ECLI:NL:GHARL:2024:1253

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
200.314.433
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van inlichtingenplicht door verzekerde met opzet om verzekeraar te misleiden in schadeclaim na brand in autowasstraat

In deze zaak heeft Rapido Car Wash B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin haar vorderingen tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. werden afgewezen. De zaak draait om een schadeclaim na een brand in de autowasstraat van Rapido, waarbij Achmea weigerde uit te keren op basis van vermeende misleiding door Rapido. Het hof heeft vastgesteld dat Rapido haar inlichtingenplicht heeft geschonden door onjuiste en inconsistente informatie te verstrekken over de waarde van de reinigingsmachine en de omstandigheden rondom de schadeclaim. Het hof oordeelt dat Rapido opzettelijk heeft geprobeerd Achmea te misleiden om een hogere uitkering te verkrijgen dan waar zij recht op had. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat Rapido opzettelijk had gefraudeerd door een valse factuur te overleggen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Rapido af, waarbij het ook de proceskosten ten laste van Rapido stelt. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en eerlijkheid in verzekeringsrelaties, vooral bij schadeclaims.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.314.433
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen 395276
arrest van 20 februari 2024
in de zaak van
Rapido Car Wash B.V.
die is gevestigd in Amersfoort
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna:Rapido
advocaat: mr. A.S. Avagyan
tegen
Achmea Schadeverzekeringen N.V. h.o.d.n. Interpolis
die is gevestigd in Apeldoorn
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: Achmea
advocaat: mr. R.H.J. Wildenburg

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Rapido heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen op 18 mei 2022 tussen partijen heeft uitgesproken (hierna: het vonnis). Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven, met producties 47-50
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in (voorwaardelijk) incidenteel appel, met producties 5 en 6
  • de memorie van antwoord in (voorwaardelijk) incidenteel appel, met producties 51 en 52.

2.De kern van de zaak en de relevante feiten

2.1.
Rapido exploiteerde een autowasstraat in Amersfoort (hierna de wasstraat). Zij had bij Achmea een pakketverzekering afgesloten die onder andere betrekking had op de inventaris. Eind februari 2020 is brand uitgebroken in de wasstraat. Achmea weigert tot uitkering onder de verzekeringen over te gaan omdat zij meent dat Rapido haar opzettelijk heeft misleid bij het melden van de schade. Rapido is van mening dat zij Achmea niet heeft misleid en vordert uitkering van de verzekeringspenningen.
2.2.
Het hof gaat uit van de feiten zoals de rechtbank deze heeft vastgesteld in de onderdelen 2.1. tot en met 2.26. van het vonnis en enkele aanvullende feiten die het hof zelf vaststelt. De hierna genoemde (factuur)bedragen zijn exclusief BTW, tenzij anders is aangegeven.
De wasstraat
2.3.
Rapido is in juli 2018 opgericht. De - indirect - enig aandeelhouder en enig bestuurder van Rapido is de heer [de directeur/grootaandeelhouder – de DGA] (hierna [de DGA] ).
2.4.
[de DGA] is van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 als directeur werkzaam geweest bij Rapido Express B.V. (hierna Rapido Express). Hij stond bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als enig bestuurder van Rapido Express van 15 november 2017 tot 12 december 2019. De heer [naam1] (hierna [naam1] ) was bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als enig aandeelhouder van Rapido Express in die periode. [naam1] was ook ingeschreven als enig bestuurder van Rapido Express, van 20 april 2020 tot 15 februari 2022. Daarvoor was als enig bestuurder ingeschreven [naam2] , van 12 december 2019 (de datum van terugtreden van [de DGA] ) tot 20 april 2020. Rapido Express exploiteerde een wasstraat aan de Nijverheidsweg in Amersfoort.
2.5.
In april 2018 is in de wasstraat van Rapido Express een borstelloze reinigingsmachine (een ‘Leishu360’, hierna de reinigingsmachine) geïnstalleerd. De reinigingsmachine is geleverd door de Chinese onderneming Hangzhou Leisu Cleaning Equipment Co., Ltd. (hierna Leisu).
2.6.
[de DGA] heeft per e-mail van 2 december 2019 de verhuurder van het gebouw waarin de wasstraat was ondergebracht (hierna de verhuurder) geïnformeerd dat hij per 3 januari 2020 met zijn eigen B.V. (Rapido) de wasstraat van Rapido Express overneemt en heeft om overname van het huurcontract per die datum gevraagd.
2.7.
[de DGA] heeft op 27 december 2019 namens Rapido een “
Overeenkomst financiële lease (geldlening met pandrecht)” met Rabo Lease B.V. getekend. Op grond van deze overeenkomst (hierna: de leaseovereenkomst) heeft Rabo Lease een lening van € 127.050 verstrekt aan Rapido voor de aankoop van “
een wasstraat, merk: Reinigingsmachine, model: Smart 360, serienummer: [nummer1] , bouwjaar 2019”. Rapido heeft tot zekerheid van terugbetaling van deze lening een pandrecht ten gunste van Rabo Lease gevestigd op de reinigingsmachine.
2.8.
Bij de leaseovereenkomst zat met het oog op dit pandrecht als bijlage een factuur van Rapido Express, gedateerd 2 december 2019. In deze factuur staat als omschrijving “
Reinigingsmachine Smart 360”, met de vermelding “
Stuksprijs 105.000,00” en met als totaalbedrag (inclusief BTW) € 127.050. Het hof duidt deze factuur hierna aan als factuur I. Rapido heeft op 31 december 2019 € 127.050 overgemaakt aan Rapido Express, onder vermelding van het op de factuur I weergegeven factuur- en klantnummer.
2.9.
Rapido heeft op 30 december 2019 een aantal verzekeringen aangevraagd bij Achmea, die deze aanvragen in een brief van 3 januari 2020 heeft geaccepteerd. Achmea heeft de inventaris verzekerd voor een verzekerd bedrag van € 200.000 en het “
huurdersbelang” (de aanpassingen die Rapido aan de gehuurde ruimte had aangebracht) voor een verzekerd bedrag van € 50.000.
2.10.
Rapido (vertegenwoordigd door [de DGA] ) en Rapido Express (vertegenwoordigd door [naam1] ) hebben een “
Koopovereenkomst inzake overname activa en passiva” (hierna de koopovereenkomst) ondertekend. Hun ondertekeningen zijn gedateerd 3 januari 2020. In de koopovereenkomst staat dat Rapido van Rapido Express de daarin omschreven activa en contracten overneemt voor een koopprijs van € 105.000. Als datum van risico-overgang is opgenomen de datum van ondertekening, dus 3 januari 2020.
De brand en de schadeclaim
2.11.
In de nacht van 28 op 29 februari 2020 is brand uitgebroken in de wasstraat. Rapido heeft na de brand hiervan melding gedaan bij Achmea. De door Rapido ingeschakelde schade-expert heeft aan Achmea een aantal documenten gestuurd, waaronder:
  • een offerte van Rapido Express, gericht tot Rapido en gedateerd 12 maart 2020, voor het demonteren van de beschadigde reinigingsmachine en het installeren van een nieuwe installatie voor een totaalbedrag van € 118.700 (exclusief BTW);
  • een offerte van Rapido Express, gericht tot Rapido en ook gedateerd 12 maart 2020, voor het leveren en monteren van diverse producten, waaronder een hoofdcomputer, schakelkasten, mengmachines en een waterpomp, voor een totaalbedrag van € 124.450 (exclusief BTW);
  • een offerte van Buffel Groep, gericht aan Rapido en gedateerd 30 maart 2020, voor het herstellen van brandschade aan het gebouw, het afvoeren van materiaal en het leveren en installeren van ledverlichting, camerasysteem en overige elektra voor een totaalbedrag van € 92.313,97 (exclusief BTW).
2.12.
In het kader van deze schadeclaim is door of namens Rapido ook een factuur aan Achmea gestuurd, die het hof hierna aanduidt als factuur II. Factuur II vertoont gelijkenis met factuur I (de bijlage bij de leaseovereenkomst, zie onderdeel 2.8.), maar wijkt op een aantal onderdelen af. Beide facturen zijn gericht aan Rapido, zijn afkomstig van Rapido Express en zijn gedateerd 31 december 2019. Het totaalbedrag van beide facturen is € 105.000. Factuur I heeft als omschrijving “
Reinigingsmachine Smart 360”, met de vermelding “
Stuksprijs 105.000,00”. Factuur II heeft als omschrijving:

Omschrijving Aantal Stuksprijs BTW Totaal
-Reinigingsmachine Smart 360 1 72000,00 21% 72000,00
-Installatiekosten 1 30000,00 21% 30000,00
-Kleine materialen 1 3000,00 21% 3000,00
-Totaal excl. BTW 105000,00
Daarnaast wijken het adres en het telefoonnummer van de afzender (Rapido Express) op factuur II af van de gegevens vermeld op factuur I.
2.13.
De wasstraat is in juni 2020 op aandringen van de verhuurder ontruimd.
2.14.
Achmea heeft een toedrachtonderzoek laten verrichten naar aanleiding van bij haar gerezen vragen over de door Rapido geclaimde schade en de omvang daarvan. In de samenvatting van het onderzoeksrapport (hierna het toedrachtrapport), dat is gedateerd 22 februari 2021, staat:

Uit het ingestelde onderzoek is komen vast te staan, dat Rapido Car Wash c.q. [de DGA] na het schadevoorval een gewijzigde factuur[factuur II, toevoeging hof]
bij Interpolis[handelsnaam van Achmea, toevoeging hof]
heeft ingediend. Uit de metadata van de overgelegde factuur blijkt dat deze factuur op 13 maart 2020 om 14:29:06 is vervaardigd. Dit is na de schadedatum.
Ook is uit het ingestelde onderzoek vast komen te staan dat door de verzekerde geen openheid van zaken wordt gegeven over de daadwerkelijke waarde van een reinigingsmachine Smart 360. Verzekerde beroept zich op geheimhoudingsplicht”.
2.15.
Achmea heeft Rapido in een brief van 4 juni 2021 laten weten dat zij de schade niet zal vergoeden omdat Rapido haar opzettelijk heeft misleid met een valse factuur en omdat Rapido haar bij de schademelding onvoldoende juiste informatie heeft verstrekt.

3.De vorderingen bij – en de beslissing van de rechtbank

3.1.
Rapido heeft bij de rechtbank gevorderd:
  • voor recht te verklaren dat Achmea gehouden is om de door Rapido geleden schade aan de inventaris en aan de “
  • voor recht te verklaren dat Achmea gehouden is om de door Rapido geleden bedrijfsschade te vergoeden vanaf de datum van de brand tot aan hervatting van de bedrijfsactiviteiten, althans over een door de rechtbank te bepalen periode;
  • Achmea te veroordelen tot betaling van € 178.172,09 althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te verhogen met wettelijke (handels)rente;
  • Achmea te veroordelen tot betaling van de door Rapido gemaakte buitengerechtelijke kosten en proceskosten en nog te maken nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van Rapido afgewezen omdat zij (kort gezegd) van oordeel was dat Rapido door het presenteren van de gewraakte factuur Achmea opzettelijk heeft misleid. De bedoeling van het hoger beroep van Rapido is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.

4.Het oordeel van het hof

4.1.
Rapido komt met elf bezwaren (grieven) op tegen het vonnis van de rechtbank. Het merendeel van de bezwaren van Rapido komt erop neer dat zij Achmea niet opzettelijk heeft misleid. Achmea heeft een bezwaar (incidentele grief), door haar aangeduid als “
voorwaardelijk”, geformuleerd tegen de verwerping door de rechtbank van het standpunt van Achmea dat [de DGA] al in april/mei 2018 eigenaar was van de reinigingsmachine.
4.2.
Het hoger beroep van Rapido slaagt niet en daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank in stand houden en licht dat hierna toe.
Heeft Achmea haar standpunt tijdig aan Rapido kenbaar gemaakt?
4.3.
Rapido heeft bij de rechtbank aangevoerd dat het recht van Achmea om Rapido dekking te ontzeggen, is vervallen omdat Achmea haar standpunt over de gestelde fraude te laat kenbaar heeft gemaakt. Rapido heeft daarvoor verwezen naar de polisvoorwaarden, waarin is bepaald dat Achmea binnen zes maanden na ontdekking van fraude meldt wat zij gaat doen. De rechtbank heeft dit betoog van Rapido verworpen, omdat niet is komen vast te staan dat Achmea in strijd met haar polisvoorwaarden heeft gehandeld.
4.4.
Rapido voert als bezwaar tegen dit oordeel van de rechtbank aan dat uit het toedrachtrapport blijkt dat Achmea in de periode tussen 2 juli 2020 en 5 oktober 2020 de beschikking heeft gekregen over de stukken en gegevens die zij ten grondslag heeft gelegd aan haar standpunt om geen dekking te verlenen. Rapido verwijst naar berichten op internet, een aantal documenten die de advocaat van Rapido op 2 juli 2020 aan Achmea heeft gestuurd, gegevens die Achmea op 23 juli 2020 van Leisu heeft ontvangen, gegevens over de leaseovereenkomst die Achmea uiterlijk op 27 augustus 2020 heeft ontvangen en het rapport van Digitale Opsporing over factuur II van 5 oktober 2020. Achmea heeft in de brief van 4 juni 2021 Rapido bericht dat zij de schade niet zal vergoeden omdat Rapido haar opzettelijk heeft misleid; Rapido heeft naar haar zeggen deze brief op 11 juni 2021 ontvangen. Rapido stelt zich om deze redenen op het standpunt dat Achmea na afloop van de contractuele zes maands-periode, en dus te laat, een beroep op opzettelijke misleiding heeft gedaan.
4.5.
In de polisvoorwaarden van de verzekeringen in de pakketverzekering van Rapido staat:

Bij welk gedrag is de verzekerde die het gedrag vertoont niet verzekerd?
De verzekerde pleegt fraude.

Verzekerde vertelt niet de waarheid of vertelt niet alles.
-
Of om een vergoeding van ons te krijgen.
(….)
-
Wij melden binnen 6 maanden na ontdekking wat we doen.”
4.6.
Naar het oordeel van het hof brengt een redelijke uitleg en toepassing van deze bepaling, gezien de bewoordingen daarvan in het licht van de gehele tekst van de verzekeringspolissen, mee dat Achmea haar standpunt aan Rapido moest melden binnen zes maanden nadat zij (Achmea) een voldoende mate van zekerheid had over de feiten die zij ten grondslag heeft gelegd aan haar standpunt dat Rapido haar opzettelijk heeft misleid. Het hof onderschrijft het standpunt van Achmea dat dit het geval was bij het gereedkomen van het toedrachtrapport, dus op 22 februari 2021. Het toedrachtonderzoek door Achmea strekte ertoe om de toedracht van de schade en de juistheid van de schadeclaim vast te stellen op basis van administratief onderzoek (waaronder de bevindingen van een schade-expert), tactisch onderzoek, interview van de verzekerde, informatie van derden (waaronder Rabobank, Rapido Express en Leisu) en onderzoek door Digitale Opsporing. Door het gereedkomen van het toedrachtrapport kon Achmea de verzamelde gegevens, waaronder de door Rapido opgesomde bestanddelen, in onderling verband beoordelen om de toedracht van de schade en de juistheid van de schadeclaim vast te stellen. Achmea heeft binnen zes maanden na het gereedkomen van het toedrachtrapport haar standpunt tegenover Rapido kenbaar gemaakt door toezending van haar brief van 4 juni 2021 respectievelijk door ontvangst daarvan door Rapido (uiterlijk) op 11 juni 2021. Dat Achmea eerder over de uitkomsten van de verschillende onderzoeksonderdelen kon beschikken, maakt dit -anders dan Rapido betoogt- niet anders. Het ging om de uitkomsten van al die onderzoeksdelen tezamen zodat Achmea die in onderling verband kon beoordelen. Op die manier wordt immers ook het meest recht gedaan aan de positie van haar verzekerde. De grief van Rapido over deze contractuele zesmaands-termijn slaagt daarom niet.
Heeft Rapido haar inlichtingenplicht geschonden?
4.7.
Rapido heeft bezwaren gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de door Rapido aan Achmea verschafte factuur II vals is en dat Rapido daarmee haar inlichtingenplicht van artikel 7:941 lid 2 heeft geschonden.
4.8.
Een verzekeringnemer moet, na de verwezenlijking van het verzekerde risico, binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden verschaffen die voor de verzekeraar van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen, aldus artikel 7:941 lid 2 BW. De verzekeraar moet ter beoordeling van een schademelding erop kunnen vertrouwen dat de verzekerde juiste en zo volledig mogelijke informatie ter zake verstrekt.
4.9.
Naar het oordeel van het hof heeft Rapido bij de schademelding en de onderbouwing daarvan haar inlichtingenplicht jegens Achmea geschonden, gezien de hierna uiteengezette feiten en omstandigheden.
Verwevenheid tussen Rapido en Rapido Express
4.10.
De schademelding van Rapido had betrekking op de wasstraat, waarvan de reinigingsmachine onderdeel uitmaakte. Rapido heeft tegenover Achmea het standpunt ingenomen dat zij de wasstraat per 1 januari 2020 van Rapido Express heeft overgenomen. Zij heeft in het kader van haar schademelding en schadevaststelling de aan haar door Rapido Express daarvoor in rekening gebrachte koopprijs opgevoerd. Het was daarom voor Achmea van belang om een juist en volledig inzicht te krijgen in de relatie tussen Rapido en Rapido Express, de aankoop van de wasstraat en de daarvoor betaalde koopprijs. Achmea heeft Rapido daarover een aantal vragen gesteld. De daarop door Rapido gegeven antwoorden voldoen niet aan de daaraan te stellen eisen van consistentie en volledigheid, zoals hierna uiteengezet.
4.11.
Rapido stelt zich op het standpunt dat Rapido en Rapido Express twee onafhankelijke ondernemingen zijn die niet gezamenlijk activiteiten ondernamen. In deze procedure is echter het volgende komen vast te staan. [de DGA] is van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 als directeur werkzaam geweest bij Rapido Express; hij heeft in die periode (juli 2018) Rapido opgericht. Op de vraag van de schade-expert van Achmea (hierna: de schade-expert) waarom hij voor beide ondernemingen de naam “
Rapido” gebruikt antwoordde hij dat hij die naam gewoon mooi vindt. [de DGA] heeft tegenover de schade-expert bevestigd dat hij binnen Rapido Express verantwoordelijk was voor algemene zaken en dat hij een leidinggevende functie had. Hij heeft tegenover de schade-expert ook bevestigd dat hij de connecties tussen Leisu en Rapido Express (in het kader van de aanschaf van de reinigingsstraat) heeft gelegd. De rechtbank heeft overwogen dat [de DGA] nauw betrokken is geweest bij de aanschaf van de reinigingsmachine. Rapido heeft dat in hoger beroep erkend en heeft bevestigd dat [de DGA] voor dat doel met [naam1] naar China is afgereisd. [de DGA] werd in het online nieuwsblad van De Stad Amersfoort d.d. 16 mei 2018 als volgt geciteerd:

Ik heb zelf de licentie gekregen om deze wasstraat in de Benelux in de markt te zetten”.
Hieruit valt op te maken dat, ofschoon Rapido en Rapido Express twee separate ondernemingen zijn, [de DGA] in beide een leidende rol had.
4.12.
Verder is voor de (mogelijke) verwevenheid tussen Rapido en Rapido Express van belang dat de rechtbank in het vonnis (randnummer 5.9) heeft overwogen dat niet duidelijk is geworden wie vóór 20 april 2020 eigenaar van Rapido Express was. Tegen deze vaststelling van de rechtbank heeft Rapido geen kenbare grief gericht. Wel heeft Rapido als productie 51 bij de memorie van antwoord in het incidentele appel de historie van Rapido Express uit de Kamer van Koophandel overgelegd. Daaruit valt volgens haar op te maken dat [naam1] ook vóór 20 april 2020 aandeelhouder van Rapido Express was. Het hof maakt uit die productie op dat [naam1] tweemaal is ingeschreven als enig aandeelhouder van Rapido Express, en wel voor de periode van 14 juni 2017 tot 20 april 2020 en voor de periode van 20 april 2020 tot 15 februari 2022. Uit die productie blijkt echter niet wanneer deze inschrijvingen hebben plaatsgevonden en waarom deze inschrijvingen voor deze aansluitende periodes kennelijk separaat is gebeurd. Hoe dat ook zij, het blijft onduidelijk hoe de (eigenaars)verhoudingen tussen [naam1] en [de DGA] precies lagen. De navolgende (al besproken) omstandigheden wijzen er op dat de bemoeienis van [de DGA] bij Rapido Express veel verder ging dan alleen een werknemer in loondienst:
[de DGA] was in de periode 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 alleen/zelfstandig bevoegd algemene directeur van Rapido Express;
[de DGA] presenteerde zich in die periode in de media als eigenaar van de wasstraat (zie 2.6 en 2.7 van het vonnis);
[de DGA] koos ook voor zijn nieuwe onderneming voor de handelsnaam ‘Rapido’.
Deze conclusie wordt ondersteund door het feit dat [de DGA] tegenover de schade-expert van Achmea heeft bevestigd dat Rapido en Rapido Express dezelfde software en dezelfde sjablonen voor facturen en offertes gebruikten en dat zij dezelfde boekhouder inschakelden voor hun administratie. Uit deze feiten komt het beeld naar voren dat Rapido en Rapido Express veel nauwer met elkaar verbonden zijn dan zij tegenover Achmea hebben willen doen voorkomen. Hoewel dat wellicht nog niet de conclusie rechtvaardigt dat Rapido haar inlichtingenplicht jegens Achmea heeft geschonden, roept dit wel de nodige vragen op waarover Rapido duidelijkheid had moeten verschaffen. Dat heeft zij onvoldoende gedaan.
4.13.
Daarnaast is sprake van een aantal inconsistenties in de stellingen van Rapido en in de verklaringen die de betrokkenen [de DGA] en [naam1] hebben afgelegd. Die inconsistenties zullen nu aan de orde komen.
Inconsistenties over aanschaf van reinigingsmachine(s)
4.14.
Zoals hiervoor overwogen staat vast (1) dat [de DGA] in de periode 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 directeur was van Rapido Express, (2) dat hij zich in de media als eigenaar van de wasstraat presenteerde en (3) dat de reinigingsmachine in 2018 is aangeschaft (althans geïnstalleerd). Deze omstandigheden wijzen erop dat [de DGA] destijds bij de aanschaf van de reinigingsmachine betrokken is geweest, hetgeen Rapido in deze procedure uiteindelijk heeft erkend. Hierover bleef [de DGA] tegenover de schade-expert in zijn interview van 5 juni 2020 echter vaag. Op een vraag of hij bij de aanschaf van de machine betrokken is geweest verklaarde hij namelijk in eerste instantie dat hij alleen de contacten heeft gelegd tussen de eigenaar van Rapido Express en de Chinese leverancier. Vervolgens kon hij zich niet meer herinneren of hij uiteindelijk degene is geweest die de machine heeft besteld.
4.15.
Daarna heeft op 21 juli 2020 een interview door de schade-expert met [naam1] plaatsgevonden. Bij dat gesprek was [de DGA] aanwezig. Volgens zijn verklaring was hij toevallig bij [naam1] op bezoek. In dat interview heeft [naam1] onder meer verklaard dat Rapido Express exclusief importeur van de reinigingsmachine uit China was en dat er twee wasstraten in België zijn verkocht en enkele in Roemenië. [de DGA] heeft de juistheid van deze verklaring van [naam1] toen niet betwist, althans dat blijkt niet uit de verslaglegging van dat interview.
4.16.
Naar aanleiding van de hiervoor beschreven interviews met [de DGA] en [naam1] heeft Achmea per e-mail een aantal vragen aan de Chinese leverancier van de reinigingsmachine gesteld. Op die vragen heeft de leverancier onder meer geantwoord dat er maar één reinigingsmachine aan Rapido Express is verkocht. Dit strookt dus niet met de verklaring van [naam1] daarover (dat twee wasstraten in België zijn verkocht en enkele in Roemenië). Over deze inconsistentie en de rol van [de DGA] bij de aanschaf van deze machine had Rapido duidelijkheid kunnen verschaffen door alle relevante documenten in het geding te brengen die daarop en op mogelijke verkopen van machines aan andere partijen betrekking hebben. Dat heeft zij niet gedaan, terwijl zij uit de vragen van Achmea heeft moeten begrijpen dat die informatie voor Achmea belangrijk was om een beslissing te nemen over de uitkering van de gestelde schade.
4.17.
Door op deze punten niet volledig open te zijn, heeft Rapido haar inlichtingenplicht jegens Achmea geschonden.
Inconsistenties facturen I en II
4.18.
Rapido betwist niet dat factuur II van Rapido Express, die is gedateerd 2 december 2019, op 13 maart 2020 is vervaardigd en dat deze factuur op een aantal punten afwijkt van factuur I.
4.19.
Rapido geeft als verklaring voor het verschaffen van deze geantedateerde en afwijkende factuur aan Achmea dat deze een reproductie/namaak van factuur I is, die haar is verstrekt door Rapido Express. Het hof vindt deze verklaring onvoldoende. Rapido geeft geen deugdelijke verklaring waarom zij zelf op dat moment niet meer de beschikking zou hebben gehad over de factuur, of een afschrift daarvan, die betrekking heeft op deze voor haar majeure transactie. Bovendien was factuur I een bijlage bij de leaseovereenkomst met Rabo Lease van 27 december 2019, dus ook via die weg zou Rapido nog over factuur kunnen beschikken of een kopie kunnen opvragen bij Rabo Lease. Op het bestuur van Rapido rustte en rust de wettelijke verplichting om een deugdelijke administratie te voeren en om de daarbij behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende ten minste zeven jaar te bewaren (artikel 2:10 BW). Deze wettelijke bewaarplicht gold dus ook voor de factuur van Rapido Express en de leaseovereenkomst met deze factuur als bijlage.
4.20.
Rapido geeft ook geen deugdelijke verklaring waarom zij niet heeft geverifieerd of de door Rapido Express aan haar (Rapido) verschafte kopie-factuur dezelfde informatie als factuur I bevatte. Haar verklaring dat de uiterlijke kenmerken en algehele vormgeving van deze facturen overeenkomsten vertoonden, is geen rechtvaardiging om Achmea onjuiste informatie te verschaffen. Anders dan Rapido stelt, is sprake van meer dan “
kleine en niet relevante verschillen” tussen factuur I en factuur II. Deze facturen wijken wat betreft de omschrijving en de uitsplitsing van de koopprijs, dus op wezenlijke onderdelen, inhoudelijk van elkaar af.
4.21.
Rapido heeft in hoger beroep een verklaring per e-mail van [naam1] ingebracht, waarin staat:
“(…)
Later was er brand bij Rapido wasstraat. Meneer [de DGA] belde mij paar dagen later in paniek en zei stuur alsublieft die factuur van overname. Verzekering wil snel hebben en ik kan die factuur niet vinden in mijn administratie. Ik belde toen mijn boekhouder maar ik kon hem niet bereiken. Toen heb ik snel opnieuw zelfde factuur gemaakt omdat ik ongeveer wist wat op de originele factuur staat. Toen heb ik deze factuur aan meneer [de DGA] gestuurd. Later heb ik begrepen van meneer [de DGA] dat verzekering zegt dat deze factuur is vals. Ik vind dat grote onzin”.
4.22.
Rapido geeft echter geen verklaring waarom zij deze factuur zodanig snel na de brand van 28/29 februari 2020 naar Achmea moest sturen dat zij [naam1] niet de gelegenheid had kunnen geven om de factuur op te vragen bij zijn boekhouder. Bovendien had Rapido gezien het tijdsverloop na het verstrekken van factuur II aan Achmea voldoende gelegenheid om zeker te stellen dat Achmea alsnog de juiste factuur ter beschikking kreeg; [de DGA] is pas op 5 juni 2020 geïnterviewd, de advocaat van Rapido heeft daarna per e-mail van 2 juli 2020 een aantal stukken aan Achmea gestuurd (waaronder de koopovereenkomst) en [naam1] is op 21 juli 2020 door Achmea geïnterviewd. Op al die momenten is namens Rapido niets gezegd over de versie van de factuur die zij heeft gestuurd noch is er van de gelegenheid gebruik gemaakt om het origineel of de kopie van Factuur I aan Achmea te geven.
Conclusie inlichtingenplicht
4.23.
Alles wat hiervoor is overwogen – in samenhang bezien – brengt mee dat Rapido haar in artikel 7:941 lid 2 BW geregelde inlichtingenplicht heeft geschonden. Of dat met opzet is gedaan om Achmea te misleiden, zal nu aan de orde komen.
Is sprake van opzet tot misleiding door Rapido?
4.24.
Rapido heeft bezwaren gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Rapido factuur II aan Achmea heeft verschaft met het opzet om Achmea te misleiden.
4.25.
Het recht op een verzekeringsuitkering vervalt als de verzekeringnemer zijn mededelingsplicht tegenover de verzekeraar niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval op uitkering niet rechtvaardigt, aldus artikel 7:941 lid 5 BW. Voor beantwoording van de vraag of sprake is van opzet bij de verzekeringnemer moet worden onderzocht of daarbij de bedoeling heeft voorgezeten de verzekeraar te bewegen tot het verstrekken van een uitkering die hij zonder die schending niet zou hebben verstrekt, aldus de Hoge Raad. [1]
4.26.
De rechtbank heeft overwogen dat Rapido door het presenteren van factuur II ter hoogte van € 105.000 ten onrechte Achmea heeft willen bewegen tot het verlenen van dekking onder de verzekeringspolis ter hoogte van (onder andere) dat bedrag en dat zij dat heeft gedaan met het opzet om Achmea te misleiden, namelijk om een hogere verzekeringsuitkering te krijgen dan waar zij recht op had. Rapido voert als bezwaar tegen deze overweging aan dat zij duidelijk heeft toegelicht dat het betaalde bedrag zag op de overname van de wasstraat, inclusief de reinigingsmachine, huurdersbelangen en goodwill. Zij voert daarvoor aan dat partijen het in hoofdlijnen eens zijn dat de waarde van de reinigingsmachine en huurdersbelangen kan worden begroot op € 101.672,09 en dat als de waarde van “
goodwill etc.” daarbij wordt opgeteld het door haar aan Rapido Express betaalde bedrag van € 105.000 niet zonder meer onredelijk kan worden genoemd.
4.27.
Dit bezwaar van Rapido slaagt niet. Naar het oordeel van het hof heeft bij Rapido bij het schenden van haar informatieplicht jegens Achmea, zoals hiervoor (onderdelen 4.10. tot en met 4.23.) overwogen, de bedoeling voorgezeten om Achmea te bewegen tot het verstrekken van een uitkering die zij zonder die schending niet zou hebben verstrekt. Het hof neemt daarbij het volgende in overweging.
4.28.
Rapido heeft in het kader van haar schademelding eigener beweging factuur II aan Achmea verstrekt. De in deze factuur opgenomen omschrijving “
Reinigingsmachine Smart 360” en “
Installatie kosten” impliceert dat de reinigingsmachine toen – in december 2019 - nieuw zou zijn en nog geïnstalleerd moest worden. Die implicatie is niet juist; de reinigingsmachine was al in april 2018 geïnstalleerd.
4.29.
Factuur II vermeldt als koopprijs voor de reinigingsmachine € 72.000. Rapido betwist niet dat de netto fabrieksprijs die Leisu voor de reinigingsmachine in rekening brengt USD 26.000 (volgens de wisselkoers per 13 maart 2020 circa € 24.000) is. Rapido voert wel aan dat deze fabrieksprijs voor de koper – in dit geval Rapido – van ondergeschikt belang is omdat bij de beoordeling van de redelijkheid van de aanschafprijs in Nederland ook rekening moet worden gehouden met andere omstandigheden, zoals de bijkomende kosten van verzending, belastingen en installatie. Dat (alleen) is echter geen deugdelijke verklaring voor Rapido om tegenover Achmea € 72.000 als een aanzienlijk te hoge (nieuw-)prijs voor de reinigingsmachine op te voeren.
4.30.
Factuur II vermeldt als “
Stuksprijs” voor de reinigingsmachine € 72.000. Rapido voert in deze procedure aan dat deze koopprijs betrekking heeft op overname van de gehele wasstraat, waaronder huurdersbelangen en goodwill, maar op factuur II zijn daarvoor geen aanknopingspunten te vinden. Rapido stelt niet dat zij Achmea bij het verstrekken van factuur II duidelijk heeft gemaakt dat de op factuur II vermelde koopprijs – in weerwil van de tekst op deze factuur - betrekking zou hebben op alle vermogensbestanddelen die zij van Rapido Express had overgenomen. Overigens staat dat evenmin op factuur I.
4.31.
Het hof neemt daarbij in overweging dat Rapido’s stellingname over hetgeen zij van Rapido Express heeft overgenomen ook niet consistent is. Zij voert in de memorie van grieven aan dat zij de wasstraat, inclusief de reinigingsmachine, huurderbelangen en goodwill heeft overgenomen, maar noch op factuur I noch op factuur II worden andere activa dan de reinigingsmachine vermeld. Rapido en Rapido Express legden in de koopovereenkomst vast welke activa Rapido overnam; in de opsomming van activa in die overeenkomst (artikel 2 en bijlage 1) komen “
huurdersbelangen” niet voor. [naam1] verklaarde tegenover de schade-expert van Achmea:

Met [de DGA] was afgesproken dat [de DGA] alleen de Leisuwash 360 zou overnemen, inclusief de aanpassingen aan de vloer en etc. De randapparatuur als betaalautomaat, kentekenherkenningssysteem en stofzuigers zat niet in de overnameprijs. [de DGA] zou die wel gaan overnemen als het leasecontract was afgelopen. Tot dan mocht [de DGA] deze apparatuur gewoon gebruiken omdat hij zo lang bij Rapido-Express heeft gewerkt”.
4.32.
Rapido voert aan dat [de DGA] tijdens het interview op 5 juni 2020 heeft toegelicht dat de koopsom vermeld in factuur II niet alleen zag op de aanschaf van de reinigingsmachine, maar op de gehele wasstraat. Dit interview vond echter pas plaats in het kader van het toedrachtonderzoek, nadat Achmea op grond van de door Rapido verschafte informatie (waaronder factuur II) reden zag om een onderzoek in te stellen naar de toedracht van de schade en de juistheid van de schadeclaim. Bovendien erkende [de DGA] tijdens dat interview dat de omschrijving op factuur II onduidelijk was. Op de vraag of hij kon uitleggen hoe de aankoop, installatie en ingebruikname van de wasstraat in zijn werk gaat, reageerde de bij het interview aanwezige advocaat van Rapido:

Deze vraag gaat over de bedrijfsvoering van Rapido Express. Ik wil voorkomen dat [de DGA] daardoor in de problemen komt. Als u het goed vindt, wordt dit globaal uitgelegd”.
Op de vraag van de schade-expert van Expert van Achmea:

Ik lees de factuur[factuur II, toelichting hof]
als dat er in december 2019 een nieuwe reinigingsmachine 360 is gekocht en geïnstalleerd. Dat is toch geen overname van een wasstraat? Je koopt een machine”;
antwoordde de advocaat van Rapido:

Ik snap uw vraag. Het lijkt erop dat je bij Rapido Express een nieuw apparaat hebt gekocht en niet dat het een overnamefactuur is. Dan is het niet op een al te duidelijke manier uitgewerkt”;
waarop [de DGA] reageerde met “
Precies”.
4.33.
Op grond van deze feiten en omstandigheden neemt het hof aan dat Rapido door middel van factuur II Achmea een te hoge koopprijs en een te hoge waarde van de reinigingsmachine heeft willen voorspiegelen en dat Rapido dit onjuiste beeld bij Achmea heeft willen wekken om tot een hogere verzekeringsuitkering te komen. Het hof neemt daarbij in overweging dat Rapido bij Achmea als onderdeel van de kosten tot herstel van de schade heeft opgevoerd een offerte van Rapido Express voor het demonteren van de beschadigde reinigingsmachine en het installeren van “
een Was installatie 360 compleet” ad € 118.700 (exclusief BTW), dus in lijn met de te hoge nieuwprijs en installatiekosten voor de reinigingsmachine die waren weergegeven in factuur II. Deze offerte van Rapido Express had niet betrekking op het herstellen van alle verdere brandschade, waarover Rapido Achmea een separate offerte van Buffel Groep verstrekte voor een totaalbedrag van € 92.313,97.
4.34.
Rapido heeft in hoger beroep aangeboden om haar stellingen over de overname van de wasstraat, de schadevaststelling en de waarde van de inventaris te bewijzen. Het had Rapido echter op basis van de uitspraak van de rechtbank duidelijk moeten zijn geworden dat het aan haar is om haar schademelding deugdelijk en consistent te onderbouwen en te substantiëren. Dat heeft zij -in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door Achmea- ook in hoger beroep niet gedaan. Wat betreft haar aanbod om alsnog nadere schriftelijke bescheiden in het geding te brengen over onder meer de overname van de wasstraat en de schadevaststelling, geldt dat het op de weg van Rapido had gelegen om dat bij memorie van grieven te doen. Gesteld noch gebleken is dat het in het geding brengen van die stukken niet eerder mogelijk was. Het hof komt dan ook niet toe aan bewijslevering.
4.35.
Aangezien de bezwaren van Rapido tegen de hiervoor genoemde overwegingen en beslissing van de rechtbank niet slagen, hoeft het (“
voorwaardelijke”) bezwaar van Achmea, gericht tegen de verwerping door de rechtbank van het standpunt van Achmea dat [de DGA] al in april/mei 2018 eigenaar was van de reinigingsmachine niet te worden behandeld.
Rechtvaardigt misleiding verval van recht op uitkering?
4.36.
Rapido heeft een bezwaar geformuleerd tegen de afwijzing door de rechtsbank van haar stellingname dat de misleiding het verval van recht op uitkering niet rechtvaardigt. Rapido voert voor dit bezwaar aan dat de kosten van de reinigingsmachine en de huurdersbelangen bijna net zo hoog zijn als het bedrag van factuur II en dat daarom “
enige misleiding zijdens Rapido niet voor de hand ligt”.
4.37.
Dit bezwaar slaagt niet. Rapido verklaart niet wat zij bedoelt met de stelling dat de kosten van de reinigingsmachine en de huurdersbelangen bijna net zo hoog zijn als het bedrag van factuur II. In haar relatie tot Achmea is doorslaggevend of zij alle inlichtingen en bescheiden heeft verschaft die voor Achmea van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen. Zoals hiervoor overwogen (onderdelen 4.26. tot en met 4.33.), heeft Rapido onjuiste en onvolledige informatie aan Achmea verstrekt over de factuur, de koopprijs en de waarde van de reinigingsmachine. In het kader van het vertrouwenskarakter dat inherent is aan een verzekeringsovereenkomst moet Achmea als verzekeraar er op kunnen vertrouwen dat Rapido als verzekerde Achmea juiste en zo volledig mogelijke informatie verstrekt. Opzettelijke schending hiervan rechtvaardigt een ingrijpende sanctie als het gehele verval van uitkering. Rapido heeft geen grief gericht tegen de overweging van de rechtbank dat gezien de opzet van misleiding het gehele verval van de uitkering gerechtvaardigd is (onderdelen 5.18 en 5.19 van het vonnis).
Kan Rapido rechten ontlenen aan onderhandelingen met Achmea?
4.38.
Rapido heeft een bezwaar geformuleerd tegen de overweging van de rechtbank dat Rapido geen rechten kan ontlenen aan de onderhandelingen tussen haar en Achmea over de schadevaststelling.
4.39.
Dit bezwaar van Rapido slaagt niet. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat Achmea in haar e-mail van 22 april 2021 voldoende duidelijk had gemaakt dat Rapido geen rechten kon ontlenen aan de onderhandelingen over schadevaststelling. Achmea schreef in die e-mail:

Alle genoemde bedragen leiden overigens niet tot een vergoedingsplicht van de verzekeraar. Ik[de schade-expert, toelichting hof]
heb uitsluitend als taak de schade vast te stellen en beslis niet over betalingen”.
4.40.
Daarbij is geen sprake geweest van twee “
tegenstrijdige trajecten”, zoals Rapido aanvoert. Onderhandelingen over schadevaststelling kunnen plaatsvinden zonder dat de verzekeraar daarmee haar rechten inzake dekking prijsgeeft. Dit ligt mogelijk anders als de schade bindend door een derde wordt vastgesteld - zoals in de uitspraak van rechtbank Gelderland waarnaar Rapido verwijst aan de orde kwam [2] -, maar van bindende schadevaststelling door een derde is tussen Achmea en Rapido geen sprake geweest.
De conclusie
4.41.
Het hoger beroep van Rapido slaagt niet. Omdat Rapido in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in het principale hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [3] Zoals hiervoor (onderdeel 4.35) overwogen, hoeft het incidentele hoger beroep van Achmea, dat door haar is aangeduid als “
voorwaardelijk”, niet te worden behandeld. Het hof zal bepalen dat in het incidentele hoger beroep iedere partij de eigen kosten draagt.
4.42.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof in het principaal en incidenteel hoger beroep:
5.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 18 mei 2022;
5.2.
veroordeelt Rapido tot betaling van de volgende proceskosten van Achmea in het principale hoger beroep:
€ 5.689 aan griffierecht
€ 3.572 aan salaris van de advocaat van Achmea (1 procespunt x appeltarief V);
5.3.
bepaalt dat iedere partij in het incidentele hoger beroep de eigen kosten draagt;
5.4.
bepaalt dat de proceskosten in het principale hoger beroep moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.5.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, J.P.H. van Driel van Wageningen en P.J. van der Korst en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.

Voetnoten

1.HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:311.
2.Rb. Gelderland 29 november 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6865.
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.