ECLI:NL:GHARL:2023:8294

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
200.269.253/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een arrest wegens bedrog in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een vordering tot herroeping van een eerder arrest van 29 maart 2022. Eiseres, DDC-Products B.V., verzocht om herroeping van het arrest op basis van de stelling dat de gedaagde, Furukawa Rock Drill Europe B.V. (FRD), bedrog had gepleegd in de hoofdprocedure. DDC-P stelde dat FRD onjuiste informatie had verstrekt over de bruikbaarheid van de door DDC-P geleverde sloophamerframes en de kosten voor herstel en opslag daarvan. Het hof oordeelde dat DDC-P ontvankelijk was in haar vordering, maar dat het gestelde bedrog niet van beslissende aard was voor de uitkomst van het eerdere arrest. Het hof concludeerde dat de gronden tot herroeping niet slagen, omdat het bedrog niet tot een andere uitkomst van het arrest zou hebben geleid. Het hof veroordeelde FRD tot betaling van de proceskosten in de herroepingsprocedure, omdat FRD in strijd met artikel 21 Rv had gehandeld door geen openheid van zaken te geven over de opslag van de frames en de kosten daarvan. De proceskosten werden vastgesteld op een totaalbedrag van € 5.689,- aan griffierecht, kosten voor betekening en salaris van de advocaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.269.253/02
arrest van 3 oktober 2023
in de zaak van
DDC-Products B.V.,
die is gevestigd in Panningen,
eiseres in het geding tot herroeping,
hierna: DDC-P
advocaat: mr. H.H.T. Beukers,
tegen
Furukawa Rock Drill Europe B.V.,
die is gevestigd in Utrecht,
gedaagde in het geding tot herroeping,
hierna: FRD
advocaat: mr. T. Hekman.

1.Het verloop van de procedure tot herroeping

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 21 maart 2023 heeft op 6 juli 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Volgens DDC-P heeft FRD bedrog gepleegd in de procedure die heeft geleid tot het tussen partijen gewezen arrest van dit hof van 29 maart 2022. [1] Als FRD correcte informatie had verstrekt over de bruikbaarheid van de door haar afgekeurde sloophamerframes van DDC-P, over de daadwerkelijke kosten voor het herstel van deze frames en de opslagkosten daarvan, had dat volgens DDC-P tot een andere uitkomst van die procedure kunnen leiden. DDC-P verzoekt daarom herroeping van het arrest van 29 maart 2022.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal oordelen dat de gronden tot herroeping niet slagen, omdat het (gestelde) bedrog niet tot een andere uitkomst van het arrest van 29 maart 2022 zou leiden. Het hof licht hierna toe hoe het tot dit oordeel komt.
Feiten
3.2.
Voor de beoordeling gaat het hof uit van de volgende feiten.
3.3.
Vanaf 1982 bestond een samenwerking tussen FRD en diverse aan de heer [de leverancier] (hierna: [de leverancier] ) gelieerde ondernemingen, waaronder [naam1] B.V. (hierna: [naam1] ), voor de levering van sloophamerframes aan FRD. FRD verkoopt onder meer sloophamers van haar eigen merk Furukawa Rock Drill. In 2014 hebben [naam1] en FRD een vaststellingsovereenkomst gesloten in verband met de wens van FRD om de langdurige samenwerking te beëindigen. In die vaststellingsovereenkomst was onder meer bepaald dat FRD tussen juni 2014 en mei 2018 bestellingen voor sloophamerframes (hierna: frames) zal plaatsen bij DDC-P, een onderneming die eveneens is gelieerd aan [de leverancier] .
3.4.
DDC-P heeft vanaf november 2014 tot augustus 2016 op bestelling van FRD en op basis van afzonderlijke koopovereenkomsten een aanzienlijke hoeveelheid frames geleverd aan FRD. In de zomer van 2016 keurde FRD drie zendingen frames van DDC-P af, omdat deze niet voldeden aan haar eisen. Het ging om 47 frames in totaal. Partijen hebben uitgebreid gediscussieerd over deze frames, waarbij DDC-P onder meer heeft aangegeven niet over te zullen gaan tot herstel daarvan. FRD heeft vervolgens de door haar afgekeurde frames teruggestuurd, maar deze zijn niet in ontvangst genomen door DDC-P. Daarop zijn de frames teruggegaan naar FRD en bij FRD opgeslagen. Namens FRD is toen aan DDC-P meegedeeld dat zij de drie onderliggende koopovereenkomsten ontbindt.
3.5.
In het arrest van 29 maart 2022 heeft dit hof geoordeeld dat de afgekeurde frames niet voldeden aan de tussen partijen geldende afspraken, zodat sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomsten aan de zijde van DDC-P. Daarbij heeft het hof geoordeeld dat deze tekortkoming de gehele ontbinding van de drie koopovereenkomsten rechtvaardigde en FRD gerechtigd was om die koopovereenkomsten te ontbinden. [2] In die procedure had FRD schadevergoeding gevorderd, waaronder kosten voor de aanschaf van stellingkasten. Het hof heeft op basis van een door FRD overgelegde foto en factuur de schade voor de kosten voor de stellingkasten vastgesteld op een bedrag van € 1.655,08. [3] Het arrest is in kracht van gewijsde gegaan.
3.6.
Volgens DDC-P heeft zij door de verklaring van 19 september 2022 van de voormalig directeur van FRD, de heer [de oud-directeur FRD] (hierna: [de oud-directeur FRD] ), ontdekt dat FRD tijdens de procedure bedrog heeft gepleegd over de gevolgen van de afwijking van de door DDC-P geleverde en door FRD afgekeurde frames en de kosten voor de opslag van deze frames. In deze verklaring schrijft [de oud-directeur FRD] over klachten uit de markt over de afgekeurde frames onder meer: “
Bij een uitgebreide telefonische navraag bij vele van mijn (nog steeds) Europese zakenvrienden in Scandinavië, Duitsland, Spanje, Portugal, Benelux, Italië, UK, etc., waarmee ik meer dan 25 jaar heb samengewerkt en die nu nog steeds de FRD producten verkopen, is door hun aan mij stellig verklaard, dat zij sinds de introductie van de FXJ hamers in 2014 tot heden nog nooit kwaliteitsproblemen hebben bemerkt of garantie claims van hun klanten hebben ontvangen voor de FXJ hamerframes van de door hun verkochte FRD hamers.”
Over de opslag van de frames verklaart [de oud-directeur FRD] :

De frames hebben volgens eenduidige verklaringen van diverse ex-werknemers en andere
betrokkenen tot na de veiling en het daarna opknappen in begin 2020 altijd buiten op een niet commerciële grondstrook links naast het pand onder oranje dekzeilen gelegen, waaraan op geen enkele wijze de door FRD opgevoerde kosten kunnen worden toegerekend. Deze valse beweringen zijn tevens volledig en zeer overtuigend te weerleggen door middel van duidelijke satellietfoto's van de verschillende situaties gemaakt door Apple Cards van vóór de executie en door Google Maps van na de executie. (zie bijlagen 14 met satellietfoto's).
(…)
Ook de door FRD als claim ingediende factuur van Polypal voor magazijnstellingen is vals. Deze relatief kleine stellingen met de houten vlonders kunnen nooit zijn gebruikt voor opslag van de zware afgekeurde frames, omdat deze daarvoor ongeschikt zijn.”
Ontvankelijkheid DDC-P
3.7.
Volgens FRD is DDC-P niet ontvankelijk in haar vordering tot herroeping, omdat zij de dagvaarding niet binnen de wettelijke termijn van drie maanden na ontdekking van het gestelde bedrog heeft uitgebracht.
3.8.
Op grond van artikel 383 lid 1 Rv moest DDC-P binnen drie maanden nadat zij bekend was met het door haar gestelde bedrog haar vordering tot herroeping instellen door het uitbrengen van de dagvaarding. Bekend worden met het bedrog betekent dat DDC-P feiten en omstandigheden bekend zijn geworden, die tezamen de kwalificatie van het gedrag van FRD als bedrieglijk wettigen. [4] Vast staat dat DDC-P de dagvaarding op 15 november 2022 heeft uitgebracht. Dat brengt mee dat alleen indien zij vóór 15 augustus 2022 al bekend was met het door haar gestelde bedrog, DDC-P niet ontvankelijk is in haar vordering tot herroeping. DDC-P voert aan dat zij pas na ontvangst van de verklaring en bijlagen van [de oud-directeur FRD] op 19 september 2022 bekend was met het bedrog. Volgens FRD volgt uit de verklaring van [de oud-directeur FRD] dat DDC-P al voor 15 augustus 2022 bekend moet zijn geweest met het door haar gestelde bedrog. Dit heeft zij echter tegenover de uitleg die
DDC-P over de gang van zaken heeft gegeven onvoldoende concreet onderbouwd. Dat [de leverancier] mogelijk voor 15 augustus 2022 contact heeft gehad met [de oud-directeur FRD] en op diens verzoek processtukken aan hem heeft verstrekt, wil niet zeggen dat DDC-P op dat moment al bekend was met de in die verklaring en bijlagen genoemde feiten en omstandigheden over het gestelde bedrog. [de leverancier] heeft op de zitting onder meer toegelicht dat [de oud-directeur FRD] contact met hem heeft gezocht en dat hij de processtukken in augustus 2022 aan hem heeft gegeven, omdat [de oud-directeur FRD] had verteld dat hij bezig was met een onderzoek over de afgekeurde frames, maar dat hij daar eerst contact met de (Japanse) directeur van FRD over wilde hebben. Dit stemt overeen met wat [de oud-directeur FRD] hierover in zijn verklaring schrijft, namelijk: “
Met de door mijzelf bij FRD Europe vergaarde informatie over deze FXJ frames ben ik naar [de leverancier] gegaan om van hem te vernemen, wat voor conflict er tussen hem en FRD Europe bestond en of hij op de hoogte was van wat er met zijn door FRD geëxecuteerde frames naderhand was gebeurd.
Hij bleek daarvan niet op de hoogte zijn en heeft mij op dat moment geïnformeerd over welke
juridische strijd zich de afgelopen jaren heeft afgespeeld. Hierop heb ik hem verzocht volledige inzage te krijgen in alle gerechtelijk stukken, die tot dan toe tijdens gerechtelijke procedures door partijen en rechtbanken waren geproduceerd om mijzelf een juiste en complete mening te kunnen vormen.”
Gelet op het voorgaande en bij gebrek aan voldoende concrete feiten en omstandigheden die op het tegendeel wijzen, acht het hof het aannemelijk dat DDC-P (en [de leverancier] ) pas door de verklaring van [de oud-directeur FRD] en daarbij gevoegde bijlagen bekend is geworden met het door haar gestelde bedrog, waardoor DDC-P ontvankelijk is in haar vordering tot herroeping.
Het gestelde bedrog over herstel en klachten geen invloed op de beslissing
3.9.
Het eindarrest van 29 maart 2022 kan op grond van artikel 382 Rv alleen worden herroepen indien een beslissing in dat arrest berust op bedrog. Het door DDC-P gestelde bedrog moet dus invloed hebben gehad op dat arrest.
3.10.
Volgens DDC-P zou het oordeel van het hof dat de tekortkoming van DDC-P de ontbinding van de koopovereenkomsten rechtvaardigt anders kunnen luiden als het hof had geweten dat de afwijkingen in de maatvoering van de frames (de tekortkoming) - behoudens een kortdurende aanpassing door FRD - geen enkele invloed hadden op het product en dus geen invloed voor FRD. Volgens DDC-P heeft FRD in de hoofdprocedure hierover in strijd met de waarheid gesteld, dan wel zeer sterk de indruk gewekt dat:
de afwijkingen in de afgekeurde frames afbreuk doen aan de kwaliteit en levensduur daarvan;
zij diverse klachten van afnemers kreeg over de kwaliteit van de frames;
door DDC-P geleverde frames scheuren kregen en de dempers uit de frames vielen;
het herstel van de frames een arbeids- en kostenintensief traject betrof.
DDC-P heeft deze stellingen onderbouwd door te verwijzen naar de verklaring van [de oud-directeur FRD] en de daarbij gevoegde bijlagen.
3.11.
Het hof heeft over de vraag of de tekortkoming (de afwijking in de maatvoering van de frames) de ontbinding rechtvaardigde in rechtsoverweging 3.23 van dat arrest onder meer geoordeeld: “
Zoals hiervoor in 3.12 en 3.14 geoordeeld, volgt uit de beantwoording van de
deskundige van ‘vraag l’ dat de tekortkomingen in de leveringen van de FXJ frames en de
FX70P frames van invloed kunnen zijn op de levensduur van de sloophamers.
(…) Omdat de tekortkomingen invloed kunnen hebben op de levensduur van de sloophamers zijn deze tekortkomingen niet te beschouwen als een tekortkoming van een te geringe betekenis voor een recht op ontbinding.” Vervolgens heeft het hof in rechtsoverweging 3.26 geoordeeld: “
De constatering van de deskundige dat drie FXJ frames van voorgaande leveringen met soortgelijke tekortkomingen door FRD zijn geaccepteerd en de veronderstelling dat de voorgaande leveringen kwalitatief en functioneel waren, brengen niet mee dat sprake is van een tekortkoming van bijzondere aard die het recht op ontbinding in de weg zou staan. Dat eerdere leveringen wel zijn geaccepteerd waarin mogelijk eenzelfde tekortkoming aanwezig was, doet namelijk niets af aan de constatering dat deze tekortkoming van invloed kan zijn op de levensduur van de sloophamers. Door DDC-P is ten aanzien van de FXJ frames ook niet gesteld, noch onderbouwd dat deze conclusie ten aanzien van de levensduur niet juist zou zijn.” In rechtsoverweging 3.27 heeft het hof vervolgens geoordeeld dat ook als alle eerder geleverde frames identiek zouden zijn aan de afgekeurde frames, het FRD vrij stond om deze frames af te keuren, omdat de maatvoering niet overeenkwam met de afspraken. Daarbij heeft het hof overwogen dat DDC-P de ontbinding had kunnen vermijden, omdat herstel van de frames mogelijk was, maar DDC-P ervoor heeft gekozen om de frames niet te herstellen. Op grond van deze omstandigheden heeft het hof tot slot in rechtsoverweging 3.28 geoordeeld dat de tekortkoming de gehele ontbinding van de drie koopovereenkomsten rechtvaardigt.
3.12.
Het oordeel van het hof op dit punt was dus met name gebaseerd op de invloed die de tekortkoming van DDC-P (maatvoering van de frames) op de levensduur van de frames
konhebben. Dat heeft het hof afgeleid uit de deskundigenonderzoeken die in die procedure (de hoofdprocedure) in het geding waren gebracht. DDC-P stelt weliswaar dat FRD in strijd met de waarheid de indruk zou hebben gewekt dat de afwijkingen in de afgekeurde frames afbreuk doen aan de kwaliteit en levensduur daarvan (zie hiervoor in 3.10 onder a), maar heeft onvoldoende onderbouwd dat het hof in de hoofdprocedure zou zijn uitgegaan van onjuiste informatie daarover. In de verklaring van [de oud-directeur FRD] staat niets over de (mogelijke) invloed van de maatafwijkingen in de afgekeurde frames op de kwaliteit en levensduur van de FRD sloophamers voorafgaand aan het herstel. [de oud-directeur FRD] schrijft dat hij navraag heeft gedaan bij vele (vroegere) zakenrelaties die handelen in FRD producten. Deze zouden allen stellig aan hem hebben verklaard dat zij vanaf 2014 tot heden nooit kwaliteitsproblemen hebben bemerkt of klachten van hun klanten over de frames hebben gehad (zie hiervoor in 3.6). Dit wil echter niet zeggen dat FRD geen enkele klacht van haar klanten over de frames van DDC-P heeft gehad. Daar komt bij dat het al dan niet bestaan van klachten over de frames niet relevant was voor de hiervoor in 3.11 genoemde oordelen van het hof, waarin juist de
mogelijkeinvloed van de tekortkoming op de levensduur van de frames een rol speelde. Dus zelfs indien FRD in strijd met de waarheid zou hebben verklaard over klachten of scheuren in de frames, zoals DDC-P stelt (zie hiervoor in 3.10 onder b en c), heeft dat geen invloed op de beslissing van het hof over de rechtvaardiging van de ontbinding door de tekortkoming in de maatvoering van de frames. Datzelfde geldt voor het gestelde bedrog over het herstel van de frames (zie hiervoor in 3.10 onder d). In de hoofdprocedure stond vast dat herstel mogelijk was, maar dat DDC-P weigerde deze gebreken zelf te herstellen. Uit het oordeel van het hof volgt bovendien dat het niet ervan uit is gegaan dat dit herstel kostbaar was. In rechtsoverweging 3.31 oordeelt het hof namelijk “
Namens FRD is op de zitting in hoger beroep bevestigd dat zij de afgekeurde FXJ-frames zelf heeft gekocht, deze voor een relatief klein bedrag heeft hersteld en vervolgens heeft verkocht.” Alles wat [de oud-directeur FRD] verklaart over (de kosten van) het herstel van de frames is daarom voor de vordering tot herroeping niet relevant, omdat het oordeel over de rechtvaardiging van de ontbinding niet daarop is gebaseerd.
Bedrog inzake de stellingkasten
3.13.
In randnummer 190 van haar memorie van antwoord in de hoofdprocedure heeft FRD in het kader van haar vordering voor de opslagkosten onder meer gesteld: “
Voor de opslag van de 47 afgekeurde sloophamerframes waren stellingkasten noodzakelijk. Deze sloophamerframes kon FRD niet simpelweg op de werkvloer laten liggen. Daarvoor was geen ruimte beschikbaar. FRD heeft dus stellingkasten daartoe aangeschaft, voor een bedrag van € 4.695,- exclusief BTW.” FRD verwees daarbij naar een factuur die zij als productie 29 in eerste aanleg had overgelegd. Bij die productie was achter de factuur een foto gevoegd waarop een grote stellingkast zichtbaar is waar diverse spullen in en op liggen.
3.14.
Het hof heeft in rechtsoverweging 3.40 van het arrest van 29 maart 2022 daarover geoordeeld: “
Met betrekking tot de gevorderde kosten voor de stellingkasten heeft FRD gesteld dat zij deze moest aanschaffen, omdat de frames niet op de werkvloer konden liggen. DDC-P betwist dat deze kasten noodzakelijk waren en betwist dat deze alleen voor de opslag van de afgekeurde frames zijn aangeschaft. Zij wijst daarbij onder meer naar de foto die door FRD is overgelegd. Uit deze foto maakt het hof op dat in die stellingkasten (veel) meer frames zijn geplaatst dan de afgekeurde 47 frames en ook nog andere spullen. Dat brengt mee dat in ieder geval niet de volledige kosten voor deze stellingkasten in causaal verband staan met de tekortkoming van DDC-P. (…) Dat een deel van de aanschafkosten voor de stellingkasten is gemaakt doordat FRD de afgekeurde frames die bij haar lagen moest opslaan, acht het hof echter wel voldoende aannemelijk. Het hof schat deze schade op basis van de foto op de helft van de kosten van de stellingkasten (…).”
3.15.
Volgens DDC-P heeft FRD daarmee een onjuist beeld geschetst en heeft zij de stellingkast waarvan zij de kosten heeft gevorderd niet aangeschaft voor de opslag van de frames. [de oud-directeur FRD] heeft onderbouwd verklaard dat de frames buiten opgeslagen hebben gelegen en dat de stellingkast waarvan een factuur is overgelegd niet zwaar genoeg is om de frames op te bewaren (zie hiervoor in 3.6). FRD heeft deze stelling in haar conclusie van antwoord betwist en onder meer aangevoerd dat de frames daadwerkelijk in de nieuwe stellingkasten binnen hebben gelegen. Daarbij heeft zij twee foto’s overgelegd van twee verschillende stellingkasten, waarbij de tweede foto overeen lijkt te stemmen met de foto die ook in de hoofdprocedure is overgelegd. Aan de hand van vragen van het hof op de zitting in deze procedure tot herroeping heeft FRD uiteindelijk toegegeven dat op de satellietfoto’s die [de oud-directeur FRD] bij zijn verklaring heeft gevoegd inderdaad de frames te zien zijn die buiten de hal van FRD liggen opgeslagen. FRD heeft op die zitting verklaard dat de frames begin 2019 naar buiten zijn verplaatst en tussen 2016 en begin 2019 in stellingkasten hebben gelegen die FRD al had. Ook heeft zij verklaard dat de frames niet in de stellingkast hebben gelegen waarvan zij de factuur had overgelegd in de hoofdprocedure. Zij heeft toegelicht dat zij die (kleinere) stellingkast heeft aangeschaft om haar opslagcapaciteit te vergroten om de 47 frames kwijt te kunnen in haar magazijn. Op die aangeschafte stellingkast heeft zij spullen gelegd om ruimte te maken in de stellingkast waar zij de 47 frames in heeft bewaard, aldus FRD op de zitting.
3.16.
Hierdoor is in deze procedure tot herroeping vast komen te staan dat de stellingkast waarvan FRD een factuur heeft overgelegd in de hoofdprocedure, niet de stellingkast is die staat afgebeeld op de daarbij gevoegde foto en ook niet de stellingkast is waar FRD de frames in heeft bewaard. Daarmee staat ook vast dat FRD het hof in de hoofdprocedure niet volledig naar waarheid heeft geïnformeerd over deze kosten. Volgens DDC-P moet dit als bedrog worden gekwalificeerd en zou het hof deze schadevordering niet hebben toegewezen indien het zou hebben geweten dat FRD de frames anders heeft opgeslagen.
3.17.
Voor een geslaagd beroep op herroeping door bedrog, dient het bedrog van beslissende aard te zijn. Dat betekent dat de onjuiste informatie over de stellingkasten de uitspraak anders zou doen uitvallen als zij aan het hof bekend zou zijn geweest, of in elk geval onzeker maken of het hof na kennisneming daarvan tot dezelfde uitspraak zou zijn gekomen. [5] Het hof heeft zijn oordeel over de kosten voor de stellingkasten weliswaar gebaseerd op die factuur en bewuste foto, maar dat wil niet zeggen dat het aannemelijk is geworden dat dit tot een andere beslissing van het hof zou hebben geleid dan op basis van de juiste informatie was genomen. FRD voert terecht aan dat het hof heeft geoordeeld dat aannemelijk is geworden dat FRD kosten heeft moeten maken doordat zij de frames die bij haar lagen moest opslaan. Als het hof wist dat de factuur geen betrekking had op de stellingkast waarin de frames waren opgeslagen had het - op grond van de door FRD daarover in de hoofdprocedure ingenomen stellingen, namelijk dat de stellingkast was aangeschaft voor vergroting van haar opslagcapaciteit om de frames te kunnen opslaan [6] - eveneens op basis van deze factuur tot een (kleine) kostenveroordeling kunnen komen voor de opslag van de frames
.De onjuiste informatie over de stellingkasten rechtvaardigt daarom geen herroeping van het arrest van 29 maart 2022.
De conclusie en de proceskosten
3.18.
De gronden tot herroeping slagen niet. Dat neemt niet weg dat, zoals hiervoor is geoordeeld, wel voldoende vast is komen staan dat FRD in de conclusie van antwoord in deze procedure ten aanzien van de stellingkasten en de wijze van opslag van de afgekeurde frames in strijd met artikel 21 Rv heeft verklaard en ten onrechte geen openheid van zaken heeft gegeven. Pas op de zitting heeft FRD naar aanleiding van uitdrukkelijke vragen van het hof erkend dat de frames ook buiten hebben gelegen en dat de factuur die zij in de hoofdprocedure heeft overgelegd niet de factuur is voor de stellingkast die op de foto is afgebeeld die zij bij deze factuur had gevoegd.
3.19.
Het hof zal om die reden FRD tot betaling van de proceskosten in deze herroepingsprocedure veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [7]
3.20.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
wijst de vordering tot herroeping van het arrest van 29 maart 2022 in de zaak met nummer 200.269.253/01 af;
4.2.
veroordeelt FRD tot betaling van de volgende proceskosten van DDC-P:
€ 5.689,- aan griffierecht
€ 108,26 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan FRD
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat van DDC-P (2 procespunten x appeltarief II);
4.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P.M. Hennekens, D.M.I De Waele en M.B. Beekhoven van den Boezem, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden 29 maart 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2379.
2.Hof Arnhem-Leeuwarden 29 maart 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2379, ro. 3.10-3.12 en 3.15-3.28.
3.Hof Arnhem-Leeuwarden 29 maart 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2379, ro. 3.40.
4.HR 2 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9877.
5.Vergelijk HR 21 maart 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2314.
6.Geciteerd in randnummers 41 en 42 van de dagvaarding van DDC-P.
7.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.