In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de heffingsambtenaar van GBLT Zwolle tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 15 november 2022 de WOZ-beschikking en de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) van een drijvend zonnepark vernietigd, omdat het zonnepark als roerende zaak moest worden aangemerkt. De heffingsambtenaar was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 mei 2024 zijn de gemachtigden van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar gehoord.
Het geschil draait om de vraag of het drijvende zonnepark, dat is gelegen in een waterplas, als onroerende zaak moet worden aangemerkt. De heffingsambtenaar stelt dat het zonnepark duurzaam met de bodem is verbonden en daarom als onroerend moet worden beschouwd. Het Hof oordeelt echter dat het zonnepark, ondanks de verbinding met de bodem door middel van kabels en klapankers, niet duurzaam is verenigd met de bodem. Het zonnepark kan daardoor niet als onroerende zaak worden aangemerkt, maar blijft een roerende zaak. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
Daarnaast wordt de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.750. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.