Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De vorderingen bij de kantonrechter en het hof
4.Het oordeel van het hof
“De caravanhouder betaalt per kalenderjaar als vergoeding voor zijn/haar staanplaats en als vergoeding voor de parkeerplaats van een personenauto een bedrag van (…)”. [appellante] stelt dat zij deze huurovereenkomst in eerste instantie ook aangeboden heeft gekregen door [naam1] . Uiteindelijk is op verzoek van [appellante] bij een notaris een andere huurovereenkomst gesloten, waarin de huur van de parkeerplaats niet is vermeld. De familie van [appellante] heeft de aankoop van het chalet gefinancierd. Volgens [appellante] wilde haar familie dat zij de huurovereenkomst bij een notaris zou sluiten, zodat er een goede juridische basis was en de investering niet verloren zou gaan. [appellante] heeft verklaard dat zij de huurovereenkomst destijds niet heeft bekeken, omdat zij vertrouwde op de notaris en haar familie. Zij stelt dat er bij aanvang van de huur geen enkele twijfel was over het feit dat daar parkeergelegenheid bij was en dat het niet haar bedoeling was om de parkeerplaats niet meer te benoemen in de nieuwe overeenkomst, nu [naam1] mondeling had aangegeven dat alle huurders een eigen, aangewezen parkeerplaats op het parkeerterrein hadden en dat er een parkeerplaats bij de woning hoort. Verder heeft [appellante] gewezen op een brief van [naam1] van 18 juni 2001 aan de bewoners van het park. In die brief is onder meer het volgende vermeld:
“Tot op heden zijn er bewoners die alle in hun bezit zijnde auto’s op het parkeerterrein neerzetten. Hierbij ontstaat de situatie dat er per huurder meerdere plekken in beslag worden genomen. Dit is geen eerlijke zaak, omdat alle huurders recht hebben op een parkeerplek. Vanaf 1 juli aanstaande gaat dit veranderen.”
4.6. Nu Zwaluwpark de stellingen van [appellante] voldoende gemotiveerd heeft betwist, komt het hof toe aan het bewijsaanbod van [appellante] . Dit bewijsaanbod van [appellante] is voldoende specifiek en het hof begrijpt haar aanbod zo dat zij ook bewijs heeft aangeboden door middel van het horen van getuigen. [appellante] zal worden toegelaten tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit is af te leiden dat de rechtsvoorganger van Zwaluwpark er bij het aangaan van de huurovereenkomst mee heeft ingestemd dat een parkeerplaats op het parkeerterrein van het park werd bestemd om tezamen met het gehuurde perceel als woonruimte te worden gebruikt.
5.De beslissing
2 juli 2024laten weten hoeveel getuigen zij wil laten horen met opgave van de verhinderdagen van die getuigen, van partijen en van hun advocaten. Daarna stelt het hof de dag en het tijdstip van het verhoor vast. Dat gebeurt ook als de opgave onvolledig is.