Uitspraak
1.Het verloop van de procedure tot herroeping
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
Bij een uitgebreide telefonische navraag bij vele van mijn (nog steeds) Europese zakenvrienden in Scandinavië, Duitsland, Spanje, Portugal, Benelux, Italië, UK, etc., waarmee ik meer dan 25 jaar heb samengewerkt en die nu nog steeds de FRD producten verkopen, is door hun aan mij stellig verklaard, dat zij sinds de introductie van de FXJ hamers in 2014 tot heden nog nooit kwaliteitsproblemen hebben bemerkt of garantie claims van hun klanten hebben ontvangen voor de FXJ hamerframes van de door hun verkochte FRD hamers.”
De frames hebben volgens eenduidige verklaringen van diverse ex-werknemers en andere
Met de door mijzelf bij FRD Europe vergaarde informatie over deze FXJ frames ben ik naar [de leverancier] gegaan om van hem te vernemen, wat voor conflict er tussen hem en FRD Europe bestond en of hij op de hoogte was van wat er met zijn door FRD geëxecuteerde frames naderhand was gebeurd.
Zoals hiervoor in 3.12 en 3.14 geoordeeld, volgt uit de beantwoording van de
(…) Omdat de tekortkomingen invloed kunnen hebben op de levensduur van de sloophamers zijn deze tekortkomingen niet te beschouwen als een tekortkoming van een te geringe betekenis voor een recht op ontbinding.” Vervolgens heeft het hof in rechtsoverweging 3.26 geoordeeld: “
De constatering van de deskundige dat drie FXJ frames van voorgaande leveringen met soortgelijke tekortkomingen door FRD zijn geaccepteerd en de veronderstelling dat de voorgaande leveringen kwalitatief en functioneel waren, brengen niet mee dat sprake is van een tekortkoming van bijzondere aard die het recht op ontbinding in de weg zou staan. Dat eerdere leveringen wel zijn geaccepteerd waarin mogelijk eenzelfde tekortkoming aanwezig was, doet namelijk niets af aan de constatering dat deze tekortkoming van invloed kan zijn op de levensduur van de sloophamers. Door DDC-P is ten aanzien van de FXJ frames ook niet gesteld, noch onderbouwd dat deze conclusie ten aanzien van de levensduur niet juist zou zijn.” In rechtsoverweging 3.27 heeft het hof vervolgens geoordeeld dat ook als alle eerder geleverde frames identiek zouden zijn aan de afgekeurde frames, het FRD vrij stond om deze frames af te keuren, omdat de maatvoering niet overeenkwam met de afspraken. Daarbij heeft het hof overwogen dat DDC-P de ontbinding had kunnen vermijden, omdat herstel van de frames mogelijk was, maar DDC-P ervoor heeft gekozen om de frames niet te herstellen. Op grond van deze omstandigheden heeft het hof tot slot in rechtsoverweging 3.28 geoordeeld dat de tekortkoming de gehele ontbinding van de drie koopovereenkomsten rechtvaardigt.
konhebben. Dat heeft het hof afgeleid uit de deskundigenonderzoeken die in die procedure (de hoofdprocedure) in het geding waren gebracht. DDC-P stelt weliswaar dat FRD in strijd met de waarheid de indruk zou hebben gewekt dat de afwijkingen in de afgekeurde frames afbreuk doen aan de kwaliteit en levensduur daarvan (zie hiervoor in 3.10 onder a), maar heeft onvoldoende onderbouwd dat het hof in de hoofdprocedure zou zijn uitgegaan van onjuiste informatie daarover. In de verklaring van [de oud-directeur FRD] staat niets over de (mogelijke) invloed van de maatafwijkingen in de afgekeurde frames op de kwaliteit en levensduur van de FRD sloophamers voorafgaand aan het herstel. [de oud-directeur FRD] schrijft dat hij navraag heeft gedaan bij vele (vroegere) zakenrelaties die handelen in FRD producten. Deze zouden allen stellig aan hem hebben verklaard dat zij vanaf 2014 tot heden nooit kwaliteitsproblemen hebben bemerkt of klachten van hun klanten over de frames hebben gehad (zie hiervoor in 3.6). Dit wil echter niet zeggen dat FRD geen enkele klacht van haar klanten over de frames van DDC-P heeft gehad. Daar komt bij dat het al dan niet bestaan van klachten over de frames niet relevant was voor de hiervoor in 3.11 genoemde oordelen van het hof, waarin juist de
mogelijkeinvloed van de tekortkoming op de levensduur van de frames een rol speelde. Dus zelfs indien FRD in strijd met de waarheid zou hebben verklaard over klachten of scheuren in de frames, zoals DDC-P stelt (zie hiervoor in 3.10 onder b en c), heeft dat geen invloed op de beslissing van het hof over de rechtvaardiging van de ontbinding door de tekortkoming in de maatvoering van de frames. Datzelfde geldt voor het gestelde bedrog over het herstel van de frames (zie hiervoor in 3.10 onder d). In de hoofdprocedure stond vast dat herstel mogelijk was, maar dat DDC-P weigerde deze gebreken zelf te herstellen. Uit het oordeel van het hof volgt bovendien dat het niet ervan uit is gegaan dat dit herstel kostbaar was. In rechtsoverweging 3.31 oordeelt het hof namelijk “
Namens FRD is op de zitting in hoger beroep bevestigd dat zij de afgekeurde FXJ-frames zelf heeft gekocht, deze voor een relatief klein bedrag heeft hersteld en vervolgens heeft verkocht.” Alles wat [de oud-directeur FRD] verklaart over (de kosten van) het herstel van de frames is daarom voor de vordering tot herroeping niet relevant, omdat het oordeel over de rechtvaardiging van de ontbinding niet daarop is gebaseerd.
Voor de opslag van de 47 afgekeurde sloophamerframes waren stellingkasten noodzakelijk. Deze sloophamerframes kon FRD niet simpelweg op de werkvloer laten liggen. Daarvoor was geen ruimte beschikbaar. FRD heeft dus stellingkasten daartoe aangeschaft, voor een bedrag van € 4.695,- exclusief BTW.” FRD verwees daarbij naar een factuur die zij als productie 29 in eerste aanleg had overgelegd. Bij die productie was achter de factuur een foto gevoegd waarop een grote stellingkast zichtbaar is waar diverse spullen in en op liggen.
Met betrekking tot de gevorderde kosten voor de stellingkasten heeft FRD gesteld dat zij deze moest aanschaffen, omdat de frames niet op de werkvloer konden liggen. DDC-P betwist dat deze kasten noodzakelijk waren en betwist dat deze alleen voor de opslag van de afgekeurde frames zijn aangeschaft. Zij wijst daarbij onder meer naar de foto die door FRD is overgelegd. Uit deze foto maakt het hof op dat in die stellingkasten (veel) meer frames zijn geplaatst dan de afgekeurde 47 frames en ook nog andere spullen. Dat brengt mee dat in ieder geval niet de volledige kosten voor deze stellingkasten in causaal verband staan met de tekortkoming van DDC-P. (…) Dat een deel van de aanschafkosten voor de stellingkasten is gemaakt doordat FRD de afgekeurde frames die bij haar lagen moest opslaan, acht het hof echter wel voldoende aannemelijk. Het hof schat deze schade op basis van de foto op de helft van de kosten van de stellingkasten (…).”
.De onjuiste informatie over de stellingkasten rechtvaardigt daarom geen herroeping van het arrest van 29 maart 2022.