Uitspraak
1.[geïntimeerde1] ,
2.De gezamenlijke erfgenamen van wijlen [geïntimeerde2] ,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
4.Het oordeel van het hof
(b) het toestaan dat op naam van en ondertekend door [geïntimeerde1] zorgovereenkomsten, zorgbeschrijvingen en werkbriefjes zijn ondertekend, in strijd met de waarheid,
(c) het indienen van valse facturen bij SVB, althans het toestaan dat door [naam1] valse facturen werden ingediend – namelijk voor niet-verleende zorg, en
(d) het uit handen geven van de DigiD van [geïntimeerde1] , waardoor het voor [naam1] mogelijk was om foutieve facturen bij SVB in te dienen, als ook
“Ik woon nog thuis bij mijn ouders. Zij zijn mijn bewindvoerders en regelen mijn financiën. Ik vind het zelf lastig om met geld om te gaan. Wanneer ik geld krijg geef ik dit meteen allemaal uit aan kleren en make-up. Dit is ook de reden dat mijn ouders mijn geld beheren.”Vast staat derhalve dat [geïntimeerde1] niet in staat was op eigen kracht de taken en verplichtingen van de pgb uit te voeren. Dat deed haar vader. [geïntimeerde1] ondertekende wel de formele documenten, zoals de pgb-aanvraag, de zorgovereenkomst met [naam1] en de werkbriefjes, maar deed dat op aangeven van haar vader [geïntimeerde2] . Vast staat voorts dat [geïntimeerde2] de DigiD-gegevens van [geïntimeerde1] en andere benodigde documenten aan [naam1] heeft verstrekt.
Het hof overweegt dat wanneer zoals door de strafrechter is vastgesteld er onvoldoende personeel aanwezig was binnen [naam1] om de door haar gefactureerde zorg te verlenen, zonder nadere toelichting niet te begrijpen valt hoe en waarom aan [geïntimeerde1] wel daadwerkelijk alle ingekochte zorg is geleverd.