In deze zaak gaat het om een hoger beroep waarin de vraag centraal staat of de pachter een agrarische onderneming drijft die voldoet aan de eisen van bedrijfsmatig gebruik. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de pachter, op basis van de door hem verstrekte bedrijfsgegevens, niet kan aantonen dat er sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie. De toelichting die de pachter ter zitting heeft gegeven, biedt onvoldoende onderbouwing voor zijn stellingen, waardoor de verpachter niet de benodigde aanknopingspunten voor bewijslevering heeft gekregen. Het hof concludeert dat de pachter niet voldoet aan zijn verplichting om feitelijke gegevens te verschaffen ter motivering van zijn betwisting van de stellingen van de verpachter.
De zaak betreft een pachtovereenkomst die sinds 1990 loopt, waarbij de pachter landbouwpercelen van de verpachter heeft gehuurd. De verpachter heeft de pachtovereenkomst opgezegd, omdat de pachter tekort zou schieten in de nakoming van de verplichtingen. De pachter heeft bezwaar gemaakt tegen deze opzegging en vordert in hoger beroep de vernietiging van eerdere vonnissen van de pachtkamer van de rechtbank Gelderland. Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld en beoordeeld of de pachter daadwerkelijk een agrarische onderneming drijft.
Het hof concludeert dat de pachter niet kan aantonen dat hij een bedrijfsmatige exploitatie heeft, mede gezien de inconsistenties in de door hem overgelegde gegevens en de lage opbrengsten die uit de boekhouding blijken. De vorderingen van de pachter worden afgewezen en de eerdere vonnissen worden bekrachtigd. Het hof stelt een datum voor ontruiming van de gepachte percelen vast en veroordeelt de pachter in de kosten van het hoger beroep.