In deze zaak heeft [de apotheek] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2021. De zaak betreft een koopovereenkomst die onder een opschortende voorwaarde is gesloten. [de apotheek] heeft in cassatie klachten ingediend over de uitleg van de vervulling van deze voorwaarde en de motivering van het hof. De verweerders hebben een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van [de apotheek] beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep behoeft daarom geen verdere behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en [de apotheek] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.177,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.