In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) die aan belanghebbende zijn opgelegd. De Inspecteur had navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2016 opgelegd, evenals navorderingsaanslagen ZVW voor de jaren 2013 en 2014. Belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar voor het jaar 2015 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De Rechtbank Gelderland had de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard voor de vergrijpboetes van de jaren 2012, 2013 en 2014, maar had het beroep tegen de overige aanslagen ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft het Hof de ontvankelijkheid van het bezwaar voor het jaar 2015 bevestigd en geoordeeld dat de Inspecteur terecht de ontvangen bedragen als inkomen uit werk en woning heeft aangemerkt. Het Hof heeft de vergrijpboetes voor de jaren 2012, 2013 en 2014 verminderd, maar de boete voor 2014 is vastgesteld op € 3.000. De uitspraak van de Rechtbank is in grote lijnen bevestigd, met uitzondering van de navorderingsaanslag IB/PVV voor 2014, die is verminderd tot een belastbaar inkomen van € 108.223. De Inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.750.