Uitspraak
[appellant],
1.wijlen [geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de memorie van grieven tevens houdende vermeerdering van eis, met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde2] , met producties;
- een akte uitlating producties van [appellant] .
De kern van de zaak
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil, de beslissing van de rechtbank en het doel van het hoger beroep
5.Het oordeel van het hof
eerste bezwaarkomt er samengevat op neer dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn verweer dat sprake is van een schenking en dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld nader getuigenbewijs te leveren. Het
tweede bezwaarstelt aan de orde dat rechtbank ten onrechte geen gevolgen heeft verbonden aan het niet aflossen op de lening en het niet betalen van rente op de lening. Met zijn
derde bezwaarkomt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de geldleningsovereenkomst opeisbaar was. Volgens [appellant] is de overeenkomst door [geïntimeerden] niet rechtsgeldig opgezegd.
“om de aankoop van de woning op bovenstaand adres mogelijk te maken”, is een onderhandse akte als bedoeld in artikel 156 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Zo’n akte levert op grond van artikel 157 lid 2 Rv in samenhang met artikel 151 lid 2 Rv tussen partijen dwingend op, waartegen tegenbewijs kan worden geleverd. Dwingend bewijs wil in dit geval zeggen dat er in beginsel van wordt uitgegaan dat het waar is wat in de geldleningsovereenkomst is vermeld.”