Uitspraak
gevestigd te Veendam,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
2.Uitgangspunten en feiten
.
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
21 januari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Stichting Acantus Groep, de verhuurder, en huurders van appartementen in een complex. De kern van het geschil betreft de vraag of de kapitaal- en onderhoudslasten van een warmte-koudeopslag-installatie (WKO-installatie) als servicekosten in rekening kunnen worden gebracht aan de huurders. De huurders hebben in cassatie betoogd dat de verhuurder niet gerechtigd is om kosten onder de noemer 'vastrecht' in rekening te brengen, en dat deze bedragen als onverschuldigd betaald kunnen worden teruggevorderd.
De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in deze zaak beoordeeld. Het hof had geoordeeld dat de WKO-installatie en de afleverset als onroerende aanhorigheden moeten worden aangemerkt in de zin van artikel 7:233 BW. Dit oordeel is door de Hoge Raad bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat de verhuurder de kapitaals- en onderhoudslasten van de WKO-installatie niet als servicekosten kan doorberekenen aan de huurders, omdat deze kosten volgens artikel 7:237 lid 2 BW in de kale huurprijs moeten worden verdisconteerd.
De Hoge Raad heeft het beroep van de verhuurder verworpen en geoordeeld dat de regels van het huurrecht prevaleren boven de Warmtewet 2014. Dit betekent dat de verhuurder niet de mogelijkheid heeft om de kosten van de WKO-installatie als servicekosten in rekening te brengen, wat in strijd zou zijn met de bescherming van huurders onder het huurrecht. De Hoge Raad heeft de verhuurder bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.