ECLI:NL:HR:2004:AP0226
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Zeedagenaftrek en de kwalificatie van een boorconstructie als zeeschip
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 mei 2004 uitspraak gedaan over de kwalificatie van een boorconstructie, aangeduid als G, als zeeschip in het kader van de zeedagenaftrek. De belanghebbende had voor de jaren 1998 en 1999 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, welke aanslagen na bezwaar door de Inspecteur zijn gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de belanghebbende cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende in loondienst werkzaamheden verrichtte aan boord van G, een stalen constructie die in staat is om te drijven en boorwerkzaamheden uit te voeren op het Nederlandse deel van het continentaal plat. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of G als zeeschip kan worden aangemerkt volgens de relevante wetgeving, met name artikel 8:1, lid 1, BW en artikel 37, lid 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onjuist had geoordeeld door te stellen dat G niet was geconstrueerd voor drijven in zee. De Hoge Raad concludeerde dat G, gezien de parlementaire geschiedenis en de feitelijke omstandigheden, wel degelijk als een zeeschip moet worden gekwalificeerd. Hierdoor heeft de belanghebbende recht op de zeedagenaftrek, wat betekent dat zijn belastbare inkomen voor de jaren 1998 en 1999 verlaagd moet worden met een bedrag dat is berekend op basis van 195 zeedagen.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de aanslagen verminderd, waarbij de Staat werd gelast om de griffierechten aan de belanghebbende te vergoeden. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.