ECLI:NL:GHARL:2024:1795
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Internationale handelsgeschil over flipperkasten met bewijsrisico's en bewijslastverdeling
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen, [appellant] en [geïntimeerde], die betrokken waren bij de handel in flipperkasten. De appellant, die in Nederland woont, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de geïntimeerde, die in België woont. De rechtbank had geoordeeld dat de geïntimeerde gedeeltelijk in zijn bewijsopdracht was geslaagd, maar de appellant betwistte deze bevindingen en de bewijswaardering door de rechtbank. Het hof moest beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd was en of het Nederlands recht van toepassing was, wat het hof bevestigde. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde niet was geslaagd in zijn bewijsopdracht, omdat de door hem overgelegde bewijsstukken onvoldoende duidelijkheid boden over de transacties en betalingen met betrekking tot de flipperkasten. Het hof vernietigde het eindvonnis van de rechtbank, behalve voor een onderdeel waar de appellant geen grief tegen had ingediend. De geïntimeerde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de appellant in beide procedures. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke administratie en bewijsvoering in handelsgeschillen.