ECLI:NL:HR:2017:1220

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
15/02318
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rijden zonder rijbewijs en zonder kenteken; afwijzing getuigenverzoek

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs en zonder kenteken. De feiten dateren van 7 mei 2012, toen de verdachte als bestuurder van een motorfiets op de De La Reyweg in 's-Gravenhage werd gezien door verbalisanten van de politie. De verbalisanten gaven de bestuurder een stopteken, maar deze negeerde dit en ging er vandoor. Na een korte achtervolging verloren de verbalisanten de verdachte uit het oog, maar op aanwijzing van passanten konden zij de motorfiets in de woning van de verdachte aantreffen. De verdediging heeft verzocht om de verbalisanten als getuigen te horen, maar het Hof heeft dit verzoek afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de afwijzing van het getuigenverzoek niet onbegrijpelijk is, aangezien de verdediging niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet kunnen ondervragen van de verbalisanten haar belangen heeft geschaad. De Hoge Raad concludeert dat de herkenning van de verdachte door de verbalisanten voldoende betrouwbaar is en dat de toestemming van de moeder van de verdachte om de woning te betreden niet in twijfel kan worden getrokken. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en bevestigt de veroordeling van de verdachte.

Uitspraak

4 juli 2017
Strafkamer
nr. S 15/02318
DAZ/DFL
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 19 mei 2015, nummer 22/005340-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1994.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1.
hij op 7 mei 2012 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) heeft gereden op de weg, De La Reyweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeersweg 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
2.
hij op 7 mei 2012 te 's-Gravenhage, als eigenaar of houder van een motorrijtuig (motorfiets), dit motorrijtuig op de weg, De La Reyweg, heeft laten staan en/of heeft laten rijden, zonder dat aan de eigenaar of houder door de Dienst Wegverkeer voor dit motorrijtuig een kenteken was opgegeven."
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van overtreding d.d. 10 mei 2012, van de politie Haaglanden met nr. PL1513 2012096925-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inhoudende het relaas van de opsporingsambtenaren.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2013, van de politie Haaglanden met nr. PL1513-2012096925-9, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , inhoudende het relaas van de opsporingsambtenaar."
2.3.
Blijkens de aan de Hoge Raad gezonden stukken houden de onder 2.2 vermelde bewijsmiddelen - voor zover in cassatie van belang - het volgende in:
- bewijsmiddel 1 (proces-verbaal met nr. PL1513 2012096925-1):
"Wij, [verbalisant 1] , agent van Politie Haaglanden en [verbalisant 2] , agent van Politie Haaglanden, verklaren het volgende.
(...)
Op maandag 7 mei 2012 om 18.02 uur bevonden wij ons, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , gekleed in dagelijks politie-uniform in een als zodanig herkenbaar politievoertuig en belast met noodhulpsurveillance op De la Reywegweg te 's-Gravenhage. Alle hieronder genoemde locaties zijn gelegen te 's-Gravenhage.
Wij zagen dat er een gele motor met een zwarte bak reed op De la Reyweg ter hoogte van de Natalstraat. Wij zagen dat dit voertuig geen kentekenplaat had. Wij zagen dat er een getinte man van ongeveer 16 a 17 jaar oud op zat met kort zwart haar en gekleed in een zwart vest en een lichte spijkerbroek met vale broekspijpen. Ons, verbalisanten, is bekend dat er vaak straatroven en ramkraken gepleegd worden met motoren zonder kentekenplaten. Hierop gaven wij direct een stopteken middels politie transparant. Wij, verbalisanten, zagen dat de bestuurder omkeek en er direct van doorging. Wij zagen dat de bestuurder op De la Reyweg rechtsaf de Scheeperstraat inreed en dat hij vervolgens weer rechtsaf de Natalstraat in reed. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag de zijkant van het gezicht van de verdachte welke ik ambtshalve herkende als die van [verdachte] welke geboren is op 00-00-1994. Ons, verbalisanten, is bekend dat hij woont op [a-straat 1] te 's-Gravenhage. Ook is ons ambtshalve bekend dat [verdachte] voorkomt voor diverse straatroven en rijden zonder rijbewijs. Ook is ons ambtshalve bekend dat hij nog minderjarig is en niet in het bezit is van rijbewijs AM.
Wij zagen dat het voertuig met hoge snelheid reed in de richting van De la Reyweg. Wij zagen dat het voertuig op de kruising Natalstraat met De la Reyweg rechtsaf richting de Steijnlaan reed. Hier zijn wij het voertuig uit het zicht verloren.
Wij, verbalisanten, reden vervolgens op de kruising Steijnlaan met De la Reyweg. Wij werden aangesproken door onbekend gebleven passanten. Deze vertelde ons dat de bestuurder met de bromfiets een poort ingegaan is. Wij zagen dat de passant wees in de richting van een deur. Ons, verbalisanten, is bekend dat de poort achter deze deur leidt naar de tuin van [a-straat 1] . Wij, verbalisanten, zagen vanuit de poort dat er een gele bromfiets met een zwarte bak in de woonkamer stond. Wij, verbalisanten, herkende de bromfiets direct als de bromfiets die wij ongeveer een minuut daarvoor uit het zich verloren waren. Wij, verbalisanten, werden vervolgens binnengelaten door de moeder van [verdachte] . Wij, verbalisanten, vroegen of wij toestemming hadden tot het betreden van de woning. Wij, verbalisanten, hoorden haar zeggen: "ja geen probleem" of woorden van gelijke strekking.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , voelde aan het motorblok. Ik voelde dat deze nog erg heet was.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , hoorde dat de voordeur dicht sloeg. Hierop ben ik naar de voordeur gelopen. Daar zag ik dat de portiekdeur naar de zijde van De la Reyweg dicht sloeg. Hierop ben ik naar buiten gerend. Ik zag dat [verdachte] op ongeveer 10 meter afstand liep. Dit gaf mij verbalisant [verbalisant 2] het vermoeden dat hij wilde vluchten. Hierop heb ik [verdachte] staande gehouden.
Vervolgens heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , [verdachte] mee terug de woning ingenomen.
[verdachte] verklaarde ongevraagd dat de brommer eerlijk was. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat er in de kamer van [verdachte] een lichte spijkerbroek met een dik gestukte naad en vale broekspijpen lag. Ik herkende deze broek als de broek die de bestuurder van de motor aanhad. Dit gaf mij het vermoeden dat [verdachte] zijn signalement wilde veranderen voor het geval hij met de politie in aanraking kwam."
- bewijsmiddel 2 (proces-verbaal met nr. PL1513-2012096925-9):
"Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , agent van Politie Haaglanden, verklaar het volgende:
Op 25 september 2013 omstreeks 20:44 uur, heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , kreeg op 25 september 2013 te 20:44 uur het poststuk uitgereikt namens de officier van Justitie Y. Mager met de vraag of er sprake was, in proces-verbaal nummer 2010296925, tegen [verdachte] geboren 00-00-1994, van een motorfiets of een bromfiets.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag bij controle van het voertuig dat er "125 CC" op het motorblok gedrukt was. Hieruit heb ik verbalisant [verbalisant 1] opgemaakt dat dit de daadwerkelijke inhoud van het motorblok was. Dus betrof het een motorfiets.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , kan mij nog herinneren dat de motorvoertuig zodanig op een bromfiets leek, en omdat er geen kentekenbewijs was, is het voertuig ingevoerd als zijnde "bromfiets". Dit voertuig had dus als "motorfiets" ingevoerd moeten worden."

3.Beoordeling van het middel

3.1.
Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het door de verdediging gedane verzoek tot het horen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] als getuige.
3.2.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
- een appelschriftuur van de raadsman van de verdachte, onder meer inhoudende:
"Grief:
1. Onjuiste uitspraak. Cliënt had vrijgesproken dienen te worden van het aan hem ten laste gelegde feit. Cliënt wordt verweten dat hij op 7 mei 2012 als bestuurder van een motorrijtuig heeft gereden zonder rijbewijs en als eigenaar of houder van een motorrijtuig heeft gereden zonder geldig kenteken.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zien die betreffende dag een geel motorrijtuig rijden zonder kentekenplaat. De verbalisanten geven een stopteken, echter de bestuurder geeft hier geen gevolg aan waarna de verbalisanten een achtervolging inzetten. Verbalisant [verbalisant 2] herkent de bestuurder ambtshalve als zijnde cliënt aan de hand van de zijkant van zijn gezicht. Zij verliezen de bestuurder uit het oog. Navraag bij onbekend gebleven passanten wijst uit dat de bestuurder met het motorrijtuig een poort is ingegaan. Verbalisanten zien vervolgens vanuit de poort dat er een geel motorrijtuig in de woonkamer van een woning staat. Zij herkennen het betreffende motorrijtuig als zijnde het motorrijtuig dat zij eerder hebben zien rijden zonder kentekenplaat.
De verbalisanten verklaren dat zij van de moeder van cliënt, [betrokkene 1] , toestemming hadden gekregen om de woning te betreden. Na de constatering dat het motorblok erg heet was is cliënt staande gehouden en aangehouden voor het rijden zonder rijbewijs en het rijden zonder geldig kenteken. Cliënt ontkent echter de persoon te zijn die als bestuurder van een geel motorrijtuig is gezien. Daarnaast is [betrokkene 1] als getuige gehoord tijdens de zitting op 25 november 2014 en zij heeft verklaard dat zij de verbalisanten geen toestemming heeft gegeven om haar woning te betreden. Zij verklaart tevens dat het motorrijtuig in de woonkamer die betreffende dag niet is weggeweest.
Niet aangenomen kan worden dat cliënt de bestuurder was van het gele motorrijtuig. Er is sprake van een niet gefundeerde herkenning van cliënt. Daarnaast is in ernstige mate inbreuk gemaakt op een belangrijk strafvorderlijk voorschrift door zonder toestemming en zonder schriftelijke machtiging de woning te betreden. Daarmee is ernstige inbreuk gemaakt op het grondwettelijk gewaarborgde huisrecht van cliënt. Het hieruit voortgekomen bewijsmateriaal, namelijk het bewijs dat een geel motorrijtuig in de woonkamer is aangetroffen en de constatering dat het motorblok erg heet was, dient uitgesloten te worden van het bewijs. Derhalve kan niet bewezen worden dat cliënt die betreffende dag op een geel motorrijtuig heeft gereden zonder kenteken en zonder rijbewijs en dient vrijspraak voor beide ten laste gelegde feiten te volgen.
Getuigen:
1. [verbalisant 1] , agent van politie Haaglanden, dienstnummer [001]
2. [verbalisant 2] , agent van politie Haaglanden, dienstnummer [002]
De verdediging wenst in de gelegenheid te worden gesteld om deze getuigen te (doen) horen. Deze getuigen hebben het proces-verbaal van de overtreding opgemaakt. De verdediging wenst de getuigen te bevragen over de ambtshalve herkenning van cliënt en de binnentreding in de woning van cliënt. Daarmee zijn hun verklaringen van belang voor enige door de rechter te nemen beslissing, te weten de bewijsvraag. Derhalve heeft de verdediging voldoende belang bij het horen van deze getuigen."
- een pleitnota van de raadsman van de verdachte gehecht aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, onder meer inhoudende:
"De verdediging stelt zich op het standpunt dat cliënt vrijgesproken had dienen te worden van de ten laste gelegde feiten.
Cliënt ontkent dat hij op 7 mei 2012 heeft gereden op een motorfiets. Hij ontkent de persoon te zijn die als bestuurder van een gele motorfiets is gezien. Aan de motorfiets die in de woonkamer van cliënt stond werd gesleuteld. De moeder van cliënt [betrokkene 1], heeft tijdens de zitting in eerste aanleg op 25 november 2014 verklaard dat zij de motorfiets samen met haar zoon heeft opgehaald, dat deze in de woonkamer stond, dat haar zoon niet op de motorfiets heeft gereden en dat de motorfiets die dag niet is weggeweest.
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart dat zij de persoon die zij ziet rijden op een gele motorfiets zonder kenteken ambtshalve herkent als cliënt, aan de zijkant van zijn gezicht In het proces-verbaal van overtreding wordt niet vermeld over het niet dragen van een helm. Aangezien dat een extra overtreding op zou hebben geleverd is dat zeer opmerkelijk.
Ervan uitgaande dat de persoon die op die motorfiets reed een helm droeg (waarvan het tegendeel niet blijkt), is de herkenning van cliënt aan de zijkant, van zijn gezicht onbetrouwbaar. Door het dragen van een helm is hooguit de onderkaak zichtbaar. Daarmee is de ambtshalve herkenning van cliënt niet onderbouwd en oncontroleerbaar. Daarom is er geen sprake van een redelijk vermoeden van schuld dat cliënt de bestuurder van de gele motorfiets zonder kenteken was en bestond er geen bevoegdheid voor verbalisanten om de woning te betreden.
Nu de moeder van cliënt tijdens de zitting in eerste aanleg op 25 november 2014 heeft verklaard dat zij in tegenstelling tot de verklaring van de verbalisanten geen toestemming heeft gegeven om de woning te betreden, was volgens artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden een schriftelijke machtiging vereist. Door zonder toestemming en zonder schriftelijke machtiging de woning te betreden is in aanzienlijke mate inbreuk gemaakt op een belangrijk strafvorderlijk voorschrift, alsmede op de door dat voorschrift gewaarborgde belangen van cliënt (zijn huisrecht). Dat strafvorderlijk voorschrift dient immers ter bescherming van dat grondwettelijk gewaarborgde huisrecht. Deze inbreuk is verwijtbaar. Door het onrechtmatig betreden van de woning van cliënt is bewijs verkregen. Dat bewijs, het aantreffen van een gele motorfiets in de woonkamer dient uitgesloten te worden.
Dan resteert een onbetrouwbare herkenning van cliënt en de verklaring van verbalisanten dat zij vanuit de poort een gele motorfiets in de woonkamer zagen staan. Daaruit kunt u niet de overtuiging bekomen dat cliënt die betreffende dag op een gele motorfiets heeft gereden zonder kenteken, zonder helm en zonder rijbewijs en dient vrijspraak te volgen voor beide ten laste gelegde feiten.
Uit het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg van 4 maart 2014, blijkt dat de kantonrechter het verzoek van de verdediging, om de moeder van cliënt als getuige te doen horen alsmede de verbalisanten te verzoeken om een aanvullend proces-verbaal waarin wordt verklaard of het mogelijk is dat de motorfiets via de achterkant van de woning naar binnen kon met foto's van de situatie ter plekke, omdat het niet past heeft toegewezen en het onderzoek ter terechtzitting werd voor onbepaalde tijd geschorst.
(...)
Als het namelijk klopt dat de motorfiets niet via de achterzijde de woning in kon, dan klopt de waarneming van de passanten niet. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaren immers dat onbekend gebleven passanten vertelden dat de bestuurder van een bromfiets een poort ingegaan was en zij wezen richting een deur, die leidt naar de tuin van de woning van cliënt. Als de motorfiets niet via de achterzijde de woning in kan, dan moet de motorfiets via de voordeur naar binnen zijn gegaan, hetgeen tegenstrijdig is met de waarneming van de passanten zoals opgenomen in de verklaring van de verbalisanten.
Tevens handhaaf ik het verzoek om verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te horen. Ik wens deze getuigen te bevragen over de ambtshalve herkenning van cliënt en de binnentreding van de woning van cliënt.
Hun verklaring is noodzakelijk voor enig door uw Hof te nemen beslissing, te weten de bewijsvraag en de rechtmatigheid van het hele onderzoek."
- vernoemd proces-verbaal - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - inhoudende:
"De raadsman verzoekt het hof de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , beiden werkzaam bij de politie Haaglanden, als getuigen te horen. (...)
In reactie hierop deelt de advocaat-generaal mede dat hij zich niet verzet tegen het horen van de genoemde verbalisanten nu het bewijs op deze zaak steunt op de verklaringen van beide verbalisanten. De advocaat-generaal verzoekt het hof tevens te onderzoeken of het mogelijk is de motorfiets via de achterkant van de woning van de verdachte naar binnen te brengen.
(...)
Inzake het verzoek tot het horen van de verbalisanten overweegt het hof het volgende. Ten aanzien van dit verzoek is het toepasselijke criterium het verdedigingsbelang. Het hof overweegt hieromtrent, onder verwijzing naar bewijsmiddel 1, het volgende.
Aan het verzoek ligt met name ten grondslag de stelling van de raadsman dat de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 2] onbetrouwbaar is, waarbij de raadsman er kennelijk van uitgaat dat de verdachte een helm droeg, alsmede dat geen toestemming is gegeven door [betrokkene 1] tot het binnentreden van de woning en dat dit tot bewijsuitsluiting dient te leiden.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten dat zij door de moeder van de verdachte werden binnengelaten en, desgevraagd, toestemming hebben gekregen tot het betreden van de woning. De verklaring van getuige [betrokkene 1] , afgelegd ter terechtzitting van 25 november 2014, dat zij de politie niet durfde weg te sturen, ondersteunt, naar het oordeel van het hof, de door de verbalisanten, beschreven gang van zaken. Van een vormverzuim, als beschreven in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, is derhalve geen sprake. Nog daargelaten dat dit niet tot bewijsuitsluiting zou leiden.
De verbalisanten zien een gele motorfiets met een zwarte bak zonder kentekenplaat, bestuurd door een getinte man, van ongeveer 16 a 17 jaar oud, met kort zwart haar en gekleed in een zwart vest met een lichte spijkerbroek met vale broekspijpen. Verbalisant [verbalisant 2] zag de zijkant van het gezicht van de bestuurder en herkende deze als verdachte. Na een korte achtervolging, waarbij de verbalisanten de bestuurder heel kort uit het zicht verloren, rijden de verbalisanten, op aanwijzing van passanten, een poort in, welke leidt naar de tuin van [a-straat 1] , de woning van de verdachte. Vanuit de poort zien zij in de woonkamer een gele motorfiets met zwarte bak, die zij herkennen als de motorfiets die zij een minuut daarvoor uit het zicht hadden verloren. Het motorblok voelde erg heet aan. De verdachte verliet aan de voorkant de woning met versnelde pas, doch werd staande gehouden. In zijn kamer werd een lichte spijkerbroek met vale broekspijpen aangetroffen.
In het licht van al deze, na de aanvankelijke herkenning door verbalisant [verbalisant 2] , gedane waarnemingen acht het hof buiten redelijke twijfel vaststaan dat kort tevoren met de motor was gereden, zoals waargenomen en geverbaliseerd door de verbalisanten. Gelet op de gasuitstoot die daarmee gepaard gaat, moet dit buiten hebben plaatsgevonden en niet in de woonkamer. Een nader onderzoek of de motor via de achterkant de woning in zou kunnen komen, acht het hof in het licht van deze vaststellingen, volslagen overbodig. Vaststaat immers dat de motor de woning via de achterkant is binnengekomen.
Er is geen enkele aanwijzing dat zich andere personen dan de verdachte en zijn moeder in de woning bevonden. Uit de verklaring van getuige [betrokkene 1] , afgelegd in eerste aanleg ter terechtzitting van 25 november 2014, - "Ik heb de motor samen met mijn zoon opgehaald. De motor stond in de woonkamer, en de jongen was aan het kijken hoe hij moest gassen. Toen hoorde ik ineens politie, politie." - blijkt, te meer, dat het de verdachte was die bezig was met de motor en dat er geen sprake was van een (mogelijke) andere persoon. Op grond van niet alleen de herkenning van verbalisant [verbalisant 2] , maar ook het door beide verbalisanten waargenomen signalement, waar verdachte, geboren in 1994, (kennelijk) aan voldeed, en de andere hiervoor uiteengezette omstandigheden acht het hof het buiten redelijke twijfel vaststaan dat de verdachte de bestuurder van de motorfiets was, die de verbalisanten kort daarvoor buiten hadden zien rijden.
De verbalisanten hebben hun bevindingen in een ambtsedig proces-verbaal neergelegd. Nu daarin melding wordt gemaakt van het kapsel van de verdachte, namelijk kort zwart haar, acht het hof aannemelijk dat de verdachte, anders dan de raadsman (veronder)stelt, niet een helm droeg. Het hof is van oordeel dat de verdediging door het niet nader kunnen ondervragen van beide verbalisanten, gelet op hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd enerzijds, en de inhoud van het dossier en het hiervoor overwogene anderzijds, redelijkerwijs niet is geschaad in haar belang."
3.3.
De verdediging heeft bij appelschriftuur verzocht de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] als getuige te horen. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen nu "de verdediging door het niet nader kunnen ondervragen van beide verbalisanten, gelet op hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd enerzijds, en de inhoud van het dossier en het hiervoor overwogene anderzijds, redelijkerwijs niet is geschaad in haar belang." Mede gelet op hetgeen het Hof in verband met dat verzoek heeft overwogen is dat oordeel niet onbegrijpelijk en behoefde het, ook in het licht van hetgeen door de verdediging aan het verzoek ten grondslag was gelegd, geen nadere motivering. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de verdediging aan het verzoek slechts ten grondslag heeft gelegd dat de herkenning van de verdachte door [verbalisant 2] - uitgaande van de veronderstelling dat de bestuurder van de motorfiets een helm droeg - onbetrouwbaar is, en dat het Hof, gelet op zijn vaststellingen los van de herkenning door [verbalisant 2] , buiten redelijke twijfel achtte dat de verdachte de bestuurder van de in de woning aangetroffen motorfiets was. Voor zover aan het verzoek ook ten grondslag is gelegd de stelling dat de verbalisanten zonder toestemming de woning hebben betreden, schiet die onderbouwing - mede gelet op hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441, onder 2.7 heeft overwogen en de vaststelling van het Hof dat de verklaring van de moeder van de verdachte bevestigt dat zij toestemming heeft gegeven - tekort.
3.4.
Het middel faalt.

4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde geldboete van in totaal € 730,-, subsidiair 13 dagen hechtenis, alsmede hechtenis van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

5.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 juli 2017.