ECLI:NL:GHARL:2024:2312

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
200.331.145/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming sociale huurwoning na tekortkomingen in zorgovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding over de ontruiming van een sociale huurwoning. De zaak betreft Maatzorg Thuisbegeleiding B.V., vertegenwoordigd door curator [naam1], die in hoger beroep is gegaan tegen de beslissing van de kantonrechter die de vorderingen tot ontruiming had afgewezen. Maatzorg had een zorgovereenkomst en een (onder)huurovereenkomst gesloten met [geïntimeerde], die tekortschiet in haar verplichtingen. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tekortkomingen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] ernstige tekortkomingen heeft vertoond in de nakoming van haar verplichtingen uit de zorgovereenkomst, wat de opzegging van deze overeenkomst door Maatzorg rechtvaardigt. Hierdoor eindigt ook de huurovereenkomst. Het hof beveelt de ontruiming van de woning uiterlijk op 31 juli 2024, met betaling van ontruimingskosten en een gebruiksvergoeding door [geïntimeerde]. De proceskosten worden toegewezen aan Maatzorg en De Alliantie, die als tussenkomende partij is opgetreden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van zorg- en huurovereenkomsten en de gevolgen van tekortkomingen daarin.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.331.145/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10333223
arrest in kort geding van 26 maart 2024
in de zaak van
[naam1] , in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van
Maatzorg Thuisbegeleiding B.V.,
die kantoor houdt in Utrecht,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna:
Maatzorg,
vertegenwoordigd door mr. W. Vos, advocaat in Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1]
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
vertegenwoordigd door mr. A. Ang, advocaat in Haarlem,
met als tussenkomende partij
Stichting De Alliantie,
gevestigd in Hilversum,
hierna:
De Alliantie,
vertegenwoordigd door mr. D.L. van Praag, advocaat in Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het procesverloop na het arrest van 14 november 2023 (waarbij de tussenkomst van De Alliantie is toegestaan) blijkt uit:
- de memorie van antwoord van Maatzorg inzake de vordering van De Alliantie
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] (met producties 42 t/m 52)
- nagekomen stukken van Maatzorg (productie 53 en 54)
- nagekomen stukken van De Alliantie (producties 2 t/m 5)
- nagekomen stukken van [geïntimeerde] (producties 55 en 56).
1.2
Op 6 maart 2024 heeft een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
2.
De kern van de zaak
2.1
Tussen Maatzorg en [geïntimeerde] is een zorgovereenkomst gesloten. Ook is tussen hen een (onder)huurovereenkomst gesloten. Hoofdverhuurder is De Alliantie. Maatzorg heeft de overeenkomsten met [geïntimeerde] tussentijds opgezegd wegens tekortkomingen van [geïntimeerde] .
2.2
Maatzorg heeft bij de kantonrechter, in kort geding, gevorderd dat [geïntimeerde] veroordeeld wordt tot
- ontruiming van de gehuurde woning
- betaling van de ontruimingskosten indien [geïntimeerde] niet vrijwillig ontruimt
- betaling van een gebruiksvergoeding van € 681,12 per maand vanaf 13 februari 2023 tot de dag van de ontruiming
- betaling van de proceskosten.
2.3
De kantonrechter heeft deze vorderingen op 18 juli 2023 afgewezen en beslist dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen. [1]
2.4
De bedoeling van het hoger beroep van Maatzorg is dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen. De bedoeling van De Alliantie is dat Maatzorg en [geïntimeerde] worden veroordeeld tot ontruiming van de gehuurde woning met hun, hoofdelijke, veroordeling in de proceskosten.

3.Het oordeel van het hof

inleiding
3.1
Het hof zal oordelen dat [geïntimeerde] de woning moet ontruimen. Dat wordt hierna uitgelegd, nadat eerst de feiten zijn beschreven.
de feiten
3.2
Maatzorg was een zorgverlener. Zij bood ambulante hulp en ondersteuning aan cliënten met als doel dat deze cliënten zo snel mogelijk verder konden, maar dan zonder begeleiding. De geboden zorg kon gecombineerd worden met onderdak. In dat geval werd een traject gestart dat bekend stond onder de naam Huren onder Voorwaarden (HoV). Dat project was en is een samenwerkingsverband tussen de gemeente, zorgverleners en woningcorporaties in de regio Gooi- en Vechtstreek.
3.3
In 2020 heeft [geïntimeerde] zich gewend tot Maatzorg met verzoek haar te helpen bij de begeleiding van haar gezin en haar financiën.
3.4
In maart 2022 heeft [geïntimeerde] te kennen gegeven dat zij wilde starten met het HoV-traject. Op 22 maart 2022 is vervolgens een zorgovereenkomst gesloten, waarin een achttal doelstellingen is opgenomen. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over, onder andere, bewoning van de woning, de financiën en de looptijd van het zorgcontract. Doel van de geboden zorg is, zo staat daarin, “
te helpen en te leren om zelfstandig te wonen”.
3.5
Ten behoeve van het HoV-traject met [geïntimeerde] is tussen de Alliantie en Maatzorg op 1 augustus 2022 een (hoofd)huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning [adres] in [woonplaats1] (verder: de woning). Looptijd van die overeenkomst is twee jaar. Op dezelfde dag is, met instemming van De Alliantie, tussen Maatzorg en [geïntimeerde] een onderhuurovereenkomst gesloten voor de woning. Ook van die overeenkomst is de looptijd twee jaar.
3.6
In de zorgovereenkomst en de huurovereenkomst is onder meer opgenomen dat de huur- en zorgovereenkomst onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en dat het zorgelement overheerst en prevaleert. “
Het eindigen van dit zorgcontract doet daarom ook de huurovereenkomst van rechtswege eindigen”, aldus de zorgovereenkomst.
3.7
In de zorgovereenkomst staat ook dat tussentijdse opzegging door Maatzorg mogelijk is wanneer “
[geïntimeerde] tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen die voor mevrouw [geïntimeerde] volgen uit dit zorgcontract”.
3.8
Op 13 januari 2023 heeft Maatzorg de zorgovereenkomst met [geïntimeerde] tegen
13 februari 2023 opgezegd vanwege het niet nakomen van de verplichtingen uit de zorgovereenkomst. Zij heeft daarbij medegedeeld dat daarmee ook de tijdelijke onderhuurovereenkomst eindigde per 13 februari 2023 en dat [geïntimeerde] de woning per die datum diende te verlaten.
3.9
[geïntimeerde] heeft de woning per 13 februari 2023 niet verlaten. Nadien hebben partijen nog geprobeerd om tot een oplossing te komen. In dat kader heeft Maatzorg op 12 april 2023 een voorstel gedaan. Dat voorstel is niet aanvaard door [geïntimeerde] .
3.1
Op 13 juni 2023 is Maatzorg failliet verklaard.
3.11
Op 10 juli 2023 heeft De Alliantie de hoofdhuurovereenkomst met Maatzorg opgezegd tegen 10 augustus 2023.
de bezwaren van Maatzorg
3.12
De kantonrechter heeft overwogen dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomsten door (i) haar financiële situatie niet op orde te brengen, (ii) overlast te veroorzaken en (iii) zich onheus te gedragen tegenover medewerkers van Maatzorg, de gemeente en De Alliantie. Dat is echter te beperkt. De belangrijkste tekortkoming is dat [geïntimeerde] zich niet begeleidbaar heeft opgesteld. Dat blijkt uit alle evaluatieverslagen en de brieven waarbij een waarschuwing, een gele kaart en een rode kaart zijn gegeven. De overlast betreft in het bijzonder de buurvrouw op nummer 85 en die overlast blijkt uit de daarop betrekking hebbende producties.
3.13
De kantonrechter heeft ook overwogen dat Maatzorg niet heeft kunnen aangeven of en door wie de zorgovereenkomst eventueel wordt overgenomen. Overname van de zorgovereenkomst was echter niet aan de orde omdat deze per 13 februari 2023 was geëindigd. Bovendien geldt dat de failliete boedel van Maatzorg geen belang heeft bij overname door een derde van de zorgovereenkomst onder instandhouding van de onderhuurovereenkomst met Maatzorg (de curator).
3.14
De kantonrechter heeft, de balans opmakend, geoordeeld dat het niet verstandig is vooruit te lopen op de beslissing van de bodemrechter in verband met de, als gevolg van het faillissement van Maatzorg, bestaande onzekerheden rond de zorg- en huurovereenkomst. Op die grond zijn de vorderingen van Maatzorg afgewezen. Ten onrechte, omdat Maatzorg op goede gronden heeft opgezegd, [geïntimeerde] het aanbod (brief 12 april 2023) om de zorg- en huurovereenkomst voort te zetten niet heeft aanvaard, ontruiming een voorzienbaar gevolg is van de tekortkomingen en opvang van [geïntimeerde] en haar kinderen gewaarborgd is.
de bezwaren van De Alliantie
3.15
De Alliantie voert als bezwaar tegen de beslissing van de kantonrechter aan dat de zorgovereenkomst door Maatzorg is opgezegd, dat daardoor ook de (onder)huurovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Maatzorg is geëindigd, dat Maatzorg failliet is verklaard en De Alliantie om die reden (op grond van artikel 39 Faillissementswet) de huurovereenkomst tussen haar en Maatzorg heeft opgezegd en [geïntimeerde] om al deze redenen geen titel meer heeft om in de woning te blijven. De Alliantie is ook niet bereid om rechtstreeks met [geïntimeerde] te contracteren omdat [geïntimeerde] onaanvaardbare overlast heeft veroorzaakt voor haar buren, in het bijzonder de buurvrouw van nr. 85 en haar gezin.
het verweer van [geïntimeerde]
3.16
voert het volgende aan. Maatzorg noch De Alliantie heeft een spoedeisend belang bij de vordering tot ontruiming. Voor opzegging van de zorgovereenkomst bestond geen goede grond. [geïntimeerde] heeft altijd meegewerkt aan het realiseren van de gestelde doelen en stelde zich altijd begeleidbaar op. Aan haar is onvoldoende duidelijk gemaakt wat van haar verwacht werd en waarin zij tekortschoot. Er was dan ook onvoldoende grond voor opzegging van de zorgovereenkomst. Een oplossing was en is bovendien eenvoudig bereikbaar: zorgverlener De Paarse Pelikaan heeft de begeleiding van [geïntimeerde] overgenomen en is zeer tevreden over de wijze waarop [geïntimeerde] zich laat begeleiden. Zij kon en kan de zorgovereenkomst dan ook voortzetten of overnemen. Het belang van [geïntimeerde] bij het voorkomen van ontruiming is bovendien erg groot: zij dreigt dan samen met haar twee kinderen dakloos te worden. Huisarts, jeugdbeschermer en jeugdtherapeut verklaren allen dat het gezin belang heeft bij stabiliteit.
plan van behandeling
3.17
De bezwaren van Maatzorg en De Alliantie lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Dat zal daarom hierna gebeuren. Daaraan voorafgaand wordt stilgestaan bij het spoedeisend belang van Maatzorg en De Alliantie. Afgesloten wordt met conclusies en een overweging over de proceskosten.
spoedeisend belang
3.18
Aan de orde is een kort geding. Daarin wordt gevraagd een voorlopige voorziening (ontruiming) te treffen. De rechter in hoger beroep moet, ook ambtshalve, beoordelen of bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening spoedeisend belang bestaat, beoordeeld naar het moment van de uitspraak in hoger beroep. Dat belang is er zowel voor Maatzorg als voor De Alliantie. De essentie van de stellingname van Maatzorg en De Alliantie is dat de zorgovereenkomst en daarmee de (onder)huurovereenkomst terecht is beëindigd. Als dat juist is, hebben zij belang bij spoedige ontruiming omdat dan het faillissement van Maatzorg kan worden afgewikkeld en de woning aan een andere huurder (al dan niet in het kader van het HoV-project) beschikbaar kan worden gesteld.
beoordelingskader
3.19
Zoals gezegd: het betreft hier een kort geding. Dat betekent dat beoordeeld moet worden of de vorderingen van Maatzorg en De Alliantie in een bodemprocedure zodanige kans van slagen hebben dat, vooruitlopend daarop, toewijzing daarvan als voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt daarbij dat, gelet op de aard van het kort geding, daarin over het algemeen geen plaats is voor bewijslevering. Voor toewijzing van de gevorderde voorlopige voorziening is dus nodig dat het hof voldoende aannemelijk vindt dat de bodemrechter in een bodemprocedure zal oordelen dat de zorgovereenkomst terecht is opgezegd, de huurovereenkomst daardoor is geëindigd en [geïntimeerde] de woning dus moet ontruimen.
3.2
De vordering van Maatzorg (en in het voetspoor daarvan die van De Alliantie) is gebaseerd op opzegging van de zorgovereenkomst. Niet in geschil is dat de zorgovereenkomst aan Maatzorg de bevoegdheid gaf, tussentijds, op te zeggen als [geïntimeerde] tekortschoot in de nakoming van haar verplichtingen uit de zorgovereenkomst. Welk tekortschieten van [geïntimeerde] van voldoende gewicht is om de opzegging te rechtvaardigen is op de eerste plaats afhankelijk van wat partijen zijn overeengekomen. Daarnaast is van belang dat van een zorgverlener in beginsel mag worden verwacht dat hij alvorens tot opzegging over te gaan de zorgontvanger concreet heeft gewezen op het ongewenste gedrag, op wijziging van dat gedrag heeft aangedrongen, de zorgontvanger ook de gelegenheid heeft geboden diens gedrag te wijzigen en ook heeft aangegeven dat indien dat niet gebeurt de overeenkomst zal worden opgezegd. [2] Tot slot geldt dat in de beoordeling mogen worden betrokken alle, overige, omstandigheden van het geval.
de verplichtingen van [geïntimeerde]
3.21
In de zorgovereenkomst zijn de verplichtingen geformuleerd waaraan [geïntimeerde] moet voldoen. Samengevat komen die op het volgende neer:
  • De financiën moeten op orde zijn en betalingsachterstanden moeten worden voorkomen
  • Overlast, hinder of gevaar voor omwonenden (ook van de kinderen) moet worden voorkomen
  • Intimidatie, bedreiging, belediging of provocatie van omwonenden, woningcorporatie, hulpverleners en instanties moet worden voorkomen
  • Alle overige huurdersverplichtingen moeten correct worden nagekomen
  • Meegewerkt moet worden aan diagnostisch onderzoek
  • Er moet sprake zijn van zinvolle dagbesteding of werk
  • Aan de gezinsvoogd moet medewerking worden verleend en adviezen van de gezinsvoogd moeten worden opgevolgd
  • Bij (dreigende) problemen in het gezin moet tijdig en adequaat hulp worden ingeschakeld en geaccepteerd.
de nakoming van die verplichtingen door [geïntimeerde]
3.22
Vanaf eind september 2022 was [naam2] , namens Maatzorg, belast met de begeleiding van [geïntimeerde] in het kader van het HoV-project. Zij heeft haar bevindingen neergelegd in evaluatieverslagen. In deze verslagen rapporteert [naam2] van meet af aan over het niet nakomen van verplichtingen uit de zorgovereenkomst door [geïntimeerde] . Het gaat daarbij om het niet tijdig betalen van de huur, het veroorzaken van overlast voor de buren, het onvoldoende meewerken aan het inschakelen van een bewindvoerder en, in het algemeen, het zich onvoldoende begeleidbaar opstellen.
3.23
Daarnaast, zo blijkt uit die verslagen en de brieven van Maatzorg aan [geïntimeerde] , heeft Maatzorg overlastklachten ontvangen van verschillende buren, daaronder begrepen de buurvrouw op nummer 85. Het gaat daarbij, onder andere, om geluidsoverlast, beeldmateriaal maken van buren en intimidatie. Dat blijkt uit de in hoger beroep overgelegde e-mails, chronologisch overzicht en foto’s van deze buurvrouw.
3.24
In een poging de ernst van de situatie duidelijk te maken aan [geïntimeerde] is haar op
13 oktober 2022 een eerste officiële waarschuwing gegeven. Daarin staat dat zij die ontvangt omdat ze zich niet heeft gehouden aan de gemaakte afspraken. Het klemmend verzoek is gedaan zich vanaf dat moment wel aan die afspraken te houden, te weten: “
U komt de afspraken met de hulp verleners na zonder deze af te zeggen en de afspraken vinden plaats in de woning. U gedraagt zich zodanig dat omwonenden geen (geluids)overlast ervaren. U werkt mee met de aanvraag voor bewindvoering
Meegedeeld is voorts dat [geïntimeerde] een laatste officiële waarschuwing (gele kaart) zal ontvangen als zij zich, opnieuw, niet aan de afspraken houdt. Als [geïntimeerde] zich na die, eventuele, gele kaart nog steeds niet aan de afspraken houdt volgt een rode kaart met als gevolg beëindiging van de zorg- en huurovereenkomst, zo wordt eveneens meegedeeld.
3.25
In de periode na 13 oktober 2022 blijft [naam2] rapporteren over gebrek aan medewerking van [geïntimeerde] op het gebied van huurachterstand, inzicht in financiële situatie, medewerking aan bewindvoerder, overlast voor de buren en het zich begeleidbaar opstellen. In een evaluatie van 9 november 2022 noteert [naam2] : “
Mw. vecht tegen het systeem en accepteert geen hulp”. Op 1 december 2022 wordt daarom een gele kaart uitgereikt. Ter toelichting is vermeld:

1. U heeft minimale inspanning getoond om de financiële problemen aan te pakken. Zo is er nog geen bewindvoerder gevonden. Tevens heeft u geen inzagen dan wel medewerking verleend om de financiële situatie in kaart te brengen.
2. Er zijn twee nieuwe overlast meldingen binnen gekomen bij de woningbouw corporatie
3. Het lukt niet om acties te verrichten en verder te komen in het begeleidingsproces. U laat uw begeleider binnen echter is er geen spraken van een constructieve manieren waarop u aan uw doelen uit het zorgcontract werk. Hierdoor stelt u zich niet begeleidbaar op. tevens is er een situatie geweest waarin u uw begeleider onheus heeft bejegend. Dit is ontoelaatbaar en onacceptabel.
3.26
Na 1 december 2022 wordt de situatie er niet beter op. [geïntimeerde] zegt voortdurend afspraken af, daarbij ziekte als reden aanvoerend. Op uitnodigingen om dan via facetime contact te hebben gaat ze niet in. Van de buurvrouw zijn opnieuw klachten ontvangen. Op
19 december 2019 zegt [geïntimeerde] de samenwerking op. Op 10 januari 2023 is de situatie met [geïntimeerde] besproken. In het van dat gesprek opgemaakte verslag staat:

Vanuit gemeente wordt aangegeven dat er binnen de eerdere gesprekken concrete zaken zijn besproken; zoals bewoonbaar/leefbaar maken van de woning, aangaan van bewindvoering, klachten van buren. Mevrouw geeft aan dat zij klachten heeft over buren.
[naam2] van Maatzorg geeft aan dat het niet mogelijk is om verder te komen in de begeleiding;
afspraken worden afgezegd, er wordt niet gereageerd door mevrouw op berichten van
begeleider. Inzage in financiën werd niet gegeven, nieuwe schulden waren ontstaan waardoor bewindvoering de volgende stap was. In dit proces is minimale inzet geweest, acties werden vertraagd door mevrouw.”
3.27
Onder verwijzing naar de bespreking van 10 januari 2023 wordt in een brief aan [geïntimeerde] van dezelfde datum aan haar meegedeeld:

Al geruime tijd is er sprake van dat de afspraken uit het zorgcontract en onderhuurovereenkomst niet nakomt. Op 13 oktober 2022 hebben wij u schriftelijk een officiële eerste waarschuwing, gele kaart gegeven. Op 1 december 2022 hebben wij u schriftelijk een officiële laatste waarschuwing, gele kaart gegeven. In die brief hebben wij u de gevolgen uitgelegd als u zich ook na deze officiële laatste waarschuwing, gele kaart, niet aan alle gemaakte afspraken zou houden. Dit hebben wij tevens tijdens het evaluatie gesprek op 15 november 2022 besproken. Ondanks deze brief en de gesprekken houdt u zich nog steeds niet aan de gemaakte afspraken. Daarom ontvangt u bij deze de rode kaart die aan u door de betrokken ketenpartners is toegelicht tijdens een gesprek op 10 januari 2023.”
De brief vervolgt met opzegging van de zorgovereenkomst tegen 13 februari 2023 en mededeling dat daardoor ook de huurovereenkomst eindigt.
3.28
Van belang is daarnaast dat [geïntimeerde] zelf bij herhaling te kennen heeft gegeven dat ze eigenlijk ook helemaal geen HoV-begeleiding wil. Volgens haar kan ze zelfstandig wonen en dan een goede huurder zijn. Haar reactie op de eerste officiële waarschuwing was niet een uitgesproken bereidheid om zich beter begeleidbaar op te stellen. Die reactie was slechts dat ze de waarschuwing niet accepteert en de strijd aangaat. Het maken van een financieel overzicht vond ze ‘onzin’, ze wil niet dat er instanties bij haar betrokken zijn, ze wil het gevecht met de gemeente Huizen aangaan samen met een grote groep vrouwen (verslag
7 november 2022) en ze keert zich tegen het systeem, zoals [naam2] op 14 november 2022 optekent. Op 19 december 2022 kondigt ze ook aan weg te willen bij Maatzorg. De weerstand tegen begeleiding is ook de rode draad in de verklaring van [naam2] van 22 februari 2024 en in die van [naam3] (destijds werkzaam bij Maatzorg), eveneens van 22 februari 2024.
tussenconclusie 1
3.29
Wat nu besproken is over de periode van eind september 2022 tot begin januari 2023 maakt aannemelijk dat [geïntimeerde] de verplichtingen uit de zorgovereenkomst in ernstig onvoldoende mate is nagekomen.
zijn er redenen anders te denken over de tekortkomingen en de ernst daarvan?
3.3
De klacht van [geïntimeerde] is dat haar nooit is uitgelegd wat concreet van haar verwacht wordt. Die klacht is niet terecht. Huur betalen, financiën op orde hebben, hulpverleners binnen laten, afspraken nakomen, meewerken aan benoeming van en samenwerking met een bewindvoerder, geen burenoverlast veroorzaken, dat alles is erg concreet.
3.31
Reagerend op deze klacht heeft Maatzorg, toen partijen na de opzegging nog met elkaar spraken over het eventueel toch voortzetten van de zorg, op 12 april 2023 niettemin nog een voorstel gedaan aan [geïntimeerde] waarin zeer specifiek wordt uitgewerkt welke voorwaarden zouden gelden en, in het bijzonder ook, wat onder ‘begeleidbaar opstellen’ wordt verstaan. Dat heeft [geïntimeerde] verworpen omdat het voorstel ‘vol’ stond met ‘regels en termijnen’. Dat standpunt is moeilijk te rijmen met de eerder geuite wens concreet te maken wat van haar verwacht werd. Niet zozeer onduidelijkheid over wát van haar verwacht werd was voor [geïntimeerde] kennelijk een belemmering, maar veel meer dát er van haar verwacht werd zich aan, concrete, regels te houden.
3.32
De klacht van [geïntimeerde] is ook dat [naam2] een andere, dwingender, manier van werken had dan haar voorgangers. Het accent in de benadering lag voortaan op ‘straffen’, niet op begeleiding. Een dergelijke methode van werken, die neerkomt op dreigen met huisuitzetting, is, zo stelt [geïntimeerde] onder verwijzing naar een rapport van de Kinderombudsman en de Nationale Ombudsman, [3] contraproductief.
3.33
Bij de beoordeling van deze klacht van [geïntimeerde] staat voorop dat het, getuige haar deelname in het HoV-project, van belang was dat zij werd begeleid voordat ze zelfstandig huurder zou kunnen worden van een woningcorporatie. Dat was niet een straf op eerder gedrag, maar een kans om geheel zelfstandig huurder te worden. Nodig was die tussenstap echter kennelijk wel, ook in de visie van [geïntimeerde] zelf. Zij heeft immers, vrijwillig, ingestemd met de deelname aan het HoV-project. Ingestemd is door haar ook met de daaraan verbonden voorwaarden. Uit de verslaglegging van [naam2] blijkt niet van bestraffend gedrag, wel van voortdurende focus op verbetering van de situatie, zoals: goede financiële huishouding, geen overlast en nakomen van afspraken. De zorgvuldigheid gebood Maatzorg om duidelijk te waarschuwen wanneer de bestaande verplichtingen onvoldoende werden nagekomen. Dat heeft [naam2] consequent gedaan. Daardoor heeft zij [geïntimeerde] niet bedreigd met huisuitzetting, maar juist de, reële, kans gegeven haar gedrag aan te passen en te voorkomen dat het HoV-project voortijdig zou moeten eindigen. Er is op deze wijze dus wel alles gedaan om huisuitzetting te voorkomen.
3.34
De klacht van [geïntimeerde] is verder dat de meldingen van overlast slechts afkomstig zijn van één buurvrouw en de overlast daarmee onvoldoende onderbouwd is. Die onderbouwing is, waar het betreft de periode tot de opzegging van de zorgovereenkomst
(10 januari 2023) inderdaad beperkt: het is vooral de verslaglegging van [naam2] waaruit de klachten van de buurvrouw op nummer 85 blijken. Over de periode daarna zijn de klachten van deze buurvrouw echter ruim gedocumenteerd: vele e-mails, een chronologisch overzicht en diverse foto’s. De juistheid van al deze meldingen is door [geïntimeerde] ook onvoldoende weersproken.
3.35
De klacht van [geïntimeerde] is, tot slot, dat de ervaringen van andere hulpverleners met haar gunstig zijn en juist niet wijzen op een gebrek aan begeleidbare opstelling van haar. Sinds augustus 2023 heeft [geïntimeerde] ondersteuning van de Paarse Pelikaan in de persoon van [naam4] . Zij noemt [geïntimeerde] iemand ‘die zich goed laat ondersteunen’. Ook ontvangt zij steun van Youké in de persoon van [naam5] . Zij geeft aan dat [geïntimeerde] zich laat adviseren. Daarmee is echter nog niet weerlegd dat in de periode van zorgverlening door Maatzorg sprake was van een gebrek aan begeleidbare opstelling. Bovendien is de situatie van toen niet vergelijkbaar met die van nu: Maatzorg werkte op basis van een zorgovereenkomst waarin voor [geïntimeerde] verplichtende voorwaarden waren opgenomen, de Paarse Pelikaan en Youké werken niet op basis van een overeenkomst met [geïntimeerde] en dus niet op basis van verplichtingen waaraan [geïntimeerde] zich moet houden en op het nakomen waarvan de Paarse Pelikaan en Youké toezicht moeten houden. Uit de verklaring van [naam5] blijkt wel van het bestaan van geformuleerde doelen, maar dat is wat anders (namelijk: vrijblijvender) dan het bestaan van afgesproken verplichtingen.
tussenconclusie 2
3.36
Het verweer van [geïntimeerde] biedt, zo blijkt uit het voorgaande, onvoldoende aanknopingspunten om de eerdere conclusie - dat sprake is van ernstige tekortkomingen in de nakoming van haar verplichtingen uit de zorgovereenkomst door [geïntimeerde] - te ontkrachten.
3.37
Die ernstige tekortkomingen rechtvaardigden de opzegging van de zorgovereenkomst en, in het voetspoor daarvan, de huurovereenkomst.
ontruiming
3.38
De vraag is vervolgens of tot ontruiming moet worden besloten. Het behoeft geen betoog dat de situatie van [geïntimeerde] en haar beide kinderen gebaat is bij stabiliteit ook op het gebied van huisvesting. [geïntimeerde] is nogal eens verhuisd en dat zou dan nu opnieuw moeten gebeuren. Zonder aan dat belang te willen afdoen geldt echter wel dat [geïntimeerde] het er zelf naar gemaakt heeft dat zij in deze situatie terecht is gekomen. Dat haar tekortkomingen tot ontruiming konden leiden was voor haar voorzienbaar, al helemaal omdat ze meerdere malen daarvoor gewaarschuwd is. Het belang van [geïntimeerde] en haar gezin om in de woning te kunnen blijven levert daarom niet zonder meer een belang op dat zwaarder moet wegen dan het belang van Maatzorg en De Alliantie om de woning vrij beschikbaar te krijgen.
3.39
Daarbij komt dat [geïntimeerde] en haar beide kinderen niet op straat komen te staan. De gemeente heeft op 22 december 2022 immers uitdrukkelijk toegezegd:

Bij het eindigen van de HOV-constructie zal er een plek binnen maatschappelijke opvang in
onze regio geregeld worden. Wanneer die plek er (nog) niet is, zal er een alternatief gevonden worden om mevrouw met kinderen op te vangen tot er plek is binnen de
maatschappelijke opvang.”
3.4
Om [geïntimeerde] en de gemeente niet onder al te grote druk te zetten voor het vinden van een huisvestingsalternatief zal de ontruimingstermijn worden bepaald op, uiterlijk,
31 juli 2024.
tussenconclusie 3
3.41
Het hoger beroep van Maatzorg slaagt. De gevorderde ontruiming zal worden bevolen. Als niet weersproken is ook toewijsbaar de vordering tot betaling van de kosten van ontruiming voor het geval [geïntimeerde] niet vrijwillig ontruimt en die tot betaling van een gebruiksvergoeding tot het moment van ontruiming. Als in het ongelijk gestelde partij wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de kosten van de procedure bij de kantonrechter en in hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen na de uitspraak. [4]
de vordering van De Alliantie
3.42
De Alliantie heeft gevorderd dat Maatzorg en [geïntimeerde] worden veroordeeld tot ontruiming. De vordering tegen [geïntimeerde] is toewijsbaar. Naast de in dit arrest aan Maatzorg al gegeven ontruimingstitel is de toegevoegde waarde daarvan mogelijk beperkt, maar rechtens geldt dat [geïntimeerde] in haar verhouding tot De Alliantie onrechtmatig handelt door de woning zonder recht of titel te gebruiken. Dat rechtvaardigt toewijzing van de vordering van De Alliantie jegens [geïntimeerde] .
3.43
Als in het ongelijk gestelde partij wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten die De Alliantie heeft gemaakt hebben betrekking op haar gecombineerde vordering tegen Maatzorg en [geïntimeerde] . Om die reden worden de aan [geïntimeerde] toe te rekenen proceskosten bepaald op de helft van het totaal:
- griffierecht: 0,5 x € 343,- = € 171,50
- salaris advocaat 0,5 x € 2.428,- (2 punten tarief II à € 1.214,- per punt) = € 1.214,-
3.44
De vraag is vervolgens welk rechtens relevant belang De Alliantie heeft bij het ook verkrijgen van een titel tegen Maatzorg nu [geïntimeerde] (op vordering van Maatzorg en De Alliantie) in dit arrest reeds veroordeeld wordt tot ontruiming. Dat specifieke belang is niet toegelicht door De Alliantie en is bepaald niet vanzelfsprekend. Daarvoor is vooral van belang dat Maatzorg de opzegging niet heeft betwist en niet anders wil dan de woning in ontruimde staat opleveren aan De Alliantie. Een titel tegen Maatzorg is daarvoor niet nodig en daarbij bestaat dus geen rechtens te respecteren belang. Het te bereiken doel van ontruiming is met de in dit arrest wél gegeven titels voldoende gedekt. In zoverre wordt de vordering van De Alliantie daarom afgewezen.
3.45
In de verhouding tot Maatzorg is De Alliantie aan te merken als in het ongelijk gestelde partij. Om die reden wordt De Alliantie veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Maatzorg, voor zover deze betrekking hebben op de extra kosten die door Maatzorg gemaakt zijn in reactie op de vordering van De Alliantie. Die extra kosten hebben uitsluitend bestaan uit de kosten van de memorie van antwoord inzake de vordering van De Alliantie. De kosten worden daarom als volgt begroot:
- salaris advocaat € 1.214,- (1 punt tarief II)
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.46
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing in kort geding

Het hof:
4.1
vernietigt het vonnis in kort geding van de kantonrechter in rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 18 juli 2023 en doet opnieuw recht:
4.2
veroordeelt [geïntimeerde] op vordering van Maatzorg en De Alliantie om de woning aan de [adres] te [woonplaats1] , met al hetgeen van [geïntimeerde] is en met ieder die bij haar verblijft, te ontruimen en te verlaten na betekening van dit arrest én
uiterlijk op
31 juli 2024onder afgifte van de sleutels aan Maatzorg of De Alliantie;
4.3
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Maatzorg of De Alliantie van de kosten van de ontruiming conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming, indien [geïntimeerde] niet vrijwillig aan de veroordeling tot ontruiming voldoet en Maatzorg of De Alliantie de ontruiming zelf bewerkstelligt met inschakeling van een deurwaarder;
4.4
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van een gebruiksvergoeding aan Maatzorg gelijk aan de huurprijs (thans € 681,12 per maand, een gedeelte van een maand daaronder
begrepen), vanaf 13 februari 2023 tot en met de dag van ontruiming;
4.5
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de proceskosten van Maatzorg:
bij de kantonrechter:
- € 428,04,- aan verschotten
- € 1.107,- aan salaris gemachtigde
en in hoger beroep:
- € 450,32 aan verschotten
- € 2.428,- aan salaris advocaat (2 punten tarief II à € 1.214,- per punt)
4.6
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de proceskosten van De Alliantie: - griffierecht: € 171,50
- salaris advocaat: € 1.214,-
4.7
veroordeelt De Alliantie tot betaling van de proceskosten van Maatzorg:
- salaris advocaat: € 1.214,-;
4.8
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.9
verklaart de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.1
wijst af wat verder is gevorderd door Maatzorg en De Alliantie.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, mr. M.E.L. Fikkers en mr. A. Elgersma en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
26 maart 2024.

Voetnoten

1.Rechtbank Midden-Nederland 18 juli 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:3590
2.Vergelijk Hof Arnhem-Leeuwarden 10 april 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3378, Hof Arnhem-Leeuwarden 6 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3297 en Hof Arnhem-Leeuwarden 17 januari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:492
3.Kinderombudsman & Nationale Ombudsman, 24 januari 2023, `Als de overheid niet thuis
4.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853