ECLI:NL:GHARL:2023:7328

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
21-003622-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in hoger beroep inzake onderzoek Vidar met betrekking tot onderzoekswensen en getuigenverhoren

In deze zaak, onderdeel van het onderzoek Vidar, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 augustus 2023 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van de verdachte, die eerder door de rechtbank Noord-Nederland was veroordeeld. De ten laste gelegde feiten omvatten de (voorbereiding van) uitvoer van harddrugs, witwassen, deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit. Het hof heeft schriftelijke rondes gelast en op basis van de ingediende onderzoekswensen van de verdediging besloten over de toewijzing van deze verzoeken. De verdediging had onder andere verzocht om historische verkeersgegevens van telefoonnummers van de verdachte en getuigen te horen, waaronder een criminele burgerinfiltrant en verbalisanten. Het hof heeft de verzoeken tot het horen van getuigen afgewezen, omdat de verdediging onvoldoende onderbouwing had gegeven voor de noodzaak hiervan. Het hof heeft wel de verzoeken tot toevoeging van historische verkeersgegevens toegewezen, voor zover deze gevorderd en beschikbaar zijn. De advocaat-generaal heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verstrekking van deze gegevens. Het hof heeft de zaak geschorst en zal het onderzoek hervatten op een nog te bepalen datum.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003622-22
Uitspraak d.d.: 29 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 augustus 2022 met parketnummer 18-750012-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

Deze zaak maakt deel uit van het onderzoek Vidar. De ten laste gelegde feiten houden verband met de (voorbereiding van) uitvoer van harddrugs, witwassen, deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit. In het onderzoek Vidar is een criminele burgerinfiltrant (A-4110) ingezet. Verdachte is bij vonnis van 17 augustus 2022 veroordeeld en verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. In hoger beroep zijn naast de zaak van verdachte de zaken van 13 medeverdachten aan de orde.

Onderzoek van de zaak

Het hof heeft in het kader van een voortvarende regiebehandeling schriftelijke rondes gelast. Hierbij is gebleken dat een deel van de raadslieden prijs stelde op de mogelijkheid om op een regiezitting een mondelinge toelichting op de onderzoekswensen te geven. In de zaken van een vijftal verdachten – waaronder in de zaak van verdachte – is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt op de regiezittingen van 4 en 10 juli 2023. In alle zaken met onderzoekswensen hebben daarnaast volledig schriftelijke rondes plaatsgevonden. Met de advocaat-generaal en de verdediging is afgestemd dat bij tussenarrest op die onderzoekswensen zal worden beslist en dat deze tussenarresten op 29 augustus 2023 ter openbare zitting zullen worden uitgesproken.
Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van de schriftelijke regiebehandeling en de daarin uitgewisselde standpunten, van het onderzoek op de regiezitting van het hof van 10 juli 2023, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is formeel gesloten op 29 augustus 2023.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van:
  • de appelschriftuur van 4 november 2022 van de raadslieden van verdachte, mr. JH. L.C.M. Kuijpers en mr. A.A. Boersma;
  • het standpunt van de advocaat-generaal
  • het standpunt van de verdediging van 16 mei 2023;
  • het standpunt van de advocaat-generaal van 26 mei 2023;
  • wat door verdachte en zijn waarnemend raadsman, mr. V. Poelmeijer, naar voren is gebracht op de zitting van het hof van 10 juli 2023; en
  • wat door de advocaat-generaal naar voren is gebracht op de zitting van het hof van 10 juli 2023.

Onderzoekswensen

De verdediging heeft bij appelschriftuur de volgende onderzoekwensen geuit:
overige verzoeken:
1. toevoeging aan het dossier van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van verdachte ( [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] ); en
2. toevoeging aan het dossier van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van A-4110 ( [telefoonnummer 4] );
het horen van de getuigen:
3. [verbalisant] (verbalisant); en
4. A-4110;
De verdediging wenst met de verzochte historische verkeersgegevens onder 1 en 2 de verklaring van verdachte over zijn contacten met A-4110 die niet zijn beschreven in het einddossier nader te kunnen onderbouwen.
De verdediging wenst verbalisant [verbalisant] (het verzoek onder 3) als tactisch teamleider in het onderzoek Vidar als getuige te horen en haar onder andere te vragen hoe de keuze om A-4110 uiteindelijk steeds weer in te zetten tot stand is gekomen, waarom niet is gewacht totdat verdachte naar A-4110 zou komen, of rekening is gehouden met het gegeven dat verdachte in voorkomende gevallen conform de gemaakte afspraken tussen hem en A-4110 degene zou zijn die contact zou opnemen. De verdediging wil vragen waarom daarop niet is gewacht en desondanks toch A-4110 weer is ingezet. De verdediging hoort graag van [verbalisant] in hoeverre daarbij het Tallon-criterium een rol heeft gespeeld. De verdediging wil deze getuige bevragen over de tactische keuzes in relatie tot het Talloncriterium.
De verdediging wenst de getuige onder 4 (A-4110) ter terechtzitting van het hof of bij een gedelegeerd raadsheercommissaris te horen, zodat het hof een eigen standpunt kan vormen over de betrouwbaarheid en juistheid van de verklaringen van A-4110. De verdediging wenst A-4110 in ieder geval te bevragen over het in januari 2018 aanlopen van verdachte door A4110. De verdediging wil A-4110 confronteren met de getuigenverklaringen van de WODbegeleiders B-2820 en B-2821 en met de historische verkeersgegevens zoals verzocht onder 1 en 2.

Aansluitverzoek

Daarnaast heeft de verdediging aanvullend bij e-mailbericht van 16 mei 2023 aangegeven dat de verdediging wenst aan te sluiten bij de volgende verzoeken zoals gedaan in de zaken van de medeverdachten:
het horen van de getuigen:
5. B-2820 en B-2821;
6. [getuige 1] (toenmalig voorzitter van het College van procureurs-generaal); en
7. [getuige 2] (toenmalig Minister van Justitie en Veiligheid).
De verzoeken zien alle op de totstandkoming van inzet van A-4110. De inhoud van de getuigenverklaringen is derhalve relevant voor de strafzaak, aldus de verdediging.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft geen bezwaar tegen verstrekking van de historische verkeersgegevens zoals deze zijn verzocht onder 1. Van het onder 2 genoemde telefoonnummer van A-4110 ( [telefoonnummer 4] ) zijn geen historische gegevens opgevraagd in het onderzoek.
Ten aanzien van het verzoek onder 3 heeft de advocaat-generaal het standpunt ingenomen dat de door de verdediging te stellen vragen een eigen zienswijze bevatten over de tactische keuzes bij een opsporingsbevoegdheid die is ingezet onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie. De officieren van justitie hebben daarover verantwoording afgelegd in hun requisitoir(en) en in het dossier. De zienswijze van de verdediging kan bij de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep (opnieuw) onderwerp van discussie zijn tussen de verdediging en het OM. Die discussie behoort niet met de tactisch teamleider te worden gevoerd. De door de verdediging geponeerde vragen zouden aldus tot een zinloze discussie leiden. De noodzaak tot het horen van deze getuige is derhalve onvoldoende onderbouwd en ook anderszins niet gebleken. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen, aldus de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot het horen van de getuige onder 4 (A-4110) dient te worden afgewezen, nu deze getuige reeds in eerste aanleg bij de rechter-commissaris in het bijzijn van één van de raadslieden is gehoord. Het belang van het andermaal horen van deze getuige is niet onderbouwd.
De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van de aansluitverzoeken op het standpunt gesteld dat het recht op verdediging, indachtig artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), niet met zich meebrengt dat raadslieden aansluiten bij verhoren die niet in de zaak tegen hun cliënt worden afgelegd, behoudens bijzondere omstandigheden. De advocaat-generaal meent dat van dergelijke bijzondere omstandigheden niet is gebleken.

Beoordeling van de verzoeken door het hof

Criterium
Het hof stelt vast dat de verzoeken niet tijdig bij appelschriftuur zijn ingediend. Om die reden heeft het hof de verzoeken getoetst aan de hand van het noodzaakcriterium. Ten aanzien van de verzoeken onder 1 en 2 gelden eveneens het noodzaakcriterium.
Oordeel van het hof

Het hof wijst de volgende verzoeken toe:

overige verzoeken:
1.
toevoeging aan het dossier van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van verdachte ( [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] )
2.
toevoeging aan het dossier van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van A-4110 ( [telefoonnummer 4] )
De verdediging wenst met de verzochte historische verkeersgegevens de verklaring van verdachte over zijn contacten met A-4110 die niet zijn beschreven in het einddossier nader te kunnen onderbouwen.
Zoals ter terechtzitting van 10 juli 2023 is beslist, wijst dit verzoek toe voor zover deze verzochte historische verkeersgegevens gevorderd en beschikbaar zijn.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de verzochte telefoonnummers de volgende mededelingen gedaan:
- [telefoonnummer 1] (telefoonnummer van verdachte): er zijn historische verkeersgegevens gevorderd over de periode van 7 november 2017 tot en met 7 mei 2018.
- [telefoonnummer 2] (telefoonnummer van verdachte): er zijn historische verkeersgegevens gevorderd over de periode van 11 juli 2018 tot en met 13 juli 2018.
- [telefoonnummer 3] (telefoonnummer van verdachte): er zijn historische verkeersgegevens gevorderd over de periode van 16 juli 2018 tot en met 16 januari 2019.
- [telefoonnummer 4] (het telefoonnummer van A-4110): de historische verkeersgegevens zijn niet gevorderd. Ten aanzien van de verkeersgegevens van dit telefoonnummer constateert het hof na de mededeling van de advocaat-generaal hierover dat de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer niet beschikbaar zijn.
Het hof beschouwt dit verzoek als te zijn afgehandelden het hof hoeft hier geen beslissing meer op te nemen.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van verdachte die zijn gevorderd en beschikbaar zijn, aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verstrekking hiervan.
Het hof draagt de advocaat-generaal op bij de politie navraag te doen of de voornoemde gegevens in de voornoemde periode nog beschikbaar zijn, en indien dit niet het geval is, de politie opdracht te geven daarvan een proces-verbaal op te laten maken en dit proces-verbaal aan het hof en de verdediging te verstrekken.
De advocaatgeneraal meent dat – mocht het hof tot toewijzing van het verzoek beslissen – deze historische verkeersgegevens in
alle zakenaan het dossier worden toegevoegd. Het hof verzoekt de advocaat-generaal om de beschikbare verkeersgegevens ter voeging te verstrekken, waarna deze historische verkeersgegevens zullen worden toegevoegd aan het dossier van verdachte. Het hof zal te zijner tijd in de zaken van de medeverdachten in iedere zaak afzonderlijk beslissen over voeging van deze historische verkeersgegevens in het dossier van desbetreffende verdachte.
Het hof beslist als volgt op de overige onderzoekswensen van de verdediging.
het horen van de getuigen:
3.
[verbalisant]
Wanneer een verzoek tot het horen van een getuige wordt gedaan met het oog op de onderbouwing van het verweer dat betrekking heeft op de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek en strekt tot toepassing van artikel 359a Sv, wordt van de verdediging verwacht dat zij gemotiveerd uiteenzet waarom daartoe getuigen moeten worden gehoord. [2] Van de verdediging mag worden verwacht dat zij aan het getuigenverzoek feiten en omstandigheden ten grondslag legt die een begin van aannemelijkheid meebrengen dat zich in het voorbereidend onderzoek een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv heeft voorgedaan. Het getuigenverzoek kan worden afgewezen in geval van een zogeheten ‘fishing expedition’ naar onrechtmatigheden waarvan op geen enkele wijze uit het dossier is gebleken. [3]
Bij de beoordeling van het verzoek van de verdediging stelt het hof voorop dat het horen van verbalisanten blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad slechts plaatsvindt indien de verklaring van de verbalisant betrekking heeft op de waarnemingen van gebeurtenissen die verband houden met het begaan zijn van het strafbare feit waarvan de verdachte wordt beschuldigd. [4]
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat dit verzoek moet worden afgewezen. De verdediging heeft in haar motivering geen aanknopingspunten gegeven om te veronderstellen dat verbalisant [verbalisant] in plaats van de officier(en) van justitie zou hebben bepaald dat A-4110 moest worden ingezet. Het opsporingsonderzoek Vidar en de inzet daarin door A-4110 is aldus de verslaglegging daarvan onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie uitgevoerd. Het OM dient in de strafzaak die uit dit opsporingsonderzoek is ontstaan verantwoording af te leggen over de tactische keuzes binnen het onderzoek. Gelet op de inhoud van het dossier en de wijze waarop hierin over de inzet van A-4110 en de afwegingen bij de inzet van A-4110 is geverbaliseerd, acht het hof de noodzaak om verbalisant [verbalisant] als getuige te horen onvoldoende onderbouwd. Het hof ziet daarnaast ook niet vanwege een andere reden de noodzaak tot het horen van deze getuige.

Het hof wijst dit verzoek af.

4.
A-4110
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat dit verzoek moet worden afgewezen. De verdediging heeft haar ondervragingsrecht kunnen uitoefenen. A4110 is reeds gehoord bij de rechtercommissaris.
A-4110 is uitvoerig gehoord op 29 april 2021, 30 april 2021, 21 mei 2021, 21 september 2021 en 23 september 2021. Ten aanzien van de verhoren in april en mei 2021 heeft dit geresulteerd in een proces-verbaal van verhoor van 47 pagina’s en wat de verhoren in september betreft in een procesverbaal van verhoor van 15 pagina’s. De rechter-commissaris heeft de raadslieden in de gelegenheid gesteld om aanwezig te zijn bij de verhoren van A4110 en hem te ondervragen. Op 29 april 2021, 30 april 2021, 21 mei 2021 en 21 september 2021 is A-4110 in het bijzijn van één van de raadslieden van verdachte gehoord. De raadslieden hebben ervoor gekozen om op 23 september 2021 niet aanwezig te zijn. Deze keuze om niet zelf bij het verhoor aanwezig te zijn komt voor rekening van de verdediging. De verdediging van verdachte heeft zodoende de gelegenheid gehad hierbij aanwezig te zijn en vragen te stellen.
Het hof ziet in de door de verdediging gegeven onderbouwing geen noodzaak tot het opnieuw horen van deze getuige. Het hof ziet daarnaast ook niet vanwege een andere reden de noodzaak tot het opnieuw horen van deze getuige. Er is sprake geweest van een behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid en de procedure voldoet in haar geheel aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.

Het hof wijst dit verzoek af.

Aansluitverzoek
De verdediging heeft bij dupliek (e-mailbericht van 16 mei 2023) de wens geuit aan te sluiten bij verzoeken om:
het horen van de getuigen:
5. B-2820 en B-2821;
6. [getuige 1] (toenmalig voorzitter van het College van procureurs-generaal); en
7. [getuige 2] (toenmalig Minister van Justitie en Veiligheid);
De verzoeken zien alle op de totstandkoming van inzet van A-4110. De inhoud van de getuigenverklaringen is derhalve relevant voor de strafzaak aldus de verdediging.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Bij e-mailbericht van 18 april 2023 heeft het hof de raadslieden het volgende laten weten:
“Een aantal van u heeft opgemerkt (desgewenst) aan te willen sluiten bij een verhoor van een toegewezen getuige in een zaak van een medeverdachte. U kunt er als uitgangspunt van uitgaan dat het hof bij toewijzing van een in een zaak gevraagde getuige, deze getuige in alle zaken zal toewijzen opdat alle raadslieden in de gelegenheid zijn die getuige te ondervragen,voor zovervoor de verdediging in de zaakdie gelegenheid nog niet heeft bestaanenvoor zover relevant in de zaak van de desbetreffende verdachte”.
Het hof stelt vast dat de in de zaken van de medeverdachten toegewezen getuigen in de zaak van verdachte ofwel reeds bij de rechter-commissaris zijn gehoord, [5] dan wel dat het verhoor van deze getuigen niet relevant wordt geacht voor de zaak van verdachte. [6] In zoverre vallen deze getuigen niet binnen de door het hof bij e-mailbericht van 18 april 2021 bepaalde categorieën waarin de toewijzing voor alle verdachten geldt.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Het hof heeft de advocaat-generaal in het kader van de schriftelijke regiebehandeling gevraagd in één gezamenlijk schriftelijk document in alle zaken met onderzoekswensen een standpunt hierover in te nemen. Middels het standpunt van 1 december 2022 heeft de advocaat-generaal aan dit verzoek voldaan. In alle zaken in hoger beroep is dit standpunt van de advocaat-generaal door het hof verspreid. Op deze wijze zijn alle raadslieden op de hoogte van de onderzoekswensen over en weer en kan worden aangesloten bij concrete verzoeken in zaken van medeverdachten. Het hof is van oordeel dat het op de weg van de verdediging ligt om te onderbouwen waarom het toewijzen van een specifieke geformuleerde onderzoekswens in een zaak van een medeverachte ook noodzakelijk is met het oog op de volledigheid van het onderzoek van de zaak van verdachte.
Dit betekent ten aanzien van de onderstaande getuigen het volgende.
5.
aansluitverzoek met betrekking tot B-2820 en B-2821
De WOD-begeleiders van A-4110, te weten B-2820 en B-2821 zijn in de zaak van verdachte uitvoerig gehoord. B2820 is gehoord op 4 juni 2021 en B2821 is gehoord op 11 juni 2021 en 15 september 2021. Ten aanzien van het verhoor van B-2820 heeft dit geresulteerd in een procesverbaal van verhoor van 29 pagina’s en wat de verhoren van B-2821 betreft in een proces-verbaal van verhoor van 21 pagina’s. De raadsman was bij deze verhoren aanwezig. De verdediging van verdachte heeft de gelegenheid gehad tot het stellen van vragen en deze mogelijkheid ook benut.
Het hof ziet in de door de verdediging gegeven onderbouwing geen noodzaak tot het opnieuw horen van deze getuigen. De motivering dat de verzoeken zien op de totstandkoming van inzet van A-4110 en dat de inhoud van de getuigenverklaringen derhalve relevant is voor de strafzaak, is naar het oordeel van het hof zodanig onbepaald geformuleerd dat de noodzaak tot het opnieuw horen niet is gebleken. Het hof ziet daarnaast ook niet vanwege een andere reden de noodzaak tot het opnieuw horen van deze getuigen. Er is ten aanzien van deze getuigen sprake geweest van een behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid en de procedure voldoet in haar geheel aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.

Het hof wijst deze verzoeken af.

aansluitverzoek met betrekking tot:
6.
[getuige 1]
7.
[getuige 2]
Wanneer een verzoek tot het horen van een getuige wordt gedaan met het oog op de onderbouwing van het verweer dat betrekking heeft op de rechtmatigheid van het voorbereidend onderzoek en strekt tot toepassing van artikel 359a Sv, wordt van de verdediging verwacht dat zij gemotiveerd uiteenzet waarom daartoe getuigen moeten worden gehoord. [7] Van de verdediging mag worden verwacht dat zij aan het getuigenverzoek feiten en omstandigheden ten grondslag legt die een begin van aannemelijkheid meebrengen dat zich in het voorbereidend onderzoek een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv heeft voorgedaan. Het getuigenverzoek kan worden afgewezen in geval van een zogeheten ‘fishing expedition’ naar onrechtmatigheden waarvan op geen enkele wijze uit het dossier is gebleken. [8]
Het hof stelt vast dat de verdediging het verzoek om [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen te horen niet heeft onderbouwd. De motivering dat de verzoeken zien op de totstandkoming van inzet van A-4110 en dat de inhoud van de getuigenverklaringen derhalve relevant is voor de strafzaak, is naar het oordeel van het hof te onbepaald geformuleerd. Het hof is van oordeel dat de noodzaak tot het horen van deze getuigen onvoldoende is gebleken. Met de rechtbank verwijst het hof naar jurisprudentie van de Hoge Raad ten aanzien van de beoordeling door de rechter van de door het OM gebezigde opsporingsmethoden. De rechter dient de rechtmatigheid en zorgvuldigheid van de inzet van de criminele burgerinfiltrant zelfstandig te beoordelen, waarbij de rechter niet afhankelijk is van de interne besluitvorming binnen het OM en het Ministerie. [9] Het hof is van oordeel dat ook overigens niet is gebleken dat het horen van de betreffende getuigen – in aanvulling op de reeds in het dossier aanwezige stukken omtrent de inzet van A-4110 – van belang is voor enige uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing in de zaak tegen verdachte.

Het hof wijst deze verzoeken af.

BESLISSING

Het hof:
heropent het onderzoek onder gelijktijdige schorsing daarvan;
wijst toehet volgende verzoek zoals reeds ter terechtzitting van 10 juli 2023 is beslist voor zover deze verzochte historische verkeersgegevens gevorderd en beschikbaar zijn:
overige verzoeken:
1. toevoeging aan het dossier van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van verdachte,
voor zover deze gegevens gevorderd en beschikbaar zijn, namelijk
[telefoonnummer 1](gevorderd en beschikbaar over de periode van 7 november 2017 tot en met 7 mei 2018),
[telefoonnummer 2](gevorderd en beschikbaar over de periode van 11 juli 2018 tot en met 13 juli 2018) en
[telefoonnummer 3](gevorderd en beschikbaar over de periode van 16 juli 2018 tot en met 16 januari 2019);
draagt de advocaat-generaal opbij de politie navraag te doen of de voornoemde gegevens in de voornoemde periode nog beschikbaar zijn, en indien dit niet het geval is, de politie opdracht te geven daarvan een proces-verbaal op te laten maken en dit proces-verbaal aan het hof en de verdediging te verstrekken;
verzoekt de advocaat-generaalom de beschikbare verkeersgegevens ter voeging te verstrekken, waarna deze historische verkeersgegevens zullen worden toegevoegd aan het dossier van verdachte. Het hof zal in de zaken van de medeverdachten in iedere zaak afzonderlijk beslissen over voeging van deze historische verkeersgegevens in het dossier van desbetreffende verdachte;

wijst af de volgende verzoeken:

het horen van de getuigen:
3. [verbalisant] ; en
4. A-4110;
5. B-2820 en B-2821;
6. [getuige 1] ; en
7. [getuige 2] ;
bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting;
beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadslieden van de verdachte, mr. JH. L.C.M. Kuijpers en mr. A.A. Boersma.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 29 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De advocaten-generaal mrs. I.A.H.M. Schepers en P.M. van der Spek zijn in hoger beroep als advocaten-generaal aan het onderzoek Vidar verbonden en hebben namens het openbaar ministerie in de schriftelijke ronde standpunten ingenomen ten aanzien van de onderzoekswensen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van het hof van 4 en 10 juli 2023 vertegenwoordigd door de advocaatgeneraal mr. I.A.H.M. Schepers. Omwille van de leesbaarheid is in het vervolg van het arrest telkens voor ‘advocaat-generaal’ in enkelvoud gekozen.
3.Hoge Raad 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015, Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1219 en Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1220.
4.Hoge Raad 13 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1198.
5.Getuigen B-2820 en B-2821.
6.Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .
8.Hoge Raad 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015, Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1219 en Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1220.
9.Vgl. Hoge Raad 20 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6245, no. 3.3-3.5. en Conclusie A-G Wortel