Uitspraak
Van Wijnen,
Kwadrantgroep,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De feiten in deze zaak
hof: psychogeriatrische] zorgplaatsen met één appartement als algemene ruimte en ca. 26 stuks (in ieder geval onder de liberalisatiegrens) 3 kamer(zorg)appartementen met een oppervlak van ca. 75 m2 GBO en een huurovereenkomst aangaan met een nog nader te noemen meester voor een periode van minimaal 15 jaar. (…)
hof: Van Wijnen) zal De Friese Wouden exclusiviteit verschaffen in die zin dat, zolang overleg wordt gevoerd over samenwerking rond het plan, er geen gesprekken met andere partijen zullen worden gevoerd en geen verplichtingen met derden voor dit gezamenlijke plan worden aangegaan.
Binnenkort hoop ik je meer duidelijkheid te kunnen geven (…).”
3.De vorderingen van Van Wijnen bij de rechtbank
4.Het oordeel van het hof
ontbindendgekwalificeerde voorwaarden kon
bevrijdenvan die overeenkomst niet van belang.
Dit ging met name over beleidsmatige aangelegenheden. In de mail van 18 januari 2015 heb ik [naam6] willen waarschuwen voor het feit dat er aan de kant van Van Wijnen een grote urgentie bestond met betrekking tot besluitvorming door de Kwadrantgroep en aan de andere kant volgens mij de interne besluitvorming nog niet rond was.
U houdt mij voor dat uit de verklaring van [naam2] zou blijken dat op 1 september 2014 de financiering van de PG plekken al rond was en dat dat dus geen issue meer zou kunnen zijn. Ik antwoord daarop dat [naam2] het over andere grootheden had; [naam2] had het over capaciteit. Dat gaat over stenen. Hij dacht om die reden dat hij het zorgkantoor niet nodig had. Waar het echter om gaat is dat de cliënten gefinancierd moeten worden; het ging om de exploitatie. (…).”
Ik ben samen met [naam4] op 2 april 2015 naar de heer [naam6] gegaan omdat ik van hem wilde weten - voordat we aan de bouw zouden gaan starten - waar we aan toe waren. Ik wilde van [naam6] zelf horen dat Friese Wouden de appartementen zou gaan afnemen waarmee hij zou participeren in het project. [naam6] heeft daar verklaard: “ [naam5] , het komt goed”. Ik heb hem naar aanleiding daarvan nog gewaarschuwd met de woorden: “Als we starten is er geen weg meer terug”. [naam6] heeft daarop geantwoord dat de huurovereenkomst getekend zou gaan worden. Wel wisten we dat op dat moment nog toestemming moest worden gegeven door de Raad van Commissarissen. De volgende dag hebben we dit besproken in het interne overleg bij Van Wijnen en is besloten dat we gingen opstarten. In het gesprek met [naam6] is niet meer gesproken over de ontbindende voorwaarde. Voor mij was van belang uit wiens mond de mededeling kwam dat de Friese Wouden ging mee doen. (…).”
“(…) De heer [naam5] heeft aan mij gevraagd om aanwezig te zijn bij een bespreking op 2 april 2015. Die bespreking was belegd omdat wij zo langzamerhand moesten weten hoe het er bij Kwadrantgroep voor stond. Wij moesten beginnen met de bouw, met name met betrekking tot de commerciële ruimtes stond daar de nodige druk op en wij moesten weten of het verantwoord was om te starten. Dus wij zijn naar de heer [naam6] gegaan en hebben hem gevraagd hoever Kwadrantgroep was. Het antwoord van de heer [naam6] was: wij gaan een huurovereenkomst afsluiten met Elkien. Hij maakte daarbij geen voorbehoud, wel moest die huurovereenkomst nog worden uitgewerkt. [naam6] introduceerde tijdens die bespreking [naam10] die als opvolger van [naam2] het aanspreekpunt zou zijn voor de nadere uitwerking van de afspraken. Aan de orde is ook geweest de financiering van het project. De heer [naam5] gaf aan dat Kwadrantgroep nog 7 ton zou moeten bijdragen. De heer [naam6] uitte daarover zijn verbazing waarop de heer [naam5] heeft geantwoord dat dat al vast zou liggen in mails. Een en ander zou nog worden uitgewerkt in een SPV. Naar aanleiding van de positieve berichten van de heer [naam6] inhoudend dat zij bij Elkien gingen huren heeft de heer [naam5] aangegeven dan te gaan starten op 8 april met de bouw. Ik weet dat nog zo goed, omdat ik van die bespreking aantekeningen heb gemaakt en die aantekeningen heb ik onlangs nog bekeken. (…).”
“Voorafgaand aan de bespreking op 1 september 2015 hebben wij besproken of er met betrekking tot de samenwerking een ‘go’ of ‘no-go’ zou komen. Uit het feit dat er nog een ‘no-go’ aan de orde kon zijn blijkt dat de ontbindende voorwaarden nog in volle kracht aanwezig waren(…)”
“(…) Er is duidelijkheid over programma en planning. De bouw vordert gestaag, zonder dat er een overeenkomst aan ten grondslag ligt (…).”
“Op 20 augustus 2015 heb ik samen met mevrouw [naam15] een gesprek gehad met de heren [naam12] en [naam10] van Kwadrantgroep. Aan ons werd, zonder dat wij daarvan stukken toegezonden hadden gekregen, de vraag voorgelegd of wij een aantal WLZ plaatsen wilden financieren. Wij hebben daarop geantwoord dat wij daar geen ruimte voor hadden. Het gebied in Gorredijk was geen gebied waar Kwadrantgroep werkzaam was en in intramurale zorg was in dat gebied reeds voorzien door Zuidoost zorg. De WLZ wordt gefinancierd vanuit een landelijke pot en die financiering was al besteed. Het zorgkantoor Friesland sloot met partijen contracten voor de WLZ zorg. Wij wilden geen nieuw contract sluiten voor deze locatie met Kwadrantgroep. (…).”
“Wij zijn naar het zorgkantoor gegaan met de vraag om toestemming te vragen voor het creëren van zorgplekken in Gorredijk in het kader van de WLZ. Ik was mee naar die bespreking als directeur wonen, welzijn en zorg, omdat mijn taak de zorginkoop was. (…) vervolgens hebben wij de vraag om toestemming voorgelegd. Het antwoord daarop was dat (…) er geen toestemming zou komen voor nieuwe plaatsen in Gorredijk. (…).”
Op 20 augustus 2015 heb ik samen met [naam12] een gesprek gehad met het zorgkantoor. Namens het zorgkantoor werd dat gesprek gevoerd door [naam14] en [naam15] . (…) Door het zorgkantoor is aangegeven dat zij de exploitatiekosten voor de 16 plaatsen niet wilden financieren. Die financiering was nodig voor Zuidoost zorg.