Uitspraak
1.[geïntimeerde1] ,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
VI tot en met XIII zoals weergegeven in de akte wijziging vermeerder eis van 2 september 2021), zijn door Apotheek Buijs tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken.
3.Het oordeel van het hof
“een (juridisch) geschil bestaat of een koopovereenkomst tussen hen tot stand is gekomen ter zake (de begane grond van) de onroerende zaak staande en gelegen te [woonplaats1] aan de [adres] (hierna te noemen het “OG”), en zo ja of die koopovereenkomst tot stand is gekomen onder één of meerdere opschortende dan wel ontbindende voorwaarde(n); en indien van (één) opschortende voorwaarde(n) gesproken moet worden, of die voorwaarde(n) in vervulling is/zijn gegaan, althans of [geïntimeerden] voldoende inspanningen verrichten om die voorwaarde(n) te (doen) vervullen.”In de considerans onder B wordt vervolgens melding gemaakt van de verschillende civielrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures die er ter zake van dit geschil nog lopen. De procedure die heeft geleid tot het al eerder genoemde arrest van 2 februari 2021 van dit hof en het arrest van de Hoge Raad van 21 oktober 2022 staat genoemd onder B en is door partijen niet ingetrokken. In artikel 1 van de ‘vaststellingsovereenkomst’ zijn partijen overeengekomen dat [geïntimeerden] het onroerend goed niet zal verkopen of leveren totdat in de onder B van de considerans genoemde procedures onherroepelijk is beslist. Daaruit maakt het hof op dat partijen niet hebben beoogd een einde te maken aan de in de considerans onder A genoemde geschilpunten. Het geschil over de koopovereenkomst, de opschortende voorwaarde en inspanningsverplichting is met de ‘vaststellingsovereenkomst’ niet beslecht.
nieuwedeugdelijke aanvraag voor een splitsingsvergunning in te dienen binnen de overeengekomen termijn. Ook de omstandigheid dat op 11 september 2020 een splitsingsvergunning is afgegeven, die op 28 oktober 2020 onherroepelijk is geworden, neemt de geconstateerde tekortkoming in de nakoming van de ‘vaststellingsovereenkomst’ niet weg.
“Ik ga er vanuit dat u bedoelt dat eventueel in de toekomst verbeurt te verklaren dwangsommen (wanneer deze voortvloeien uit de onder F van de vso genoemde uitspraken) met de te tekenen vso zullen worden vastgesteld op € 250.000,- en/of ter zake het transactieverbod op € 1.000.000,- en dat laatstgenoemde 2 bedragen in de plaats treden van de genoemde bedragen aan dwangsommen in de onder F genoemde uitspraken. Wanneer ik dit correct heb verwoord en u dit aan mij wilt bevestigen, geeft cliënte hiermee haar toestemming tot ondertekening(…).
”Daarop is namens [geïntimeerden] als volgt gereageerd:
“Dat hebt u op de juiste manier verwoord. Laten we ervoor zorgen dat maandag de vaststellingsovereenkomst door partijen wordt getekend.”Het hof maakt hieruit op dat partijen hebben bedoeld de dwangsom in stand te laten die het hof in het arrest aan de daarin uitgesproken veroordelingen heeft verbonden en alleen hebben beoogd het bedrag daarvan aan te passen. Noch uit de tekst van artikel 9.3, noch uit de verklaringen en gedragingen van partijen kan worden opgemaakt dat is beoogd de dwangsommen te vervangen door een contractuele boete. Apotheek Buijs geeft voor die uitleg ook geen enkel aanknopingspunt. Dat brengt het hof tot de slotsom dat de dwangsommen inderdaad zijn verjaard en dat de vorderingen die daarop betrekking hebben, moeten worden afgewezen.
XVII). Het hof bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten), zowel van het hoger beroep als van de procedure bij de rechtbank in conventie, omdat partijen ieder deels ongelijk hebben gekregen.