In deze zaak heeft de Stichting de Blije Hengelaar hoger beroep ingesteld tegen de gemeente De Fryske Marren, nadat de rechtbank Noord-Nederland op 2 februari 2022 haar vorderingen had afgewezen. De Stichting stelt dat zij een koopoptie had op percelen grond die de gemeente in 2001 had verworven van De Vries Joure (DVJ). De gemeente heeft deze percelen gekocht, ondanks het vermeende recht van de Stichting, wat volgens de Stichting onrechtmatig zou zijn. Het hof heeft de vorderingen van de Stichting afgewezen, omdat deze niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de koopoptie rechtsgeldig aan haar was overgedragen door haar rechtsvoorgangster, Stichting Het Fries Landschap. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de Stichting veroordeeld in de proceskosten van de gemeente. De zaak draait om de vraag of de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de percelen te verwerven, terwijl de Stichting een koopoptie claimt die niet rechtsgeldig zou zijn overgedragen. Het hof concludeert dat de Stichting geen belang heeft bij de beoordeling van de verjaring van haar vorderingen, omdat de basis voor haar vorderingen ontbreekt.