– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de door belanghebbende in bezwaar en beroep geleden immateriële schade tot een bedrag van € 500, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken na 2 februari 2022,
– veroordeelt de Staat tot vergoeding van de door belanghebbende in hoger beroep geleden immateriële schade tot een bedrag van € 500, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan, dan wel, indien dit een later gelegen datum is, vier weken na de datum waarop opgaaf is gedaan van een bankrekening op naam van belanghebbende, tot aan de dag van voldoening,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in bezwaar tot een bedrag van € 134,50, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken na 2 februari 2022,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in beroep tot een bedrag van € 875,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken na 2 februari 2022,
– veroordeelt de Staat in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 875, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken nadat deze uitspraak is gedaan, dan wel, indien dit een later gelegen datum is, vier weken na de datum waarop opgaaf is gedaan van een bankrekening op naam van belanghebbende, tot aan de dag van voldoening,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het voor het beroep betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 360, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken na 2 februari 2022, en
– gelast dat de Staat aan belanghebbende het voor het hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 274, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan, dan wel, indien dit een later gelegen datum is, vier weken na de datum waarop opgaaf is gedaan van een bankrekening op naam van belanghebbende, tot aan de dag van voldoening.