ECLI:NL:GHARL:2024:1465

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
200.337.554
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewindvoerder als procespartij in procedure over ontruiming huurovereenkomst en de vraag naar de beëindiging van de huurovereenkomst

In deze zaak heeft Herstel Bewind B.V., als bewindvoerder van een appellant, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De voorzieningenrechter had bepaald dat de huurovereenkomst tussen de appellant en Stichting NabijWonen was geëindigd en dat de appellant de woning moest ontruimen. De appellant, die sinds mei 2023 onder bewind staat, huurt een woning van NabijWonen, die stelt dat de huurovereenkomst per 29 november 2023 is geëindigd. De appellant woont nog steeds in de woning en verzet zich tegen de ontruiming. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld, waarbij het de ontvankelijkheid van het hoger beroep heeft vastgesteld en de gronden van NabijWonen heeft behandeld. Het hof concludeert dat de vordering tot ontruiming niet kan worden toegewezen, omdat onvoldoende aannemelijk is dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van NabijWonen af, waarbij het ook de proceskosten ten laste van NabijWonen legt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.337.554
(zaaknummer rechtbank Midden Nederland, locatie Utrecht: 10836413)
arrest in kort geding van 27 februari 2024
in de zaak van
Herstel Bewind B.V.
die is gevestigd in Haarlem
hierna: de bewindvoerder
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van:
[appellant]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde partij
hierna: [appellant]
advocaat: mr. J. Sprakel
tegen:
Stichting NabijWonen,
die is gevestigd in Doorn
die bij de rechtbank optrad als eisende partij
hierna: NabijWonen
advocaat: mr. W.A. Kempe

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter) op 26 januari 2024 (en het herstelvonnis op 9 februari 2024) tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep waarin ook de grieven zijn opgenomen, met producties
  • de memorie van antwoord met producties
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 21 februari 2024 is gehouden
  • de (met toestemming van het hof ingekomen) brief van mr. Sprakel van 22 februari 2024 met bijlagen.
1.2
Hierna heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellant] staat sinds mei 2023 onder bewind. Hij huurt een woning van NabijWonen. NabijWonen vindt dat die huurovereenkomst is geëindigd per 29 november 2023. [appellant] woont nog steeds in de woning en NabijWonen wil dat [appellant] de woning verlaat.
2.2.
NabijWonen heeft een (kort geding)procedure aangespannen tegen de toenmalig bewindvoerder van [appellant] en ontruiming van de woning gevorderd. De voorzieningenrechter heeft die vordering toegewezen en de bewindvoerder/ [appellant] veroordeeld om de woning uiterlijk 1 maart 2024 te verlaten, onder compensatie van de kosten. [appellant] is het daar niet mee eens. De bedoeling van het hoger beroep is dat de ontruimingsvordering alsnog wordt afgewezen, zodat hij in de woning kan blijven.

3.Het oordeel van het hof

de beslissing van het hof
3.1.
Het hof zal beslissen dat het hoger beroep ontvankelijk is en dat de vordering tot ontruiming van de woning zal worden afgewezen. Deze beslissing wordt hierna uitgelegd. Het hof schetst eerst de achtergrond van de zaak.
de achtergrond van de zaak
3.2.
[appellant] was dakloos. Via het project Living Lab van de gemeente Utrecht sluit hij een huurovereenkomst met de rechtsvoorganger van NabijWonen, de stichting Stichting Heuvelrug Wonen, en een begeleidingsovereenkomst met de stichting Stichting Kwintes.
3.3.
De huurovereenkomst heeft als datum van ondertekening 2 maart 2022. Op grond van de huurovereenkomst huurt [appellant] van NabijWonen de woning aan de [adres] in [plaats1] . Hij gaat omstreeks 29 november 2021 in de woning wonen. In de huurovereenkomst staat dat deze met ingang van 29 november 2021 is aangegaan voor bepaalde tijd. Er is door NabijWonen ook een ongedateerde overeenkomst overgelegd over onder meer de huur. Daarin wordt gerefereerd aan het project Living Lab en er staat:
- dat de verhuurder de huurder, [appellant] , een kans wil geven onder een aantal voorwaarden
- dat [appellant] thuisbegeleiding van Kwintes aanvaardt en dat Kwintes de begeleiding voortijdig kan stoppen
- dat de begeleidingsovereenkomst tussen Kwintes onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de huurovereenkomst
- dat de huurovereenkomst is aangegaan voor 24 maanden en dat de huurovereenkomst bij goed gedrag stilzwijgend wordt verlengd voor onbepaalde tijd.
3.4.
De begeleidingsovereenkomst tussen [appellant] en Kwintes wordt ondertekend op 29 november 2021. Daarin staat onder meer:

Samenhang begeleidingsovereenkomst en huurovereenkomstIndien naast deze begeleidingsovereenkomst met cliënt ook een huurovereenkomst wordt gesloten voor het gebruik van woonruimte, heeft cliënt enkel het recht de door Kwintes aan hem/haar ter beschikking gestelde woonruimte te bewonen voor zolang als er tussen cliënt en Kwintes een begeleidingsovereenkomst bestaat.De huurovereenkomst en de begeleidingsovereenkomst zijn aldus zo nauw met elkaar verbonden dat het einde van de begeleidingsovereenkomst ook het einde betekent van de huurovereenkomst. Cliënt realiseert zich aldus dat hem/haar geen beroep op de huurbeschermingsbepalingen in het Burgerlijk Wetboek toekomt”.
3.5.
Kwintes geeft [appellant] bij brief van 14 september 2023 te kennen dat zij overgaat tot beëindiging van de begeleidingsovereenkomst per eerst mogelijke opzegdatum, zijnde het einde van [appellant] zorgbeschikking datum d.d. 15 november 2023. Zij schrijft dat zij na meerdere officiële waarschuwingen tot beëindiging van de begeleidingsovereenkomst kan overgaan en dat [appellant] herhaaldelijk zijn verantwoordelijkheden uit de overeenkomst niet is nagekomen.
3.6.
Heuvelrug Wonen schrijft [appellant] op 11 oktober 2023 dat zij het tijdelijk contract voor de woning, dat eindigt op 28 november 2023, niet gaat verlengen, omdat hij in de afgelopen periode niet aan de voorwaarden voor verlenging van het tijdelijke contract heeft voldaan.
3.7.
Het vermogen van [appellant] is bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland (locatie Utrecht) van 17 mei 2023 onder bewind gesteld. Detmar Bewindvoering wordt als bewindvoerder benoemd. Bij beschikking van 2 februari 2024 van de kantonrechter wordt in plaats van Detmar de huidige bewindvoerder als bewindvoerder benoemd met ingang van 16 februari 2024.
de ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.8.
NabijWonen stelt dat [appellant] niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat dit niet is ingesteld door zijn bewindvoerder. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling dit punt met partijen besproken, onder verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad, waarin is beslist dat de bewindvoerder de formele procespartij is als het gaat om vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde [1] . De advocaat van [appellant] heeft toegelicht dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding de benoeming van de nieuwe bewindvoerder nog niet was ingegaan en dat er een conflict was met de oude bewindvoerder waarin hij namens [appellant] optrad. Hij heeft e-mails voorgelezen, waaruit blijkt dat hij wel toestemming heeft gevraagd en gekregen van de huidige bewindvoerder voor deze hoger beroepsprocedure. Het hof heeft daarop om een schriftelijke bevestiging van de bewindvoerder verzocht dat deze bereid is om als formele procespartij op te treden. Die bevestiging is gekomen bij e-mail van de bewindvoerder van 21 februari 2024, waarin staat dat de bewindvoerder zich als formele procespartij wil stellen.
3.9.
De Hoge Raad heeft in het hiervoor bedoelde arrest ook beslist dat de bewindvoerder in een procedure tussen de verhuurder en de rechthebbende in rechte kan verschijnen om deze als formele procespartij over te nemen, en dat daarvoor geen bijzondere formaliteiten zijn vereist. Het hof leidt uit het arrest af dat dit ook kan als, zoals in dit geval, een rechtsmiddel wordt aangewend door de rechthebbende zelf (rechtsoverweging 3.4.2). Het hof merkt daarom de bewindvoerder na diens bereidverklaring aan als formele procespartij die het geding heeft overgenomen van [appellant] .
3.10.
NabijWonen beroept zich ook nog op onjuistheden in de dagvaarding in hoger beroep, maar voor zover daarvan sprake is, zijn die gedekt door de verschijning van NabijWonen. NabijWonen heeft ook verweer gevoerd en is in haar mogelijkheden daartoe niet benadeeld door de gestelde onjuistheden.
spoedeisend belang
3.11.
Het gaat hier om een kort geding. Dat betekent dat eerst moet worden beoordeeld of in hoger beroep (nog steeds) een spoedeisend belang bestaat bij toewijzing van de vordering van NabijWonen. NabijWonen stelt dat [appellant] haar woning zonder recht of titel, en daarmee onrechtmatig, gebruikt. Uit de aard van die vordering volgt het spoedeisend belang, zeker nu het hier gaat om een woningbouwvereniging die belast is met doelmatige en rechtvaardige verdeling van woonruimte. De omstandigheid dat [appellant] belang heeft bij behoud van zijn woning weegt mee bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak, maar staat niet aan het spoedeisend belang van de vordering van NabijWonen in de weg.
beoordelingskader
3.12.
In kort geding moet het hof beoordelen of de vordering van NabijWonen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing van die vordering vooruit te lopen. Hierbij is het uitgangspunt dat terughoudend moet worden geoordeeld over een vordering tot ontruiming van een woning, omdat een dergelijke vordering een ingrijpend karakter heeft en doorgaans onomkeerbare gevolgen met zich meebrengt.
is de huurovereenkomst geëindigd?
3.13.
NabijWonen stelt dat de huurovereenkomst met [appellant] is geëindigd en dat [appellant] sindsdien zonder recht of titel in de woning verblijft, zodat hij die moet ontruimen. Zij voert drie grondslagen aan:
(i) er is sprake van een gemengde overeenkomst en als gevolg van het eindigen van de begeleidingsovereenkomst eindigt automatisch ook de huurovereenkomst per 15 november 2023
(ii) er is sprake van een tijdelijke huurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:271 BW en zij heeft tijdig aangezegd dat de huurovereenkomst eindigt per 29 november 2023
(iii) er is sprake van een einde van de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden, omdat de (oude) bewindvoerder daarmee namens [appellant] heeft ingestemd.
Het hof zal deze grondslagen achtereenvolgens behandelen.
(i) gemengde overeenkomst
3.14.
De voorzieningenrechter heeft tot uitgangspunt genomen dat de begeleidingsovereenkomst en huurovereenkomst onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en dat voldoende aannemelijk is dat beëindiging van de begeleidingsovereenkomst ook het einde van de huurovereenkomst tot gevolg heeft. Tegen dit uitgangspunt heeft [appellant] geen (voldoende duidelijke) bezwaar geformuleerd, zodat ook het hof er bij de beoordeling van de primaire grondslag van heeft uit te gaan dat sprake is van een gemengde overeenkomst waarbij met het beëindigen van de begeleidingsovereenkomst automatisch een einde komt aan de huurovereenkomst.
3.15.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of Kwintes in redelijkheid kon overgaan tot beëindiging van de begeleidingsovereenkomst met [appellant] . Het hof beantwoordt deze vraag, anders dan de kantonrechter, ontkennend. NabijWonen heeft haar stellingen op dit punt onvoldoende onderbouwd en dit kort geding leent zich niet voor nadere onderbouwing of bewijslevering.
3.16.
De begeleidingsovereenkomst is door Kwintes beëindigd. De redenen die Kwintes hiervoor heeft gegeven zijn het niet nakomen van afspraken na officiële waarschuwingen, dat begeleiding zonder bijkomende persoonlijke ernstige agressie niet mogelijk is en het niet nakomen van verantwoordelijkheden. Ten aanzien van (de invulling van) de begeleidingsovereenkomst gedurende de looptijd daarvan heeft het hof nauwelijks gegevens. Het is aan NabijWonen, die zich op het einde van de huurovereenkomst beroept, om te stellen en onderbouwen dat de begeleidingsovereenkomst in redelijkheid opgezegd kon worden. In eerste aanleg heeft NabijWonen volstaan met het overleggen van het eindverslag van Kwintes. Volgens dat verslag was de begeleiding vanuit Kwintes een moeizaam proces en was er sprake van verbale agressie en dreigen met geweld richting de begeleiding en medewerkers van de receptie. Er wordt ook melding gemaakt van een incident op het kantoor waar de politie bij is betrokken. In het verslag staat verder dat [appellant] in de twee jaar tijd waarin hij begeleiding heeft ontvangen niet de juiste stappen heeft gezet om te werken aan zijn agressie regulatie en dat Kwintes dat niet ziet veranderen zolang [appellant] niet de juiste behandeling gaat volgen. Uit dit verslag blijkt van de nodige problemen ten aanzien van de begeleiding, maar niet waaruit de begeleiding heeft bestaan en hoe de begeleiding is ingevuld.
3.17.
Ook overigens ontbreekt iedere informatie hierover. Er is/zijn geen indicatiebesluit(en) en/of behandelplan(nen) overgelegd, waaruit blijkt voor welke problematiek [appellant] behandeld werd. Niet is onderbouwd waaruit die behandeling vanaf eind 2021 heeft bestaan en welke behandeldoelen werden nagestreefd. In hoger beroep zijn enkele nadere stukken overgelegd, te weten twee officiële waarschuwingen van Kwintes aan [appellant] van juni en september 2023. Dat was dus pas na ruim anderhalf jaar begeleiding en laat de vraag open welke begeleiding in de anderhalf jaar daarvoor is ingezet. Van begin juni 2023 dateert een ook overgelegd document
Netwerkoverleg Continuering Zorg en Verblijf.
Daaruit blijkt zonder meer van problemen rond [appellant] , maar niet duidelijk is in welk kader dat document is opgesteld en evenmin wat er van de zijde van Kwintes is ondernomen naar aanleiding van de geconstateerde problemen. De tweede officiële waarschuwing is van 12 september 2023. Daarin staat (evenals in de eerste waarschuwing) dat [appellant] zich niet aan de afspraken houdt (zoals geen persoonlijke overlast meer veroorzaken, niet dreigen met geweld rondom de woning en het kantoor van Kwintes), dat het een gele kaart betreft en dat als hij zich hierna weer niet aan afspraken houdt direct een beëindiging van het zorgcontract zal volgen en dat [appellant] de woning dan direct zal moeten verlaten. Twee dagen daarna stuurt Kwintes de beëindigingsbrief aan [appellant] . Welke overtreding [appellant] in die twee tussenliggende dagen heeft gemaakt blijkt niet uit die brief en is ook niet toegelicht. Er staat in de brief slechts:

Wij hebben geconstateerd dat u de afspraken uit de eerdere officiële waarschuwingen consequent niet bent nagekomen, omdat wij feitelijk hebben geconstateerd dat vanuit uw zijde enig contact lees begeleiding zonder bijkomende ernstige persoonlijke agressie niet meer mogelijk is beëindigen wij de zorgovereenkomst (…)”.
3.18.
[appellant] stelt, en heeft dat tijdens de mondelinge behandeling ook verklaard, dat er vanaf het begin af aan veel problemen waren met de woning, waaronder ernstige lekkages, en dat dat hem veel spanning heeft opgeleverd. Verder heeft hij gezegd dat hij vanuit Kwintes steeds wisselende begeleiders kreeg en dat hem geen adequate begeleiding is geboden. Dat zal ongetwijfeld een eenzijdig beeld zijn, maar stukken waaruit blijkt hoe de begeleiding wel is verlopen zijn er niet. Die onderbouwing had NabijWonen al in eerste aanleg, maar zeker in hoger beroep moeten geven. Datzelfde geldt voor de door [appellant] opgeworpen vraag van de nazorg. Kwintes dient zich als aanbieder van langdurige zorg in te spannen om de continuïteit van die zorg te waarborgen. Wat Kwintes in dat kader heeft gedaan is onduidelijk gebleven. In het eindverslag wordt daarover slechts in algemene termen iets vermeld.
3.19.
Het hof komt dus tot het oordeel dat NabijWonen in het kader van dit kort geding onvoldoende feitelijk en met bewijzen heeft onderbouwd dat de gronden waarop Kwintes de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst heeft gestoeld zich hebben voorgedaan.
Het hof heeft daardoor niet (voldoende) kunnen vaststellen dat Kwintes in redelijkheid tot beëindiging van de begeleidingsovereenkomst kon overgaan. Dit betekent dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat vanwege het eindigen van de begeleidingsovereenkomst de huurovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
(ii) tijdelijke huurovereenkomst
3.20.
NabijWonen stelt dat, los van de eerste grondslag van haar vordering, de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, omdat sprake is van een tijdelijke huurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:271 BW en zij het eindigen daarvan tijdig, bij brief van 11 oktober 2023, aan [appellant] heeft aangezegd. [appellant] betwist dat sprake is van een tijdelijke huurovereenkomst, omdat bedoeld is de huurovereenkomst te laten “
omklappen” naar een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd als aan de voorwaarden is voldaan. Partijen verschillen dus over de vraag hoe de huurovereenkomst moet worden uitgelegd.
3.21.
Om de huurovereenkomst te kunnen kwalificeren is van belang wat partijen zijn overeengekomen. Hoe de bepalingen uit de overeenkomsten moeten worden uitgelegd, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar de tekst daarvan. Het komt aan op hoe partijen de bepalingen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten begrijpen en op wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de kwetsbare positie van [appellant] , die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst dakloos was, terwijl NabijWonen een professionele partij is.
3.22.
Het hof verwerpt de uitleg die NabijWonen aan de overeenkomst geeft. De bepalingen uit de huur- en begeleidingsovereenkomst zijn niet duidelijk. De huurovereenkomst is ondertekend op 2 maart 2022, ruim nadat [appellant] al in de woning woonde. In de huurovereenkomst staat in artikel 3 niet meer dan dat de overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, zonder dat die tijd nader wordt bepaald. Daargelaten de vraag of de overeenkomst hiermee kwalificeert als een overeenkomst voor bepaalde tijd, is hiermee nog niet duidelijk dat het zou gaan om een tijdelijke overeenkomst als bedoeld in (de tweede zin van) art. 7:271 lid 1 BW. In de ongedateerde aparte overeenkomst staat dat de huurovereenkomst wordt aangegaan voor 24 maanden en dat de huurovereenkomst bij goed gedrag stilzwijgend wordt verlengd voor onbepaalde tijd. Daargelaten het feit dat niet duidelijk is wanneer deze overeenkomst is getekend (dit kon NabijWonen ook ter zitting niet ophelderen) en dat in deze overeenkomst niet staat wanneer de termijn van 24 maanden ingaat, duidt ook dit niet zonder meer op een tijdelijke huurovereenkomst in de zin van artikel 7:271 BW. De bepaling over de huur in de begeleidingsovereenkomst tussen Kwintens en [appellant] (artikel 4) maakt de huurovereenkomst ook al niet tot een tijdelijke huurovereenkomst als bedoeld in art. 7: 271 lid 1 BW (nog los van het feit dat deze bepaling uitgaat van de situatie waarin Kwintes optreedt als verhuurder; die situatie doet zich hier niet voor).
3.23.
Het hof heeft geen informatie over wat er aan [appellant] is verteld in het kader van het aangaan van de huurovereenkomst, zodat dat niet bij de uitleg betrokken kan worden. NabijWonen heeft nog aangevoerd dat [appellant] niet als goed huurder heeft gehandeld, maar dat is niet aan de beëindiging van de huurovereenkomst ten grondslag gelegd. Daarmee komt ook geen betekenis toe aan de (enige) waarschuwing die NabijWonen medio 2022 heeft gegeven aan [appellant] .
3.24.
Gezien wat hiervoor is overwogen en gelet op de hoedanigheid van partijen, is in het kader van dit kort geding niet aannemelijk geworden dat sprake is van een tijdelijke huurovereenkomst in de zin van artikel 7:271 lid 1 BW. Dit betekent dat onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de huurovereenkomst door de aanzegging van rechtswege is geëindigd. Ook deze grondslag kan de vordering van NabijWonen dus niet dragen.
(iii) einde met wederzijds goedvinden
3.25.
NabijWonen wijst ter onderbouwing van haar stelling dat de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd op een e-mailbericht van 27 november 2023 van de vorige bewindvoerder van [appellant] . Daarin staat:

Dit huurcontract eindigt van rechtswege na 2 jaar.Voor wat het waard is…. Wij staan achter de einde huur vanwege het gedrag van de heer [appellant]”.
Volgens NabijWonen heeft de bewindvoerder namens [appellant] hiermee ingestemd met het eindigen van de huur.
3.26.
Voor het eindigen van een huurovereenkomst heeft een bewindvoerder machtiging van de kantonrechter nodig, omdat dit geen gewone beheersdaad is ten aanzien van het onder bewind gestelde goed (artikel 1:441 lid 2 sub a BW). [appellant] heeft aangevoerd dat die machtiging ontbreekt. NabijWonen stelt (daartegenover) niet dat die machtiging is verleend. Dit betekent dat de bewindvoerder, los van de vraag of het e-mailbericht een voldoende duidelijke instemming is, deze toestemming niet bevoegd heeft gegeven.
de conclusie
3.27.
Het is niet voldoende aannemelijk geworden dat de bodemrechter de vordering tot ontruiming op de door NabijWonen aangevoerde grondslagen zal toewijzen. Het hoger beroep van [appellant] slaagt. Het hof zal het vonnis vernietigen. NabijWonen wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de rechtbank. Daaronder vallen ook de nakosten. [2]

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis de rechtbank Midden-Nederland van 26 januari 2024, met het bijbehorende herstelvonnis van 9 februari 2024
4.2.
wijst de vorderingen van NabijWonen af
4.3.
veroordeelt NabijWonen tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 408,- aan salaris van de advocaat van [appellant]
en tot betaling van de volgende kosten in hoger beroep:
€ 349,- aan griffierecht
€ 135,97 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan NabijWonen
€ 2.428,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x appeltarief II);
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, S.C.P. Giesen en M.F.A. Evers en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 februari
2024.

Voetnoten

1.HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853