4.21.De Inspecteur heeft daarop verzocht hem in de gelegenheid te stellen schriftelijk te laten weten welke tot nog toe voor belanghebbende geheim gehouden gegevens alsnog kunnen worden gedeeld met belanghebbende. Het Hof heeft dit verzoek ter zitting afgewezen. Het Hof zal deze beslissing thans (nader) motiveren. In de geheimhoudingsbeslissing van 11 juli 2023 is de Inspecteur een termijn van twee weken gegeven om aan het Hof te berichten of en zo ja welke, processtukken hij in ongeschoonde vorm zal inbrengen. Bij brief van 13 juli 2023 heeft de Inspecteur uitstel verzocht van de termijn van twee weken. Bij brief van dezelfde datum heeft het Hof deze termijn verlengd tot uiterlijk 24 augustus 2023. Bij brief van 24 augustus heeft de Inspecteur bericht dat hij gebruikt maak van de mogelijkheid om te volharden in weigering tot overlegging van de desbetreffende ongeschoonde stukken. Bij schrijven van 21 september 2023 heeft de Inspecteur het volgende aan het Hof laten weten:
“Bij het overleggen van de stukken aan de geheimhoudingskamer heb ik in mijn begeleidende brief van 4 juni 2018 uitdrukkelijk een beroep gedaan op het zogenoemde ‘weigeringsrecht’:
“De in artikel 8:29 Awb opgenomen regeling laat de procespartij wiens beroep op geheimhouding of beperkte kennisneming wordt verworpen de mogelijkheid om te volharden in zijn weigering tot overlegging van de desbetreffende stukken, en de uit toepassing van artikel 8:31 Awb mogelijkerwijs voortvloeiende consequenties daarvan te aanvaarden.”
Ik verzoek de geheimhoudingskamer daarom met klem om in de procedure over de inhoud van deze stukken geen uitspraken of uitlatingen te doen die (mogelijk) het risico met zich meebrengen dat alsnog een deel van de inhoud van deze stukken zal worden prijsgegeven (vergelijk de rechtsoverwegingen 2.7.1 en 2.7.2 van de Hoge Raad in zijn arrest van 18 december 2015, nr. 15/01348, ECLI:NL:HR:2015:3600). Ik wil na de uitspraak van de geheimhoudingskamer - indien dat aan de orde is -een zorgvuldige afweging kunnen maken en gelet op de belangen op dat moment kunnen beslissen of ik deze stukken zal overleggen”.
De geheimhoudingskamer van de rechtbank en de eerdere geheimhoudingskamer van het Hof hebben met dit ‘weigeringsrecht’ rekening gehouden. Zij hebben geen enkele uitlating of uitspraak gedaan die (mogelijk) het risico met zich meebrengt dat de gegevens die de inspecteur in de procedure niet wil verstrekken worden prijsgegeven.
Het Hof heeft hierover in onderdeel 2.14 van zijn beslissing van 11 juli 2023 het volgende overwogen:
“Het Hof begrijpt de Inspecteur aldus, dat eenzelfde verzoek voorligt aan het Hof. Het Hof is van oordeel dat, gelet op de vermelde jurisprudentie, het Hof in zijn beslissing zoveel als mogelijk tegemoet dient te komen aan dit verzoek van de Inspecteur, ook indien en voor zover het Hof van oordeel is dat geen gewichtige redenen bestaan die beperkte kennisneming van bepaalde stukken rechtvaardigen. Het verzoek van de Inspecteur brengt echter noodzakelijkerwijs mee dat het Hof bij de motivering van zijn oordelen niet op bepaalde details in kan gaan: de motivering zal meer algemeen van aard moeten zijn, zodat aan de hierna volgende motivering van het Hof slechts beperkte eisen kunnen worden gesteld”.
Het Hof is in de daarop volgende onderdelen van zijn beslissing uitvoerig ingegaan op de inhoud van de stukken. In de beslissing zijn niet alleen uitlatingen of uitspraken gedaan die (mogelijk) het risico met zich meebrengen dat de gegevens die de inspecteur in de procedure niet wil verstrekken worden prijsgegeven, maar zijn ook een aantal gegevens prijsgegeven.”
De brief van de Inspecteur van 13 november 2023 wordt als volgt afgesloten:
“Als de inspecteur de inbreng van de stukken en vragen en antwoorden daarna weigert kan het Hof op grond van art. 8:31 Awb daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen. Omdat dit ook voor de verdere procedure geldt, verzoek ik het Hof nogmaals met klem over de inhoud van al deze stukken verder geen enkele uitspraak of uitlating meer te doen die (mogelijk) het risico met zich meebrengen dat alsnog een deel van de (overige) inhoud van deze stukken zal worden prijsgegeven.”
In de brief van 8 december, met betrekking tot de bij de brief van 23 november 2023 bijgesloten 8:29-stukken, heeft de Inspecteur het Hof als volgt bericht:
“In antwoord op uw bericht van 30 november 2023 bericht ik dat de op 13 november 2023 ingebrachte bijlagen niet met belanghebbende kunnen worden gedeeld.
Op grond van art. 8:29 Awb heb ik verzocht deze bijlagen uitsluitend ter kennisname van het gerechtshof te brengen. Ik maak gebruik van de mogelijkheid om te volharden in mijn weigering tot overlegging van de desbetreffende stukken, en de uit toepassing van artikel 8:31 Awb mogelijkerwijs voortvloeiende consequenties daarvan te aanvaarden.”