevoerd dat verdachte circa twintig minuten later op camerabeelden van het BP tankstation is te zien in geheel andere kleding dan de dader. Voor zover de verdediging daarmee heeft willen aanvoeren dat verdachte de dader niet geweest kan zijn, volgt het hof dit verweer niet. Gelet op de afstand tussen de plaats delict en het BP tankstation en het gegeven dat verdachte zich op de fiets heeft begeven naar het tankstation, is het zeer goed mogelijk dat hij zich eerst heeft ontdaan van kledingstukken dan wel heeft omgekleed voordat hij naar het tankstation is gefietst. De verdediging heeft daartegen aangevoerd dat ondanks intensieve zoektochten rond de plaats delict geen kleding is gevonden. Het hof verwerpt ook dit verweer. Dat de politie die kleding niet heeft gevonden, wil niet zeggen dat verdachte zich dus niet kan hebben ontdaan van kleding.
Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van het hof vast dat verdachte de dader is geweest. Het hof stelt vast dat de intentie van verdachte seksueel van aard was. Het hof zal op dit punt verderop in het arrest nog nader ingaan.
6.3.4
DNA-mengprofielen
Door de verdediging is aangevoerd dat aan het aantreffen van het DNA van verdachte niet te veel bewijswaarde moet worden gegeven nu sprake is van DNA-mengprofielen. Volgens de verdediging is het ook mogelijk dat in die mengprofielen DNA-sporen zitten van de werkelijke dader zonder dat dat uit het DNA-onderzoek naar voren is gekomen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Er is in de zaken van drie slachtoffers, die op verschillende plekken en op verschillende tijdstippen slachtoffer zijn geworden van een zedendelict, DNA van verdachte aangetroffen waarbij telkens sprake is van een zeer hoge bewijskracht. Bovendien is in de zaak van [benadeelde 2] niet alleen DNA van verdachte aangetroffen maar ook vingerafdrukken van hem op de door de dader achtergelaten rol duct tape, eveneens met een hoge bewijskracht. Het hof heeft onder deze omstandigheden geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten van het NFI, zodat het verweer wordt verworpen.
6.3.5
Zaken [benadeelde 1] en [benadeelde 3]
Op 21 augustus 2020 heeft [benadeelde 1] aangifte gedaan van een poging verkrachting op 31 juli 2020 rond 3:45 uur. [34] Zij fietste op voornoemd tijdstip via het [park] in [plaats] naar haar woning. Toen zij halverwege op het [straat 1] langs het spoor fietste, pakte iemand haar fiets vast bij de bagagedrager. Ze viel om en er kwam gelijk een man boven op haar. Hij greep gelijk naar haar kruis. [35] De man deed zijn hand voor haar mond. Hij heeft niets gezegd. [benadeelde 1] is op hem in gaan trappen en gaan gillen. De man duwde haar weer op de grond. Er volgde een worsteling. Op een gegeven moment rende hij weg. De man droeg een zwarte/donkere hoodie met capuchon, een zwarte joggingsbroek, een doek of sjaal voor zijn mond en handschoenen. Qua postuur was de man best groot en breed, een kop groter dan zijzelf. [benadeelde 1] is 1.70 meter. Hij was of gespierd of dikkig. [36] Ze heeft de man niet zien aankomen, dus hij kwam van achteren. [37] Ze heeft blauwe plekken op haar benen aan de aanval overgehouden en last van haar rug, stuitje en neus. [38]
[benadeelde 3] heeft op 3 juli 2020 aangifte gedaan van aanranding. [benadeelde 3] liet die ochtend rond 07:15 uur haar honden uit aan het [straat 4] te [plaats] , nabij de voetbalvelden. Op een gegeven moment merkte ze dat er een gemaskerde man achter haar liep. [benadeelde 3] begon te rennen, maar de man haalde haar in. Ze belandde op de grond. Ze lag in het gras op haar rug. De man knielde aan haar rechterzijde. Ze begon te gillen. De man betastte vervolgens haar kruis. Hij pakte haar beide borsten vast. De man drukte vervolgens haar mond dicht en hij kneep heel hard in haar linker borst. Hij kneep de hele tijd in haar borst. Ze heeft de man niet horen spreken. Plotseling stond de man op en rende weg. De man had een breed postuur en een hangbuikje. Hij droeg een huidkleurig, oude mannen masker. De man droeg een zwarte sweater met capuchon over zijn hoofd en een zwarte broek. Hij was groter dan 1.72 meter en hij voelde een beetje als een gezet persoon. [39] [benadeelde 3] is niet zeker of de dader handschoenen aan had of niet. [40] [benadeelde 3] had na de aanval nog lang pijn aan haar borst. [41]
Getuige [getuige 2] , een ex-vriendin van verdachte, heeft verklaard dat zij in de zomerperiode van 2020 in de woning van verdachte een huidkleurig masker op tafel heeft zien liggen. Toen zij aan verdachte vroeg wat dat was, zei verdachte dat hij daar [naam 3] mee had laten schrikken. [42]
In de zaak van [benadeelde 1] is geen forensisch onderzoek verricht. In de zaak van [benadeelde 3] heeft wel forensisch onderzoek plaatsgevonden. Op het vest van [benadeelde 3] is ter hoogte van de linkerborst DNA aangetroffen van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI) heeft onderzoek gedaan naar dit DNA-spoor maar er werd geen match gevonden met verdachte. Uit eerder onderzoek van TMFI blijkt dat de man van [benadeelde 3] de donor zou kunnen zijn van een geringe hoeveelheid celmateriaal in de bemonstering. Bij de aanname dat dat het geval is, zijn de resterende DNA-kenmerken niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek. Anders dan de raadsman in zijn pleidooi lijkt te stellen, overweegt het hof dat uit dit DNA-spoor geen conclusies kunnen worden getrokken en dat deze onderzoeksresultaten noch belastend noch ontlastend zijn voor verdachte.
Schakelbewijs
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is het toegestaan om bewijsmiddelen die ten grondslag zijn gelegd aan de bewezenverklaring van een strafbaar feit, mede te gebruiken als bewijs voor andere – soortgelijke – strafbare feiten, mits uit die bewijsmiddelen blijkt van een specifiek gedragspatroon van de verdachte dat op essentiële punten overeenkomsten vertoont met de gang van zaken bij het te bewijzen feit.
Zoals hiervoor is overwogen acht het hof bewezen dat verdachte de dader is in de zaken van ‘ [benadeelde 5] ’, [benadeelde 4] en [benadeelde 2] . Verdachte heeft zich dus in de zomer/nazomer van 2020 schuldig gemaakt aan het plegen van zedendelicten in de wijk [wijk 1] in [plaats] . Het hof stelt vervolgens vast dat de drie zelfstandig bewezen feiten een consistent patroon in het handelen van verdachte tonen, dat het ook in het geval van [benadeelde 1] en [benadeelde 3] telkens om zedendelicten gaat en dat deze beide feiten wat betreft de manier van handelen op essentiële punten een grote mate van overeenkomst met de andere drie (poging tot) aanrandingen en met elkaar vertonen.
Het hof stelt in dat verband vast dat alle feiten in dezelfde periode (zomer/nazomer van 2020) en in dezelfde omgeving hebben plaatsgevonden, te weten in de wijk [wijk 1] te [plaats] . Om precies te zijn gaat het om twee verschillende plekken binnen die wijk, namelijk, in het geval van [benadeelde 2] , [benadeelde 1] en ‘ [benadeelde 5] ’, (nabij) het [park] en, in het geval van [benadeelde 4] en [benadeelde 3] , nabij de voetbalvelden van [voetbalclub] aan het [straat 4] en de fietstunnel tussen [wijk 1] en [wijk 2] (de [straat 2] ). Dit betreffen beide gebieden waar verdachte iets mee heeft. Zijn ouderlijk huis ligt tegen de rand van het [park] [43] en verdachte heeft gevoetbald bij [voetbalclub] [44] .
Verder stelt het hof vast dat in alle gevallen de feiten plaatsvonden op momenten waarop het rustig was op straat, dat de vrouwelijke slachtoffers telkens alleen liepen of fietsten, dat bij alle slachtoffers sprake was van graaien/betasten/worstelen, dat alle slachtoffers ten val werden gebracht door de dader, dat de dader telkens te voet was toen hij de slachtoffers benaderde, dat hij telkens uit het niets tevoorschijn kwam (vanachter het slachtoffer dan wel vanachter een boom), dat in alle gevallen de dader de hand op de mond van het slachtoffer deed of probeerde te doen (vermoedelijk om te beletten dat ze geluid maakten), dat in alle gevallen de dader weinig tot niets zei en dat in alle gevallen de dader plotseling vertrok (kennelijk zonder een duidelijke aanleiding).
Het hof acht dit specifieke gedragspatroon (modus operandi) redengevend voor het bewijs.
Het hof acht voor het bewijs voorts redengevend dat de door de slachtoffers opgegeven signalement van de dader een aantal belangrijke overeenkomsten vertoont. Alle slachtoffers spreken over een man met een breed postuur of brede schouders. Daarnaast droeg de dader in alle gevallen een donkere hoodie/vest met capuchon over het hoofd, mond-/gezichtsbedekking en in zeker drie gevallen handschoenen (in de andere twee gevallen zijn de slachtoffers niet zeker of de dader handschoenen droeg). Hoewel er ook enkele (kleine) verschillen zijn in de signalementen, is in geen van de zaken een zodanig signalement gegeven dat daaruit de conclusie moet volgen dat sprake is van een andere dader. Met name als het gaat om de lengte zijn er wat verschillen, maar dit is te verklaren door het feit dat lengte met het blote oog lastig is in te schatten, al helemaal in de omstandigheden waarin de slachtoffers zich bevonden. Voorts valt verdachte qua lengte wel binnen de range die door de slachtoffers is gegeven (tussen 1.75-1.90 meter).
Het hof overweegt in dit verband dat de onderdelen van het signalement dat door de slachtoffers is opgegeven ieder op zichzelf genomen wellicht weinig typerend zijn, maar dat de combinatie van alle kenmerken, in samenhang bezien, een overtuigend geheel vormen in de zin dat het steeds om dezelfde persoon gaat.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, naast de zaken ‘ [benadeelde 5] , [benadeelde 4] en [benadeelde 2] , ook de dader is in de zaken van [benadeelde 1] en [benadeelde 3] .
Het hof verwerpt derhalve het door de raadsman gevoerde verweer met betrekking tot het gebruik maken van schakelbewijs.
6.3.6
Seksuele intentie
In de zaken van [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 1] was duidelijk sprake van een seksuele intentie, nu verdachte in die zaken de slachtoffers in het kruis heeft gegrepen en, in het geval van [benadeelde 3] , tevens in de borsten heeft geknepen.
Het hof acht dit ook redengevend voor het bewijs in de zaken van [benadeelde 2] en ‘ [benadeelde 5] ’ dat sprake was van seksuele intentie bij verdachte. In geen enkele zaak is gebleken van een ander motief bij verdachte. Voor zover aangeefsters goederen van enige waarde bij zich hadden, blijkt uit hun verklaringen nergens dat verdachte heeft getracht iets van hen af te pakken. Tot slot kan ook uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte worden afgeleid dat zijn intentie seksueel van aard was. Ook in de gevallen van [benadeelde 2] en ‘ [benadeelde 5] ’ gaat het om vrouwen die alleen in het park waren, onverhoeds benaderd werden, waarbij het voor verdachte van belang was dat hij de vrouwen fysiek overmeesterde (hij bracht ze ten val en kwam met zijn lichaam boven het slachtoffer) en dat de vrouwen stil waren (door (te proberen) een hand op de mond te doen).
6.3.7
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding van [benadeelde 1] , poging tot aanranding van [benadeelde 2] , aanranding van [benadeelde 3] , aanranding van [benadeelde 4] , poging tot aanranding met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg van ‘ [benadeelde 5] ’, poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg van ‘ [benadeelde 5] ’ en zware mishandeling van ‘ [benadeelde 5] ’.

7.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 4 primair, 6 primair, 7, 8 en 9 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op 31 juli 2020 te [plaats] [benadeelde 1] door geweld heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte, toen en aldaar:
- die [benadeelde 1] onverwachts en onverhoeds, benaderd en
- vervolgens de bagagedrager van de fiets van die [benadeelde 1] vastgepakt, waardoor die [benadeelde 1] ten val kwam, en
- vervolgens bovenop die [benadeelde 1] gaan liggen en heeft hij, verdachte, die [benadeelde 1] opnieuw tegen de grond geduwd en/of tegen de grond geduwd gehouden;
- vervolgens heeft hij, verdachte, zijn hand voor de mond van die [benadeelde 1] gehouden en
- die [benadeelde 1] in haar kruis gegrepen ;
2. primair
hij op 1 augustus 2020 te [plaats] ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om [benadeelde 2] door geweld te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, toen en aldaar:
- die [benadeelde 2] onverwachts en onverhoeds, heeft benaderd en
- vervolgens die [benadeelde 2] (met kracht) van haar fiets heeft geduwd en
- vervolgens boven haar/over haar heen gebukt, is gaan en blijven staan, en
- vervolgens zijn hand voor de mond van die [benadeelde 2] heeft gehouden, in ieder geval heeft geprobeerd dit te doen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. primair
hij op 3 juli 2020 te [plaats] [benadeelde 3] door geweld heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte, toen en aldaar:
- die [benadeelde 3] , terwijl hij, verdachte, een masker droeg, onverwachts en onverhoeds benaderd en is hij, verdachte, achter die [benadeelde 3] aangerend en
- vervolgens heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [benadeelde 3] ten val kwam, en
- vervolgens die [benadeelde 3] tegen de grond geduwd gehouden;
- vervolgens met zijn, verdachtes, hand de mond van die [benadeelde 3] dichtgehouden en
- die [benadeelde 3] in haar kruis gegrepen en
- in de borsten van die [benadeelde 3] geknepen;
6. primair
hij op 21 september 2020 te [plaats] [benadeelde 4] door geweld heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte, toen en aldaar:
- die [benadeelde 4] onverwachts en onverhoeds benaderd en
- vervolgens tegen die [benadeelde 4] aangesprongen en een stuk stof/sjaal/doek om die [benadeelde 4] gegooid en
- vervolgens die [benadeelde 4] tegen de grond geduwd, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [benadeelde 4] ten val kwam, en
- vervolgens die [benadeelde 4] tegen de grond geduwd gehouden en
- vervolgens over die [benadeelde 4] blijven staan, en
- vervolgens tegen die [benadeelde 4] gezegd “Kop dicht, mee komen”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en
- die [benadeelde 4] in haar kruis gegrepen;
7.
hij op 26 september 2020 te [plaats] ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om [benadeelde 5] door geweld te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, toen en aldaar:
- die [benadeelde 5] onverwachts en onverhoeds heeft benaderd en
- vervolgens die [benadeelde 5] tegen de grond heeft gewerkt en
- vervolgens die [benadeelde 5] tegen de grond geduwd heeft gehouden;
- vervolgens zijn hand voor de mond van die [benadeelde 5] heeft gehouden, en
- vervolgens die [benadeelde 5] aan haar armen heeft getrokken en die [benadeelde 5] in de richting van de bosschages heeft gesleept en
- die [benadeelde 5] meermalen tegen haar bovenlichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk misdrijf zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor die [benadeelde 5] , te weten (de gevolgen van) meerdere gebroken ribben en een ribfractuur met dislocatie en een hematopneumothorax;
8.
hij op 26 september 2020 te [plaats] ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om [benadeelde 5] , opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid te beroven al dan niet met het oogmerk om die [benadeelde 5] te dwingen iets te doen of niet te doen, toen en aldaar:
- die [benadeelde 5] onverwachts en onverhoeds heeft benaderd en
- vervolgens die [benadeelde 5] tegen de grond heeft gewerkt en
- vervolgens die [benadeelde 5] tegen de grond geduwd heeft gehouden;
- vervolgens zijn hand voor de mond van die [benadeelde 5] heeft gehouden, en
- vervolgens die [benadeelde 5] aan haar armen, heeft getrokken en die [benadeelde 5] in de richting van de bosschages heeft gesleept en
- die [benadeelde 5] meermalen tegen haar bovenlichaam heeft,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk misdrijf zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor die [benadeelde 5] , te weten (de gevolgen van) meerdere gebroken ribben en een ribfractuur met dislocatie en een hematopneumothorax;
9. primair
hij op 26 september 2020 te [plaats] [benadeelde 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gebroken ribben en een ribfractuur met dislocatie en een hematopneumothorax heeft toegebracht door die [benadeelde 5] (met kracht) tegen de grond te werken, door die [benadeelde 5] tegen de grond geduwd te houden, door die [benadeelde 5] aan haar armen te trekken/slepen en door die [benadeelde 5] meermalen tegen haar bovenlichaam te schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 6 primair bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 7, 8 en 9 primair bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het misdrijf zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
en
poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
en
zware mishandeling.

9.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

10.Oplegging van straf en maatregel

10.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden op te leggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan verdachte een tbs-maatregel met een bevel tot verpleging van overheidswege zal opleggen alsmede een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De advocaat-generaal ziet geen aanleiding om een contact- en/of locatieverbod op te leggen omdat afzonderlijke oplegging daarvan – uitgaande van de oplegging van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging – geen meerwaarde heeft en dit binnen die maatregel aan de orde kan zijn evenals in de voorwaardelijke beëindiging van die maatregel te zijner tijd.
10.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, een gevangenisstraf wordt opgelegd die (maximaal) gelijk is aan de duur van het voorarrest, met het verzoek om de voorlopige hechtenis op te heffen. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan de vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel omdat geen stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling is vastgesteld, de kans op herhaling niet is vastgesteld en/of van onvoldoende gewicht is en niet is gebleken dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen de oplegging van tbs eisen, er geen causaal verband tussen de gebrekkige ontwikkeling en het tenlastegelegde kan worden vastgesteld en niet kan worden vastgesteld in hoeverre een eventueel aanwezige stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling behandelbaar is en in hoeverre het gevaar op herhaling kan worden beteugeld. De verdediging heeft voorts bepleit om aan verdachte geen contact- en/of locatieverbod ex artikel 38v Sr en/of een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr op te leggen.
10.3
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden opleggen, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met een bevel tot verpleging van overheidswege en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Het hof zal hierna de oplegging van deze vrijheidsstraf en maatregelen motiveren.
10.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich in de periode van juli tot en met september 2020 schuldig gemaakt aan een serie aanrandingen dan wel pogingen daartoe in de [locatie] . Verdachte heeft op verschillende momenten vijf vrouwen die alleen door het park of over straat liepen dan wel fietsten onverwacht en onverhoeds benaderd en ten val gebracht. Vervolgens is verdachte de slachtoffers op de grond blijven duwen/houden, met zijn lichaam boven de vrouwen gekomen, heeft hij zijn hand voor de mond van de slachtoffers gedaan of dit geprobeerd en de (drie van de vijf) slachtoffers betast of (hard) geknepen in hun kruis, dan wel pogingen daartoe gedaan. In één geval heeft verdachte hard in de borsten geknepen van het slachtoffer. De slachtoffers hebben daardoor fysiek letsel opgelopen in de vorm van blauwe, beurse of pijnlijke plekken en schaafverwondingen. Verdachte heeft één van de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel toegebracht door haar meerdere malen hard tegen het bovenlichaam te schoppen waardoor zij meerdere gebroken ribben, waarvan één met dislocatie, en een hematopneumothorax, heeft opgelopen. Verdachte heeft ook gepoogd om haar van haar vrijheid te beroven door haar aan beide polsen vast te pakken en richting de bosjes te slepen.
Uit de indrukwekkende slachtofferverklaringen die zowel bij de rechtbank als bij het hof zijn voorgedragen blijkt dat de bewezen verklaarde feiten enorme impact hebben gehad en nog steeds hebben op de slachtoffers. Zij zijn allemaal aangetast in hun gevoel van veiligheid en hebben moeite met het vertrouwen van hun medemens. Zij kampen tot op de dag van vandaag met psychische en/of fysieke klachten die zijn ontstaan door het handelen van verdachte.
Daarnaast hebben de feiten ook veel beroering, angst en onrust veroorzaakt onder de inwoners van [plaats] , in het bijzonder bij de inwoners van de wijk [wijk 1] .
10.3.2
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Tijdens de procedure bij de rechtbank verbleef verdachte gedurende zes weken in het Pieter Baan Centrum (PBC) ten behoeve van een onderzoek naar zijn geestvermogens. Verdachte heeft toen zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. In het rapport over verdachte van 27 september 2021, opgesteld door [naam 4] , psychiater, [naam 5] , GZ-psycholoog en [naam 6] , forensisch milieuonderzoeker, staat vermeld dat het ondanks de beperkingen in het onderzoek door de weigerende houding van verdachte wel mogelijk is om, op basis van de bevindingen tijdens de klinische observatie, de gesprekscontacten met verdachte, de bestudering van de beschikbare stukken en de bevindingen vanuit het forensisch milieuonderzoek, enkele gedragskundige opvallendheden aan te geven. Verdachte laat in het contact sociaal aangeleerd gedrag zien dat weinig afgestemd is in verhouding tot de ander, met gebrekkige (non-verbale) communicatie en een beperkte wederkerigheid. Hij heeft merkbaar moeite met het sociaal verkeer en hij vindt weinig aansluiting bij de anderen. Dit werd ook in eerdere werksituaties gesignaleerd en kan dus niet enkel worden toegeschreven aan zijn opstelling tijdens het onderzoek. Deze deficiënties in de sociale communicatie en de sociale interactie wijzen in de richting van een autismespectrumstoornis, aldus de deskundigen.
Verdachte heeft in de fase van het hoger beroep wel zijn medewerking verleend aan het opstellen van een Pro Justitia rapportage. Uit het rapport over verdachte van 31 oktober 2023, opgemaakt door [naam 7] , psychiater, [naam 8] , GZ-psycholoog, en [naam 9] , forensisch milieuonderzoeker, blijkt het volgende. “
Betrokkene heeft meegewerkt aan het onderzoek, maar er zijn meerdere domeinen onderbelicht gebleven, hetgeen (naar de visie van de onderzoeker) niet los gezien kan worden van de procespositie van betrokkene. Met betrekking tot seksualiteit wordt door betrokkene een probleemloze ontwikkeling en probleemloze seksualiteitsbeleving geschetst. Op basis van het milieuonderzoek en het strafdossier komen enkele situaties naar voren die wijzen op problemen op dit gebied. Onderzoeker verwijst dan naar het seksueel grensoverschrijdend gedrag dat bij betrokkene werd opgemerkt toen hij negen en elf jaar oud was. (…) Het is gedurende dit onderzoek niet gelukt om de discrepantie tussen de informatie van het milieuonderzoek en hetgeen door hemzelf wordt verteld te overbruggen. Het eigen onderzoek blijft op dit terrein echter gemankeerd, terwijl aanwijzingen over problemen op dit gebied vanuit het dossier (waaronder het milieuonderzoek) niet geplaatst kunnen worden binnen het huidige functioneren van betrokkene. Kortom: onderzoeker mist voldoende zicht op de seksualiteitsontwikkeling en huidige seksualiteitsbeleving van betrokkene, om hierover in diagnostische zin uitspraken over te doen, terwijl vanuit het dossier zorgen op dit terrein naar voren komen die onvoldoende geduid kunnen worden. Het ontbrekend zicht op zowel de seksualiteitsontwikkeling en -beleving als de kanalisering van boosheid vormen belangrijke leemtes in de diagnostiek vanuit forensisch psychiatrisch oogpunt.”
Het onderzoek leidt de onderzoekers tot de conclusie dat verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau, terwijl hij door zijn omgeving en door zichzelf wordt overschat en overvraagd, hetgeen heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van een negatief zelfbeeld en een angst om te falen. Zicht op de persoonlijkheidsontwikkeling is beperkt gebleven, samenhangend met een beperkt zicht op de vroege ontwikkeling en de deels incongruente informatie over de ontwikkeling in Nederland na adoptie. Er worden echter geen aanwijzingen gezien voor een sterk verhoogde krenkbaarheid of voor (voortdurend) externaliserend en/of grensoverschrijdend gedrag. Evenmin zijn er aanwijzingen voor impulscontroleproblematiek en/of een agressieregulatiestoornis. Er zijn volgens onderzoekers geen aanwijzingen voor andere ontwikkelingsstoornissen zoals autismespectrumproblematiek of een aandachtstekortstoornis. Wel blijven vragen onbeantwoord over de kanalisering van boosheid, de betekenis van een relatie en van seksualiteit voor verdachte. Tot slot blijven enkele vragen over de mate, functie en gevolgen van gebruik van middelen onbeantwoord.
Tijdens het onderzoek is onvoldoende zicht verkregen op de seksualiteitsbeleving van verdachte. Ook is de kanalisering van zijn boosheid onderbelicht gebleven. Er zijn op grond van het onderzoek geen aanwijzingen voor een antisociale attitude jegens vrouwen. Vanwege de ontkenning van verdachte van de hem ten laste gelegde feiten – en het daardoor uiteraard niet kunnen bespreken van de totstandkoming hiervan – en vanwege het ontbreken van zicht op juist die forensisch gedragskundige domeinen die in het kader van het tenlastegelegde relevant zijn, is het voor de onderzoekers niet mogelijk gebleken om een verband tussen diagnose en delict te beschrijven. Hoewel er bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, vormt dit op zichzelf geen verklaring voor gedragingen zoals het tenlastegelegde.
Omdat onderzoekers zicht missen op de (psycho)dynamiek die een rol speelde in de totstandkoming van de feiten is het voor onderzoekers niet mogelijk gebleken om te komen tot een betrouwbare analyse van het recidiverisico. Het is op basis van de beschikbare informatie niet mogelijk op een betrouwbare wijze gebruik te maken van gestructureerde risicotaxatie-instrumenten (de Static-99R, de Stable-2007 en de Saprof) om het risico van seksueel geweld in samenhang met protectieve factoren inzichtelijk te maken. Het is voor onderzoekers niet duidelijk hoe de signalen van eerder seksueel grensoverschrijdend gedrag (als lagereschoolkind) geduid moet worden, terwijl de contextuele factoren ten tijde van het tenlastegelegde evenmin zijn opgehelderd.
Vanwege het ontbreken van zicht op de rol van een mogelijke psychische stoornis in het ten laste gelegde en het ontbreken van zicht op het recidiverisico onthouden onderzoekers zich van een interventieadvies.
Reclassering Nederland heeft op 1 maart 2022 en 2 juli 2024 een reclasseringsadvies opgemaakt. In het laatste rapport schrijft de reclassering dat hun onderzoek summier en beperkt is gebleven. De reclassering ziet gelet op de proceshouding van verdachte geen mogelijkheden tot het opstellen van een plan van aanpak. Zij zien ook te weinig intrinsieke motivatie om een tbs met voorwaarden te kunnen ondersteunen. Gelet op bescherming van de maatschappij en recidivevermindering is een langdurige observatie noodzakelijk om duidelijk in beeld te krijgen waar de delict gerelateerde risico's liggen en welke benodigde interventies ingezet moeten worden om herhaling te voorkomen. Dit zou volgens de reclassering moeten plaatsvinden in een gedwongen klinische setting, zonder directe begrenzing van de duur ervan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij in 2006 een transactie heeft geaccepteerd wegens een zedendelict. Uit het dossier volgt dat het ging om een feit dat verdachte als twaalfjarige gepleegd zou hebben in 2005, te weten het betasten van twee meisjes van 9 en 10 jaar oud bij hun borsten en kruis. Als transactievoorwaarde moest verdachte behandeling bij een therapeut ondergaan.
10.3.3
Overschrijding van de redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de totale duur van de behandeling van de zaak in hoger beroep onredelijk lang is geweest. Het hof zal deze overschrijding bij de strafoplegging compenseren.
10.3.4
Gevangenisstraf
De aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Het hof neemt daarbij een gevangenisstraf van 48 maanden als uitgangspunt uitgaande van het geheel van de bewezen verklaarde feiten. Vanwege schending van de redelijke termijn, de verminderde toerekeningsvatbaarheid en oplegging van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Omdat het hof meer feiten heeft bewezen verklaard dan de rechtbank, komt het hof tot een hogere gevangenisstraf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
10.3.5
Tbs-maatregel
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat naast oplegging van een gevangenisstraf een tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege moet worden opgelegd.
Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 37a Sr kan de rechter gelasten dat een verdachte ter beschikking wordt gesteld indien de rechter tot het oordeel komt dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen moet het opleggen van de tbs eisen. Daarnaast moet sprake zijn van het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld of één van de misdrijven genoemd in artikel 37a, lid 1, sub 2, Sr. Ten behoeve van het oordeel of sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis laat de rechter zich adviseren door ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die verdachte hebben onderzocht.
Aan deze laatste twee eisen is in deze zaak in ieder geval voldaan.
Het is aan de feitenrechter om vast te stellen of bij de verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde feit een psychische stoornis als bedoeld in artikel 37a Sr bestond. De rechter heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid en is niet gebonden aan de door deskundigen uitgebrachte adviezen. Voorts hoeft de rechter geen vaststellingen te doen over de precieze aard van de bij de verdachte vastgestelde ‘psychische stoornis’ en de manier waarop en de mate waarin deze stoornis de gedachten en het gedrag van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten heeft beïnvloed. [45] Geen rechtsregel vereist dat de tbs-maatregel pas kan worden opgelegd indien en voor zover deskundigen opname in een tbs-inrichting adviseren. [46]
Het hof concludeert op basis van de inhoud van het PBC-rapport en het recente Pro Justitia rapport dat er weinig tot geen zicht is gekomen op de geestesgesteldheid van verdachte in relatie tot de zeer ernstig bewezen verklaarde zedendelicten. Er zijn geen antwoorden gekomen op de gebieden die er in deze zaak toe doen, te weten zijn seksuele ontwikkeling en kanalisering van boosheid. Er zijn echter in de rapporten en het strafdossier meerdere aanwijzingen te vinden voor bij verdachte bestaande problematiek op die gebieden. Het hof wijst als voorbeeld op de verklaring van getuige [getuige 2] inhoudende dat verdachte haar een keer op zijn bed geduwd heeft en bij haar keel heeft gepakt. Verdachte deed toen zijn hand op haar mond en zat met zijn volle gewicht op haar. [47] Daarnaast wijst het hof op verklaringen van ex-collega’s van verdachte waaruit blijkt dat hij ongepaste seksueel getinte opmerkingen maakte naar vrouwelijke collega’s. [48] Uit beide deskundigenrapporten blijkt voorts dat verdachte geen besef heeft van sociale omgangsvormen, dat sprake is van een gebrekkige (non-verbale) communicatie en een beperkte wederkerigheid.
Dit alles, in samenhang bezien met de gedragingen van verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten, maakt het voor het hof in voldoende mate aannemelijk dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond en dat de feiten onder invloed daarvan zijn begaan. Op basis van de beschikbare informatie acht het hof voorts aannemelijk dat de bewezen verklaarde feiten verdachte daarom in verminderde mate kunnen worden toegerekend vanwege deze bij hem bestaande stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Het hof concludeert tenslotte dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat verdachte in het geheel niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn gedrag ten tijde van de feiten, nu zijn handelen blijk heeft gegeven van bewustzijn ten aanzien van de wederrechtelijkheid ervan en zijn wil in overeenstemming daarmee te bepalen, nu hij bijvoorbeeld belang hechtte aan het feit dat zijn slachtoffers stil zouden zijn, hetgeen niet anders kan betekenen dan dat hij niet betrapt wilde worden.
De gedragsdeskundigen hebben geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico. Het hof is echter van oordeel dat verdachte een groot gevaar vormt voor de samenleving en acht het onverantwoord om verdachte zonder adequate behandeling terug te laten keren in de maatschappij. Het hof heeft onder meer een vijftal zedendelicten, die zich hebben voorgedaan binnen een korte periode van circa drie maanden, bewezen verklaard. Dit laat zien dat geen sprake is geweest van een incident, maar zelfs van een bepaalde noodzaak bij verdachte om uiting te geven aan de gevoelens die hem tot dit gedrag brengen. Ook de zedendelicten waarvan verdachte als kind werd verdacht dragen bij aan deze conclusie. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat sprake is van recidivegevaar. Daarmee is naar het oordeel van het hof de noodzaak gegeven voor een behandeling ter bescherming van de algemene veiligheid van personen, temeer daar verdachte bij zijn laatste slachtoffer ook grof gewelddadig is geweest. Behandeling in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden is niet afdoende om het recidiverisico af te wenden. Verdachte is een ontkennende verdachte en volgens de reclassering is er weinig intrinsieke motivatie voor behandeling bij verdachte. De reclassering acht een langdurige observatie noodzakelijk om duidelijk in beeld te krijgen waar de delict gerelateerde risico's liggen en welke benodigde interventies ingezet moeten worden om herhaling te voorkomen. Dit zou volgens de reclassering moeten plaatsvinden in een gedwongen klinische setting, zonder directe begrenzing van de duur ervan.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de oplegging van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege noodzakelijk maakt.
De maatregel wordt opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt door de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is dan ook niet op voorhand gemaximeerd.
10.3.6
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Voorts ziet het hof aanleiding om ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen aan verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr is voldaan. Het hof gelast immers de terbeschikkingstelling van verdachte. Door het opleggen van deze maatregel wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de tbs-maatregel onder toezicht te stellen indien dat noodzakelijk is in verband met de op dat moment bestaande risico’s.
Contact en/of locatieverbod
Het hof zal aan verdachte geen maatregel van artikel 38v Sr opleggen. Op basis van de stukken en het gedrag van verdachte heeft het hof niet de overtuiging dat verdachte tijdens de detentie of de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel met één van de slachtoffers contact zal zoeken. Mocht hiertoe aanleiding bestaan dan kunnen een contact- en/of locatieverbod in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de opgelegde tbs-maatregel en/of in het kader van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel alsnog worden opgelegd.

11.Beslag

Nu het hof verdachte vrijspreekt van het onder 3 tenlastegelegde, zal het hof de teruggave aan verdachte gelasten van de inbeslaggenomen rol duct tape.
Het hof zal voorts de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen rugtas aan slachtoffer [benadeelde 4] .

12.Vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen

12.1
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter zake van het onder 1 tenlastegelegde. Deze bedraagt € 25.137,99, bestaande uit € 22.637,99 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
12.1.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard vanwege de door de advocaat-generaal gevorderde vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde.
12.1.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de gevorderde materiële schade voor wat betreft de fiets, de jas en de earpods af te wijzen dan wel te matigen. Voor wat betreft de eigen bijdrage in de zorgkosten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van de gevorderde kosten wegens studievertraging heeft de verdediging bepleit om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om een causaal verband vast te stellen en verdere behandeling van dat deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
Voor wat betreft de immateriële schade heeft de verdediging verzocht om aansluiting te zoeken bij het door de rechtbank toegewezen bedrag in de zaken [benadeelde 2] en [benadeelde 4] , te weten een bedrag van € 1.500,-.
12.1.3
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de gestelde schadepost met betrekking tot de studievertraging voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het onder 1 primair bewezen verklaarde feit, dat deze aan verdachte als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schadepost is, gelet op de gegeven onderbouwing, onvoldoende door de verdediging weersproken en komt derhalve voor vergoeding in aanmerking.
De gevorderde kosten met betrekking tot de fiets, de jas, de earpods en de eigen bijdrage in de ziektekosten zijn onderbouwd aangaande het optreden en de omvang van de schade en komen eveneens voor vergoeding in aanmerking. De schadeposten zijn niet dan wel onvoldoende door de verdediging weersproken.
Voorts is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Deze schade is door de benadeelde partij goed onderbouwd. Verdachte is, toen zij ’s nachts naar huis fietste, plotseling van achteren aangevallen. Haar bagagedrager is vastgepakt en zij is op de grond gevallen. Iemand is op haar gesprongen en deze persoon probeert haar vagina te betasten. Er wordt een hand op haar gezicht gelegd om haar gegil te stoppen. Ze denkt dat de persoon haar wil verkrachten. Nadien heeft de benadeelde partij diverse blauwe plekken en heeft stressklachten. Zij heeft vanwege dit incident hulp gezocht bij een psycholoog die haar helpt met het verwerken van de traumatische gebeurtenis.
De benadeelde partij heeft door het handelen van verdachte lichamelijke en geestelijke schade opgelopen en heeft dit met concrete gegevens onderbouwd. Gelet op de wijze waarop het is ontstaan, staat voldoende vast dat de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon is aangetast (artikel 6:106 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW)), waarmee eveneens vaststaat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Het hof schat de omvang van de schade naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 2.500,-, gelet op de aard en het ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, de aard en de ernst van het handelen van verdachte, de omstandigheden waaronder dit zich heeft afgespeeld en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Verdachte is dan ook tot vergoeding van voornoemde schade gehouden. Het hof ziet geen reden om de hoogte van de immateriële schade te matigen, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Het hof acht de vordering tot schadevergoeding derhalve gegrond en zal deze geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
12.2
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde. Deze bedraagt € 4.209,73, bestaande uit € 1.709,73 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.874,73, bestaande uit € 374,73 materiële schade en € 1.500,- immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
12.2.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding volledig wordt toegewezen.
12.2.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om de vordering af te wijzen voor wat betreft de reparatiekosten aan de fiets nu deze niet stroken met hetgeen zij daarover bij de politie heeft verklaard. Ook de kosten voor de jumpsuit en de Clarks dienen te worden afgewezen nu deze niet zijn onderbouwd. De gevorderde huurkosten dienen ook te worden afgewezen wegens het ontbreken van voldoende verband tussen de ten laste gelegde feiten en de onbenutte huurkosten. Met de betrekking tot het eigen risico heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Voor wat betreft de immateriële schade heeft de verdediging verzocht om aansluiting te zoeken bij het door de rechtbank toegewezen bedrag, te weten een bedrag van € 1.500,-.
12.2.3
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de gevorderde kosten met betrekking tot de fiets, kleding en schoenen voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met het onder 2 primair bewezen verklaarde feit, dat deze aan verdachte als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. Deze schadeposten zijn, gelet op de gegeven onderbouwing, onvoldoende door de verdediging weersproken en komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
Voor wat betreft de gevorderde onbenutte huurkosten is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor dat deel niet in de vordering worden ontvangen.
Voorts is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Deze schade is door de benadeelde partij goed onderbouwd. Verdachte is, toen zij ’s nachts naar huis fietste, plotseling vanaf de zijkant aangevallen. Zij wordt van haar fiets geduwd en valt op de grond. Verdachte lag bovenop haar. Benadeelde begint te gillen en verdachte legt dan zijn hand op haar mond. Ze denkt dat hij seksuele dingen wil. Ze is nadien emotioneel en overstuur en heeft meerdere verwondingen, waaronder schaafwonden op lichaam en gezicht en een bloeduitstorting onder haar linker oog. De psychische klachten die zij nadien ondervond zijn door haar ambulante GGZ-behandelaar/psycholoog geduid als PTSS-klachten.
Gelet op het feit dat de benadeelde partij lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen en gelet op de omvang van dat letsel en de wijze waarop het is ontstaan, staat voldoende vast dat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast (artikel 6:106 onder b BW), waarmee eveneens vaststaat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Het hof schat de omvang van de schade naar billijkheid op het gevorderde bedrag van
€ 2.500,-, gelet op de aard en het ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, de aard en de ernst van het handelen van verdachte, de omstandigheden waaronder dit zich heeft afgespeeld en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Verdachte is dan ook tot vergoeding van voornoemde schade gehouden. Het hof ziet geen reden om de hoogte van de immateriële schade te matigen, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Het hof zal de vordering tot schadevergoeding derhalve gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van in totaal € 2.874,73, vermeerderd met de wettelijke rente, en voor het overige de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de merendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
12.3
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter zake van het onder 4 tenlastegelegde. Deze bedraagt € 4.480,23, bestaande uit € 1.980,23 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
12.3.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard vanwege de door de advocaat-generaal gevorderde vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde.
12.3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de schade met betrekking tot de spijkerbroek en het vest in een te ver verwijderd verband staat tot de ten laste gelegde feiten nu deze in beslag zijn genomen door de politie. De gevorderde reiskosten en eigen bijdrage voor de ziektekosten, voor zover deze betrekking hebben op het bezoek aan een massagepraktijk, dienen om dezelfde reden te worden afgewezen.
Voor wat betreft de immateriële schade heeft de verdediging verzocht om aansluiting te zoeken bij het door de rechtbank toegewezen bedrag in de zaken [benadeelde 2] en [benadeelde 4] , te weten een bedrag van € 1.500,-.
12.3.3
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de gevorderde kosten met betrekking tot de kleding, de reiskosten en de eigen bijdrage in de ziektekosten met betrekking tot de hypnotherapeut, de massagepraktijk en de homeopaat voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met het onder 4 primair bewezen verklaarde feit, dat deze aan verdachte als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. Deze schadeposten zijn, gelet op de gegeven onderbouwing, onvoldoende door de verdediging weersproken en komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
Voor wat betreft de gevorderde kosten met betrekking tot [organisatie] is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. Het hof is van oordeel dat deze kosten in een te ver verwijderd verband staan tot het bewezen verklaarde handelen van de verdachte. De benadeelde partij kan daarom voor dat deel niet in de vordering worden ontvangen.
Voorts is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Deze schade is door de benadeelde partij goed onderbouwd. Benadeelde liet ’s ochtends vroeg de honden uit in een losloopgebied. Ze ziet een man achter zich lopen met een masker op. Als ze het dan op een rennen zet ondanks reuma in haar enkel, rent de man achter haar aan. Die haalt haar in, pakt haar bij haar nek en sleurt haar naar de grond. Ze denkt dat ze verkracht gaat worden. Zij begint te gillen. Hij betast haar meerdere malen, onder meer op haar borsten en haar vagina en hij drukt met zijn hand haar mond dicht terwijl hij haar blijft betasten. Nadien is zij erg geschrokken en emotioneel en angst belemmerde haar de periode erna in haar dagelijks functioneren.
De benadeelde partij heeft door het handelen van verdachte lichamelijke en geestelijke schade opgelopen en heeft dit met concrete gegevens onderbouwd. Gelet op de wijze waarop het is ontstaan, staat voldoende vast dat de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon is aangetast (artikel 6:106 onder b BW), waarmee eveneens vaststaat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Het hof schat de omvang van de schade naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 2.500,-, gelet op de aard en het ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, de aard en de ernst van het handelen van verdachte, de omstandigheden waaronder dit zich heeft afgespeeld en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Verdachte is dan ook tot vergoeding van voornoemde schade gehouden. Het hof ziet geen reden om de hoogte van de immateriële schade te matigen, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Het hof zal de vordering tot schadevergoeding derhalve gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van in totaal € 4.008,08, vermeerderd met de wettelijke rente, en voor het overige de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de merendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
12.4
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter zake van het onder 6 tenlastegelegde. Deze bedraagt € 4.792,30, bestaande uit € 2.292,30 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 3.717,83, bestaande uit € 2.217,83 materiële schade en € 1.500,- immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Ter zitting van het hof is de vordering door de advocaat van de benadeelde partij, mr. Ten Berge, verlaagd met een bedrag van € 10,15, welk bedrag betrekking heeft op de eigen bijdrage aan de ziektekosten. Uit het overzicht van de zorgkosten blijkt dat deze kosten zijn vergoed uit de basisverzekering.
12.4.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding zoals gevorderd in hoger beroep volledig wordt toegewezen.
12.4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering met betrekking tot de koptelefoon dient te worden gematigd en met betrekking tot de rugtas dient te worden afgewezen, nu deze laatste in beslag is genomen door de politie. De gevorderde reiskosten moeten ook worden afgewezen omdat de benadeelde partij wordt vertegenwoordigd door een advocaat. De verdediging heeft voorts bepleit dat de benadeelde partij voor wat betreft het verlies aan inkomsten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat sprake is van een onevenredige belasting voor het strafproces omdat het strafproces onvoldoende mogelijkheden biedt om die kosten vast te stellen.
Voor wat betreft de immateriële schade heeft de verdediging verzocht om aansluiting te zoeken bij het door de rechtbank toegewezen bedrag, te weten een bedrag van € 1.500,-.
12.4.3
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de gestelde schadeposten met betrekking tot de beschadigde koptelefoon, de reiskosten (met uitzondering van de reiskosten naar de zitting) en het verlies aan inkomen voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met het onder 6 primair bewezen verklaarde feit, dat deze aan verdachte als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. Deze schadeposten zijn, gelet op de gegeven onderbouwing, onvoldoende door de verdediging weersproken en komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
Voor de aanschaf van een nieuwe rugtas geldt dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat het hof zal gelasten dat de inbeslaggenomen rugtas zal worden teruggegeven aan de benadeelde partij. Het hof zal de vordering in zoverre afwijzen. Het hof zal de vordering ook afwijzen voor zover deze betrekking heeft op de reiskosten naar de zitting nu de benadeelde partij is vertegenwoordigd door een advocaat.
Voorts is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 6 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Deze schade is door de benadeelde partij goed onderbouwd. Benadeelde loopt ’s avonds laat richting huis als iemand een soort sjaal over haar heen gooit. Ze voelt dat het fout zit als ze deze persoon hoort zeggen “kop dicht en meekomen”. Ze begint hard te schreeuwen en gillen. Ze slaat en schopt van zich af. Verdachte probeert haar naar de grond te werken en op een gegeven moment grijpt hij haar over haar kleding naar haar kruis en borsten. Dan rent verdachte weg. Nadien moet benadeelde hard huilen en is in paniek. Ze heeft een beurse plek op het bot bij haar venusheuvel en beurse plekken op haar ellebogen en een schram op haar heup. Ze is de periode na het incident boos, angstig en schrikachtig. Door de GZ-psycholoog is PTSS bij benadeelde gediagnosticeerd. Zij is daarvoor behandeld.
Gelet op het feit dat de benadeelde partij lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen en gelet op de omvang van dat letsel en de wijze waarop het is ontstaan, staat voldoende vast dat de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon is aangetast (artikel 6:106 onder b BW), waarmee eveneens vaststaat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Het hof schat de omvang van de schade naar billijkheid op het gevorderde bedrag van
€ 2.500,-, gelet op de aard en het ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, de aard en de ernst van het handelen van verdachte, de omstandigheden waaronder dit zich heeft afgespeeld en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Verdachte is dan ook tot vergoeding van voornoemde schade gehouden. Het hof ziet geen reden om de hoogte van de immateriële schade te matigen, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Het hof zal de vordering tot schadevergoeding derhalve gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van in totaal € 4.743,49, vermeerderd met de wettelijke rente, en voor het overige de vordering afwijzen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de merendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
12.5
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter zake van het onder 7, 8 en 9 tenlastegelegde. Deze bedraagt € 59.975,21, bestaande uit € 47.475,21 materiële schade en € 12.500 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 29.837,21. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De benadeelde partij heeft in hoger beroep een nadere onderbouwing gegeven van de vordering. Daarbij is de oorspronkelijke schadepost studievertraging verlaagd van € 10.890,- naar € 624,-. Daarnaast is een aantal nieuwe schadeposten toegevoegd die zijn ontstaan na de zitting bij de rechtbank.
12.5.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de gevorderde immateriële schade volledig toewijst. Voor wat betreft de nieuwe schadeposten heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komen omdat de vordering in hoger beroep niet kan worden verhoogd. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de schadepost verlies aan inkomen volledig wordt toegewezen, evenals de posten eigen bijdrage ziektekosten, daggeldvergoeding en het cursusgeld van de opleiding.
12.5.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat op de eigen bijdrage van de ziektekosten een bedrag van € 826,88 in mindering dient te worden gebracht omdat uit productie 7 volgt dat deze al is vergoed. Voor zover de kosten worden onderbouwd door bonnetjes die niet leesbaar zijn heeft de verdediging bepleit dat deze kosten moeten worden afgewezen. Voor wat betreft de studievertraging en het verlies aan inkomsten dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in lijn met het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging aangevoerd dat deze moet worden gematigd omdat is verwezen naar een zaak waarin het slachtoffer werd verkracht en dat in de zaak van de benadeelde partij niet het geval is geweest.
12.5.3
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de gestelde schadeposten met betrekking tot de eigen bijdrage aan de ziektekosten tot en met april 2022, de daggeldvergoeding ziekenhuisopname, het cursusgeld en het verlies aan inkomen voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met de onder 7, 8 en 9 primair bewezen verklaarde feiten, dat deze aan verdachte als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. Deze schadeposten zijn, gelet op de gegeven onderbouwing, onvoldoende door de verdediging weersproken en komen derhalve voor vergoeding in aanmerking. De lezing van de verdediging met betrekking tot het bedrag van € 826,88 is gelet op de inhoud van productie 7 niet juist. De benadeelde partij heeft het bedrag gevorderd dat zij zelf heeft betaald.
Voor wat betreft de nieuw opgevoerde schadeposten in hoger beroep overweegt het hof dat het gelet op artikel 421, derde lid, Sv niet mogelijk is om in hoger beroep nieuwe schadeposten op te voeren. [49] Het hof zal de benadeelde partij daarom voor wat betreft dat in hoger beroep meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Voorts is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 7, 8 en 9 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Benadeelde is ’s ochtends vroeg van huis vertrokken voor een wandeling in het park. Ze ziet op een gegeven moment een man achter een boom staan. Hij komt opeens op haar af en steekt zijn handen naar haar uit. Ze wordt, ondanks verzet door slaan en schoppen, naar de grond gewerkt en daar meerdere malen hard tegen haar lichaam geschopt. Hij drukt zijn hand tegen haar mond. Ze wordt aan haar polsen naar de bosjes gesleurd. Ze is nadien emotioneel en geschrokken. In het ziekenhuis wordt geconstateerd dat zij meerdere gebroken ribben en een klaplong met bloed heeft. Aan dit laatste moet zij twee dagen later geopereerd worden. Zij heeft in de periode erna tot aan de behandeling van de zaak in hoger beroep nog fysieke en psychische restklachten. Zij is behandeld voor PTSS, gediagnosticeerd door een GZ-psycholoog.
Gelet op het feit dat de benadeelde partij ernstig lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen en gelet op de omvang van dat letsel en de wijze waarop het is ontstaan, staat voldoende vast dat de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon is aangetast (artikel 6:106 onder b BW), waarmee eveneens vaststaat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Het hof schat de omvang van de schade naar billijkheid op een bedrag van
€ 10.000,-, gelet op de aard en het ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, de aard en de ernst van het handelen van verdachte, de omstandigheden waaronder dit zich heeft afgespeeld en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Het hof zal de vordering tot schadevergoeding derhalve gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van in totaal € 47.209,21, vermeerderd met de wettelijke rente, en voor het overige de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de merendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Het hof ziet geen aanleiding om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen voor een hoger bedrag dan het bedrag dat aan civiele vordering is toegewezen.

13.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38z, 45, 55, 57, 246 (oud), 248 (oud), 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 4 primair, 6 primair, 7, 8 en 9 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 4 primair, 6 primair, 7, 8 en 9 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een rol duct tape (G2778949).
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde 4] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een rugzak (PL0900-2020308577-2700225).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 25.137,99 (vijfentwintigduizend honderdzevenendertig euro en negenennegentig cent) bestaande uit € 22.637,99 (tweeëntwintigduizend zeshonderdzevenendertig euro en negenennegentig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.137,99 (vijfentwintigduizend honderdzevenendertig euro en negenennegentig cent) bestaande uit € 22.637,99 (tweeëntwintigduizend zeshonderdzevenendertig euro en negenennegentig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 108 (honderdacht) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
31 juli 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.874,73 (tweeduizend achthonderdvierenzeventig euro en drieënzeventig cent) bestaande uit € 374,73 (driehonderdvierenzeventig euro en drieënzeventig cent) materiële schade en
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.874,73 (tweeduizend achthonderdvierenzeventig euro en drieënzeventig cent) bestaande uit € 374,73 (driehonderdvierenzeventig euro en drieënzeventig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
1 augustus 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 4 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.008,08 (vierduizend acht euro en acht cent) bestaande uit € 1.508,08 (duizend vijfhonderdacht euro en acht cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 4 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.008,08 (vierduizend acht euro en acht cent) bestaande uit € 1.508,08 (duizend vijfhonderdacht euro en acht cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
3 juli 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 6 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.743,49 (vierduizend zevenhonderddrieënveertig euro en negenenveertig cent) bestaande uit € 2.243,49 (tweeduizend tweehonderddrieënveertig euro en negenenveertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 6 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.743,49 (vierduizend zevenhonderddrieënveertig euro en negenenveertig cent) bestaande uit € 2.243,49 (tweeduizend tweehonderddrieënveertig euro en negenenveertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
21 september 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het onder 7, 8 en 9 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 47.209,21 (zevenenveertigduizend tweehonderdnegen euro en eenentwintig cent) bestaande uit
€ 37.209,21 (zevenendertigduizend tweehonderdnegen euro en eenentwintig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het onder 7, 8 en 9 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 47.209,21 (zevenenveertigduizend tweehonderdnegen euro en eenentwintig cent) bestaande uit € 37.209,21 (zevenendertigduizend tweehonderdnegen euro en eenentwintig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 203 (tweehonderddrie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
26 september 2020.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 23 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt telkens verwezen naar de paginanummers van de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met onderzoeksnaam MDRBC20107 / ZZ03Oranje, gesloten op 25 januari 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 1899, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2020, p. 599 e.v.
3.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met ‘ [benadeelde 5] ’ d.d. 26 september 2020, p. 606 e.v.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 25 februari 2021, p. 664 e.v.
5.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met ‘ [benadeelde 5] ’ d.d. 26 september 2020, p. 606 e.v.
6.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, p. 10.
7.Een geschrift, te weten een verslag van [medisch centrum] van 5 oktober 2020, als bijlage gevoegd bij de vordering van benadeelde partij ‘ [benadeelde 5] ’.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2020, p. 99 FO-dossier.
9.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 4 maart 2021, p. 147 e.v. FO-dossier.
10.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 15 februari 2021, p. 703 e.v.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 november 2020, p. 648.
12.Vlg. Gerechtshof Amsterdam 10 maart 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:721.
13.Proces-verbaal van bevindingen woordelijk uitgewerkte aangifte [benadeelde 2] d.d. 16 november 2020, p. 175 e.v.
14.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 2 augustus 2020, p. 150 e.v.
15.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 13 oktober 2020, p. 185 e.v.
16.Proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon, p. 54 FO-dossier.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2022, p. 1868.
18.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 15 september 2020, p. 210 e.v.
19.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 15 februari 2021, p. 206 e.v. FO-dossier.
20.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 15 september 2020, p. 210 e.v.
21.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 15 februari 2021, p. 206 e.v. FO-dossier.
22.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 1 juli 2021, p. 215 e.v.
23.Proces-verbaal van bevindingen letterlijke uitwerking aangifte van [benadeelde 4] d.d. 28 oktober 2021, p. 1803.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2020, p. 463 e.v.
25.Proces-verbaal van bevindingen letterlijke uitwerking aangifte van [benadeelde 4] d.d. 28 oktober 2021, p. 1799 e.v.
26.Proces-verbaal aangifte d.d. 29 september 2020, p. 476 e.v.
27.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 28 september 2020, p. 473 e.v.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2020, p. 463.
29.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 28 september 2020, p. 474.
30.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 2 februari 2022.
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2022 met nummer PL0900-2020308577-19 (aanvulling).
32.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 20 mei 2021, p. 511 e.v.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 februari 2021, p. 1498.
34.Proces-verbaal aangifte d.d. 21 augustus 2020, p. 81 e.v.
35.Proces-verbaal van bevindingen IG [benadeelde 1] woordelijk uitgewerkt d.d. 16 november 2020, p. 73 e.v.
36.Proces-verbaal aangifte d.d. 21 augustus 2020, p. 83.
37.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 12 oktober 2020, p. 103 e.v.
38.Proces-verbaal van bevindingen IG [benadeelde 1] woordelijk uitgewerkt d.d. 16 november 2020, p. 75 en 78.
39.Proces-verbaal aangifte d.d. 3 juli 2020, p. 295 e.v.
40.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2020, p. 275 e.v.
41.Proces-verbaal aangifte d.d. 3 juli 2020, p. 297.
42.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 april 2021, p. 1047.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 februari 2021, p. 1550.
44.Zie o.a. proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 23 februari 2021, p. 1124.
45.Hoge Raad 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1295.
46.Hoge Raad 20 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BF3162.
47.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 februari 2021, p. 1034.
48.Zie o.a. proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 1065 e.v.
49.Zie o.a. HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1932.