In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de proceskostenvergoeding in een Mulderzaak. De kantonrechter had eerder de proceskostenvergoeding toegewezen tot een bedrag van € 433,13, maar had daarbij een wegingsfactor van 0,25 toegepast, wat het hof onjuist achtte. Het hof oordeelde dat de kantonrechter een onjuiste invulling had gegeven aan het begrip 'gewicht van de zaak'. Het hof benadrukte dat het gewicht van een Mulderzaak, waarin de rechtzoekende inhoudelijk in het gelijk wordt gesteld, doorgaans 0,5 is. De kantonrechter had ten onrechte de geringe inspanningen van gemachtigden als bepalend voor het gewicht van de zaak genomen. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en stelde de proceskostenvergoeding vast op € 1.124,25, waarbij het hof de wegingsfactor 0,5 toepaste voor de administratieve en hoger beroepsprocedures. Het hof concludeerde dat de kantonrechter een nieuwe lijn moest aanhouden in de beoordeling van proceskostenvergoedingen in Mulderzaken, gezien de eenvoud en voorspelbaarheid van deze zaken.