Uitspraak
1.RNHB B.V.
Stichting Trident Portfolio
Stichting PVF Zakelijke Hypothekenfonds
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak en haar voorgeschiedenis
“had verkocht”in overweging 3.6 en tegen
“als zij de geldlening zou gaan verlengen”in overweging 3.8). Deze feiten komen neer op het volgende.
“indicatieve rente aanbod”genoemd van tussen 3,25% en 3,5% voor vijf jaar vast met de opmerking dat een definitief percentage en de overige condities, zoals aflossing en verlengingsfee, afhankelijk waren van een definitieve beoordeling en ontvangst van jaarcijfers, huurlijsten en eventueel een taxatie. [6]
“hetgeen (…) is voorgesteld redelijk is”. [9] Daarbij heeft hij opgemerkt dat Stichting PVF bereid was om bij herfinanciering vóór 1 mei 2021 geen vergoedingsrente in rekening te brengen en de vanaf 1 april 2021 lagere exitfee ook te laten gelden voor een aflossing vóór die datum.
3.Het oordeel van het hof
“3. De schuldeiser is bevoegd telkens per de renteherzieningsdatum de rente- en aflossingsvoorwaarden te wijzigen. De schuldeiser zal daartoe tijdig voor het eindigen van de betreffende rentevastperiode aan de schuldenaar een voorstel doen met betrekking tot het rentepercentage, de daarbij behorende rentevastperiode en de aflossingsvoorwaarden met betrekking tot die rentevastperiode.
“hetgeen (…) is voorgesteld redelijk”heeft geoordeeld. Niettemin was er ook toen nog voldoende tijd (tot 2 april of 1 mei 2021 en misschien nog wel wat later) en genoeg ruimte om in onderhandelingen tot een echt en voldoende marktconform renteherzieningsaanbod te geraken, dit in samenhang met alle andere voorwaarden. [appellante] heeft wel aangevoerd dat haar werd meegedeeld dat onderhandelen zinloos was, maar dit is gemotiveerd betwist, volgt niet uit de feiten en staat niet vast. [appellante] heeft toen niet (meer) bij RNHB c.s. gecheckt of zij bereid waren tot verlaging van het rentepercentage, maar aanstonds gevraagd om een aflosnota; dat is geen poging om te gaan onderhandelen en RNHB c.s. behoefden het ook in redelijkheid niet zo op te vatten.