ECLI:NL:HR:2013:196

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 augustus 2013
Publicatiedatum
25 juli 2013
Zaaknummer
13/00078
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.A.C.A. Overgaauw
  • C.B. Bavinck
  • L.F. van Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de mogelijkheid van een partij als getuige onder ede in belastingzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 augustus 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premies voor volksverzekeringen en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. De belanghebbende had in eerdere instanties, waaronder de Rechtbank te Haarlem en het Gerechtshof te Amsterdam, bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslagen. De Rechtbank had de beroepen gegrond verklaard voor de jaren 2000 en 2001, maar het Hof had de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de beroepen ongegrond verklaard voor de aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering voor het jaar 2001 en de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2004. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.

Tijdens de zitting bij het Hof had de belanghebbende aangeboden om zelf onder ede een verklaring af te leggen, maar het Hof heeft dit aanbod afgewezen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat in belastingprocedures geen plaats is voor een partijverklaring onder ede, aangezien de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen geen wettelijke basis bieden voor het horen van een partij als getuige. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende verworpen en geoordeeld dat de uitspraak van het Hof juist was. Tevens heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraken van het Hof en de Rechtbank in stand zijn gebleven. Dit arrest benadrukt de beperkingen van getuigenverklaringen in belastingzaken en bevestigt de rechtszekerheid in de belastingprocedures.

Uitspraak

9 augustus 2013
nr. 13/00078
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 22 november 2012, nrs. 10/00924, 10/00925 en 10/00926, betreffende (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, premie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen en premie Ziekenfondswet.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende zijn over het jaar 2000 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn verminderd.
Aan belanghebbende is over het jaar 2001 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd. Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd. De Inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak niet‑ontvankelijk verklaard.
Aan belanghebbende zijn over het jaar 2002 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2003 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en premie Ziekenfondswet opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 08/5975, 08/6598 en 08/7485) heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen gegrond verklaard voor zover zij zien op de navorderingsaanslagen over het jaar 2000 en het jaar 2001, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd voor zover het een niet toekennen van een vergoeding van de in bezwaar gemaakt kosten betreft en de Inspecteur veroordeeld in de kosten van belanghebbende in bezwaar. Voor het overige zijn de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de bij de Rechtbank ingestelde beroepen ongegrond verklaard voor zover zij zien op de aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 2001 en de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004 en voor het overige gegrond, de uitspraken van de Inspecteur in zoverre vernietigd en de (navorderings)aanslagen deels verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de klachten

3.1.
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof het aanbod gedaan om zelf onder ede een verklaring af te leggen. Het Hof heeft dit aanbod gepasseerd op de grond dat in de belastingprocedure voor een partijverklaring onder ede geen plaats is. Voor zover de klachten dit oordeel van het Hof bestrijden, falen zij aangezien ’s Hofs oordeel juist is. De Algemene wet bestuursrecht noch de Algemene wet inzake rijksbelastingen geeft een voorziening die het horen van een van de partijen als getuige mogelijk maakt. Er bestaat geen aanleiding om zonder daartoe strekkende wettelijke bepaling aan te nemen dat een partij in belastingzaken als getuige kan worden gehoord (vgl. HR 17 juni 1992, nr. 27048, BNB 1992/295, en HR 21 maart 2001, nr. 35680, ECLI:NL:HR:2001:AB0632, BNB 2001/178).
3.2.
De klachten kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2013.