ECLI:NL:GHARL:2023:7310

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
200.314.169
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal bevoegdheidsincident inzake consumentenovereenkomst tussen Nederlandse consument en Belgische dierenkliniek

In deze zaak gaat het om een internationaal bevoegdheidsincident dat voortvloeit uit een hoger beroep van een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellante, een Nederlandse consument, heeft een dierenkliniek in België, De Bosdreef, opdracht gegeven voor een operatie aan haar paard. Na de operatie bleek het paard kreupel te zijn, wat leidde tot aansprakelijkheidsclaims van de appellante tegen De Bosdreef. De rechtbank Gelderland verklaarde zich onbevoegd, wat de appellante aanvecht in hoger beroep. Het hof onderzoekt of de appellante als consument kan worden aangemerkt en of De Bosdreef haar beroepsactiviteiten op Nederland richtte. Het hof concludeert dat de rechtbank Gelderland bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, omdat de appellante als consument handelde en De Bosdreef haar activiteiten op Nederland richtte. Het hof vernietigt de eerdere uitspraak en verwijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.314.169
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 399944)
arrest van 29 augustus 2023
in de zaak van
[appellante]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres in de hoofdzaak en
verweerster in het bevoegdheidsincident
hierna: [appellante]
advocaat: mr. S.A. Wensing
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Dierenkliniek De Bosdreef CVBA
die is gevestigd in Moerbeke-Waas, België
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in de hoofdzaak en
eiseres in het bevoegdheidsincident
hierna: De Bosdreef
advocaat: mr. L.M. Schelstraete

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het tussenarrest van 24 januari 2023 heeft op 14 juni 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat (met de spreekaantekeningen namens De Bosdreef) aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen (De Bosdreef na schikkingsoverleg nog per formulier van 21 juni 2023).

2.De kern van de zaak en een korte voorgeschiedenis

2.1.
Het gaat hier om een internationaal bevoegdheidsincident.
2.2.
[appellante] (volgens haar destijds consument en wonend in Nederland) heeft met een hospitalisatieformulier van 14 juni 2021 [1] aan De Bosdreef (een dierenkliniek, gevestigd in België) opdracht gegeven tot een operatie aan haar paard [het paard] . Kort na de door ( [naam1] van) De Bosdreef onder narcose uitgevoerde operatie is het paard in de kliniek linksvoor kreupel geworden en bleek dat voorbeen te hebben gebroken. [appellante] houdt De Bosdreef daarvoor aansprakelijk en heeft een verklaring voor recht gevorderd dat De Bosdreef in haar operatieopdracht is tekortgeschoten met veroordeling tot betaling van de schade met rente, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, plus proceskosten. Na conclusiewisseling in het incident over de door De Bosdreef opgeworpen exceptie van onbevoegdheid heeft de rechtbank zich bij vonnis (in het incident) van 11 mei 2022 wegens het ontbreken van rechtsmacht onbevoegd verklaard met veroordeling van [appellante] in de proceskosten. [2]
2.3.
Tegen die onbevoegdverklaring richt [appellante] haar hoger beroep met vier grieven, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen. De Bosdreef voert verweer. De bedoeling van [appellante] met haar hoger beroep is dat de Nederlandse rechter zich in het incident alsnog bevoegd zal verklaren (en daarna in de hoofdzaak de vordering zal behandelen en toewijzen).

3.Het oordeel van het hof

de bijzondere consumentenbevoegdheidsbepaling
3.1.
Het gaat hier om de toepassing van artikel 17, punt 1, aanhef en onder c) van de herziene EEX-Vo. [3] Dit artikel luidt als volgt:
1. Voor overeenkomsten gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling (, onverminderd artikel 6 en artikel 5 punt 7,) wanneer: (…)
c) (in alle andere gevallen,) de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat, of op meerdere staten met inbegrip van die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.
3.2.
Deze bepaling wijkt af van zowel de algemene bevoegdheidsregel van artikel 4, punt 1 van deze verordening, waarbij bevoegdheid wordt verleend aan de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de verweerder woonplaats heeft, als de in artikel 7, punt 1, van deze verordening geformuleerde bijzondere bevoegdheidsregel inzake overeenkomsten, volgens welke de bevoegdheid toekomt aan het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Een afwijking van of uitzondering op een algemene regel dient restrictief te worden uitgelegd. Verder moet worden bedacht dat in het systeem van deze verordening artikel 17, punt 1, aanhef en onder c) dezelfde plaats inneemt en dezelfde functie vervult van bescherming van de consument als zwakste partij als artikel 13, eerste alinea, punt 3, van het (EEG) Executieverdrag. Het is juist dat, hoewel artikel 17, punt 1, aanhef en onder c) van de herziene EEX-Vo. gericht is op de bescherming van de consument, dit niet betekent dat deze bescherming absoluut is. [4] De in het (EEG) Executieverdrag vervatte bijzondere bevoegdheidsregeling inzake consumentovereenkomsten heeft tot doel een passende bescherming te bieden aan de consument, die economisch zwakker en minder ervaren wordt geacht dan zijn professionele contractspartij. [5]
3.3.
Voor de toepassing van artikel 17, punt 1, aanhef en onder c) moeten de volgende drie (in cursief gezette) vragen worden beantwoord.
Vraag 1: Handelde [appellante] bij de opdracht als consument?
3.4.
Bij de vraag of [appellante] als consument handelde, gaat het er om of zij, zoals artikel 17, punt 1, aanhef vermeldt, handelde voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd [6] .
3.5.
Bij de opdracht was [appellante] ongeveer 19 jaar oud. Zij hield zich vanaf zeer jonge leeftijd bezig met de dressuursport, trainde (bijna) dagelijks en heeft getraind bij Olympische amazones (onder meer [naam2] en [naam3] ) en bij [naam4] . Zij had met het in 2015 daarvoor aangekochte paard [het paard] deelgenomen aan internationale dressuurwedstrijden, op vijf Europese (jeugd-)kampioenschappen prijzen gewonnen en was bezig met de voorbereiding op de Europese (jeugd-)kampioenschappen van 2021 [7] . Die onderscheiden niet tussen amateurs en professionals. Aan zulke jeugdwedstrijden (tot en met 21 jaar) nam [appellante] ook deel met andere paarden dan [het paard] . Sinds 2014 staat zij geregistreerd bij de internationale hippische sportfederatie FEI.
Daarmee is echter nog niet gezegd dat zij bij de opdracht aan De Bosdreef handelde voor doeleinden die in een context van een bedrijfs- of beroepsactiviteit vielen. Dit veronderstelt namelijk een bedrijf of beroep. Naar [appellante] onweersproken heeft aangevoerd, was zij destijds een, door haar ouders onderhouden, studente (met een paardensportstudie aan de Academy of Sports in Moskou) zonder eigen bankrekening en werden de, volgens partijen hoge, kosten van haar dressuursport (van ongeveer € 2.500 per maand voor pension, verzorging en dierenarts et cetera), al dan niet rechtstreeks, betaald door haar vader. Inkomsten daaruit had zij niet, behalve prijzengeld (van € 200 of € 300 tegenover een startgeld van € 400) . De sponsoren [8] gaven haar geen geld maar attributen (zoals voer, supplementen, kleding, laarzen, caps en hoofdstellen). [appellante] heeft wel paarden verkocht [9] maar die waren volgens haar van haar ouders. [appellante] was druk met trainingen voor zichzelf, maar heeft wel gratis online coaching (beginnend), webinars en voor € 20 per training online trainingen gegeven. Dit wekt de indruk van bijlessen door een studente. Al met al hebben we hier alleen maar te maken met een jonge, door haar ouders onderhouden, studente die de door haar vader betaalde dressuurtopsport beoefende. Dit wordt niet anders doordat [appellante] zich als professionele amazone/atlete profileerde op haar eigen website www. [appellante] .ru, de website van het bedrijf van haar ouders www. [naam5] .ru (diervoederproducent [naam5] ), Facebook, Instagram en YouTube en de naam gebruikte
“ [appellante] ” [10] . Op die sociale media heeft [appellante] , begrijpelijk, niet opgegeven dat zij een paardenbedrijf had. Van een bedrijf of een beroep was hier destijds dus (nog) geen sprake.
Vraag 2: Had [appellante] bij de opdracht woonplaats in Nederland?
3.6.
Aan De Bosdreef kan worden toegegeven dat [appellante] niet stond ingeschreven in de basisadministratie van de gemeente Nijkerk. Maar dat is niet doorslaggevend. Het gaat er namelijk om vanuit welk centrum [appellante] haar leven leidde: van welke plaats zij niet vandaan ging dan met een bepaald doel en tevens met het plan om, als dat doel was bereikt, daar terug te keren [11] . Naar De Bosdreef niet (gemotiveerd) heeft weersproken, is [appellante] in 2016 vanuit Moskou (met een verblijfsvergunning voor Letland) in [woonplaats1] gaan wonen in de door haar moeder aangeschafte woning ( [adres] ), aanvankelijk samen met haar moeder, die er echter later is uitgetrokken en [appellante] daar zelfstandig heeft gelaten. Dit wordt niet weerlegd door het bericht van [appellante] op Instagram:
“I am enjoying my time with friends and pets at home” [12] en ook niet door haar verklaring op een print screen van de website van [naam5] :
“Ik woon in Rusland en Europa. Ik train in Nederland.” [13] Een uitwonende studente kan immers, naast haar eigen woonplaats, ook nog haar woonplaats ervaren bij haar ouders (in Moskou) die haar onderhouden. [appellante] bestrijdt dat zij nu eens een half jaar in Nederland trainde en dan weer een half jaar in Moskou studeerde [14] . Volgens haar onbestreden verklaring op de mondelinge behandeling ging zij, buiten de digitale opleiding
“extramural education”, maar twee weken per jaar naar de universiteit in Moskou om daar haar examens af te leggen en spendeerde zij de rest van haar tijd in Nederland, waar zij met haar hier (bij [naam4] in [plaats1] ) gestalde paarden trainde. Dit overtuigt het hof ervan dat [appellante] met Nederland zodanige betrekkingen onderhield dat zij als topamazone haar woonplaats in Nederland had: waar zij met haar paarden trainde, daar wilde zij wonen. Dat [appellante] deel uitmaakte van een in Moskou gevestigd [naam5] Team [15] (door dat bedrijf gesponsorde professionele ruiters en andere amazones) impliceert nog geen andere woonplaats. Ten slotte valt op dat [appellante] in het hospitalisatieformulier de plaats [woonplaats1] als haar adres heeft opgegeven en dat De Bosdreef de rekening voor de operatie heeft gericht aan [appellante] op haar adres in [woonplaats1] [16] . Al met al moet daarom worden aangenomen dat haar woonplaats destijds in [woonplaats1] was.
Vraag 3: Richtte De Bosdreef tot de opdracht haar beroepsactiviteiten op (meerdere staten met inbegrip van) Nederland en viel de opdracht onder die activiteiten?
3.7.
Om vast te stellen of een ondernemer kan worden geacht zijn activiteit te
„richten”op de lidstaat waar de consument woonplaats heeft in de zin van artikel 17, punt 1, aanhef en onder c) van de herziene EEX-Vo., dient te worden nagegaan of er vóór de sluiting van een overeenkomst met deze consument aanwijzingen waren dat de ondernemer van plan was om handel te drijven met consumenten die woonplaats hebben in één of meerdere lidstaten, waaronder die waar deze consument woonplaats heeft, in die zin dat hij bereid was om met deze consumenten een overeenkomst te sluiten. Daartoe behoort elke duidelijke uitdrukking van de wil om de consumenten in die lidstaat te winnen. Het HvJ EU biedt een, niet uitputtende, lijst met factoren die aanwijzingen kunnen vormen dat de activiteit van de ondernemer is gericht op de lidstaat waar de consument woonplaats heeft. Ten slotte acht het HvJ EU nog de loutere toegankelijkheid van de internetsite van de ondernemer (of de tussenpersoon) in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de vermelding van een e-mailadres en andere contactgegevens of voor het gebruik van een taal of een munteenheid wanneer deze taal en/of munteenheid gewoonlijk worden gebruikt in de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is. [17]
3.8.
De Bosdreef exploiteert haar dierenkliniek, een gespecialiseerd doorverwijscentrum, reeds tientallen jaren in Moerbeke-Waas (België) vlak aan de grens met Nederland en niet zo ver van (de dierenuniversiteitskliniek van) Gent. Zij heeft een internationale clientèle en krijgt, aldus haar verklaring ter mondelinge behandeling, klanten voor het grootste deel uit Vlaanderen, Zeeland en de regio Rotterdam. Deze worden naar De Bosdreef verwezen door de dierenartsen in die regio’s wanneer die zelf niet de voor behandeling van het betreffende dier benodigde specialistische kennis en ervaring hebben. [naam1] heeft verklaard: “
Onze klanten zijn andere dierenartsen. Wij zijn de enige kliniek in België, en trouwens ook in Nederland, die niet actief klanten gaan zoeken. Andere Belgische en Nederlandse dierenartsen sturen hun klanten naar ons.”
De website van De Bosdreef bevat het internationale kengetal 32 93467618.
De Facebookpagina van De Bosdreef vermeldt, behalve vanzelfsprekend in het Nederlands, ook in het Engels [18] :
“’De Bosdreef' is a referral hospital for horses and companion animals, located in Moerbeke-Waas, Belgium”.
Verder richtte De Bosdreef zich blijkens haar Facebookpagina ook op de volgende manier op de internationale markt:
“Dierenkliniek de Bosdreef
16
august 2021
Next month our Dr. Filip Vandenberghe is one of the instructors on the renowned Orthopaedic Case Days held in Germany. This years' focus is lameness related to the neck. As a specialist on the topic Filip Vandenberghe will share his knowledge with enthousiast participants on how to diagnose and manage those cases. Surely a course worth to attend.
#bosdreefinternational [19] #leadtheworld #equinemedicine #scienceservicesincere” .
Die gerichtheid op de internationale markt was in de praktijk meer specifiek gericht op Vlaanderen, Zeeland en de regio Rotterdam, zoals ook blijkt uit het volgende.
De klanten komen bij De Bosdreef, aldus [naam1] namens De Bosdreef op de mondelinge behandeling,
“door mond-op-mondreclame en doordat we regelmatig publiceren in bladen. We zijn wetenschappers. Dat is hoe wij ‘reclame’ maken.”
Hij vervolgt:
“Vroeger hebben we weleens lezingen gegeven, maar meestal zijn dat lezingen die worden geregeld door universiteiten of zijn het internationale lezingen waar onze beroepsgroep heen gaat. Zelf hebben we heel vroeger misschien 2 of 3 keer een lezing gegeven. Dat was in de opstartfase van de kliniek. Ik denk van 1992 tot 2000.”Op de vraag wie hij toen uitnodigde verklaarde hij:
“Meestal dierenartsen die in ons klantenbestand zaten.”
En op de vraag
“Ook Nederlandse dierenartsen?”antwoordde hij:
“Ik vermoed van wel.”
Verder heeft [naam1] uiteengezet:
“Elke keer als de dierenartsen een patiënt doorsturen, dan nemen we schriftelijk en telefonisch contact op. Je spreekt dan niet alleen over de patiënt, maar over meer. Meestal begint het gesprek over de patiënt, maar wordt het moment ook gebruikt om vragen te stellen over andere situaties waarmee de dierenartsen zitten. Ze betalen daar niet voor.”
Vanwege de ligging van haar bedrijf en haar contacten met dierenartsen in voornoemde regio’s was het voor De Bosdreef dan ook bepaald niet onvoorzienbaar dat consumenten uit Nederland zich tot haar zouden wenden, integendeel.
Uit al het voorgaande blijkt dat De Bosdreef destijds van plan was om handel te drijven met consumenten die woonplaats hebben in één of meerdere lidstaten, waaronder doelgericht die waar deze consument woonplaats heeft (Nederland), in die zin dat zij bereid was om met deze consumenten een overeenkomst te sluiten. De wil om (via aldaar gevestigde dierenartsen) consumenten in Nederland als klanten te winnen was duidelijk aanwezig.
Dit wordt niet anders door de omstandigheden dat [appellante] niet via de website van De Bosdreef bij haar is terechtgekomen maar dat dierenarts [naam6] , actief in Nederland en (Balen in) België, [appellante] met [het paard] heeft doorverwezen naar De Bosdreef (dit past juist in het door De Bosdreef onderhouden wervingsnetwerk), dat De Bosdreef daarbij geen concrete rol zou hebben gespeeld en dat de opdracht in België in de kliniek van De Bosdreef is gegeven en niet via internet op afstand. Artikel 17, punt 1, aanhef en sub c) van de herziene EEX-Vo. verlangt immers niet dat er een causaal verband bestaat tussen het middel dat wordt gebruikt om de commerciële of beroepsactiviteiten te richten op de lidstaat waar de consument woont, en het sluiten van de overeenkomst met deze consument. [20]
Partijen hebben er verder terecht geen discussie over dat de opdracht onder die activiteiten viel.
Artikel 17, punt 1, aanhef en onder c) van de herziene EEX-Vo. vestigt hier dus bevoegdheid. Op grond van artikel 18, punt 1 van de herziene EEX-Vo. kon [appellante] haar rechtsvordering tegen haar opdrachtnemer De Bosdreef dus brengen voor het gerecht van de plaats waar zij, [appellante] , haar woonplaats had.
Of toch naar de Belgische rechter?
3.9.
De Bosdreef heeft nog aangevoerd dat zij in België had moeten worden gedagvaard. Allereerst op grond van het in de overeenkomst van opdracht opgenomen forumkeuzebeding
“4) In geval van betwisting zijn uitsluitend de rechtbanken van Gent bevoegd.” [21] (artikel 25 van de herziene EEX-Vo.). En anders op grond van het feit dat De Bosdreef de opdracht in Moerbeke-Waas heeft uitgevoerd (artikel 7, punt 1, aanhef en onder b) van die verordening).
Het eerste verweer gaat niet op omdat ingevolge artikel 19 van de herziene EEX-Vo. slechts van de afdeling
“Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten”kan worden afgeweken in drie verschillende gevallen, die zich hier niet voordoen.
Het tweede verweer gaat niet op omdat artikel 7, punt 1, aanhef van de verordening slechts een bevoegdheid voor de eiser inhoudt en geen verplichting.
Bewijsaanbod van De Bosdreef
3.10.
Indien de verwerende partij de stellingen van de eisende of verzoekende partij betwist, behoeft de rechter in het kader van de bepaling van zijn bevoegdheid geen gelegenheid te geven voor bewijslevering. [22] Op grond van de uitvoerige mondelinge behandeling vindt het hof geen aanleiding om hier een uitzondering daarop te maken en passeert daarom het bewijsaanbod.
De conclusie
3.11.
Onder artikel 17, punt 1, aanhef en onder c) in verband met artikel 18, punt 1 van de herziene EEX-Vo. was de rechtbank dus wel bevoegd. Het hoger beroep slaagt. Het vonnis zal worden vernietigd. De zaak zal conform de hoofdregel van artikel 76 Rv. naar de rechtbank worden verwezen (De Bosdreef verzet zich ertegen dat het hof de zaak aan zich houdt). Omdat De Bosdreef in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar veroordelen tot betaling van de proceskosten in het incident bij de rechtbank en in dit hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [23]

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 11 mei 2022 en beslist verder:
4.2.
verklaart de rechtbank Gelderland bevoegd om van het gevorderde kennis te nemen;
4.3.
verwijst de zaak naar die rechtbank om op de hoofdzaak te beslissen;
4.4.
veroordeelt De Bosdreef tot betaling van de volgende proceskosten van [appellante] tot aan de uitspraak van de rechtbank in het incident:
€ 563 aan salaris van de advocaat van [appellante] (1 procespunt x tarief II)
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellante] in hoger beroep:
€ 343 aan griffierecht
€ 125,03 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de appeldagvaarding aan De Bosdreef en
€ 2.366 aan salaris van de advocaat van [appellante] (2 x procespunten x appeltarief II);
4.5.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af wat verder in het incident is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, M.B. Beekhoven van den Boezem en M.G. van ‘t Westeinde, is door de voorzitter ondertekend en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.

Voetnoten

1.productie 1 bij incidentele conclusie houdende een exceptie van onbevoegdheid
3.Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1 (herziene EEX-Vo.).
4.zie (na HvJ EU 7 december 2010, zaken C-585/08 en C-144/09 Pammer en Alpenhof, ECLU:C:2010:740) opnieuw HvJ EU 6 september 2012, zaak C-190/11 Mühlleitner ECLI:EU:C:2012:542, rov. 26, 27, 29 en 33; het hof heeft de artikelnummers aangepast naar de herziene EEX-Vo.
5.HvJ EU arrest Pammer en Alpenhof, rov. 58
6.zie HvJ EU 13 januari 2018, zaak C-498/16 Schrems/Facebook , ECLI:EU:C:2018:37
7.productie 7 bij incidentele conclusie
8.productie 13 bij incidentele conclusie
9.productie 12 bij incidentele conclusie
10.producties 11 en 2 bij incidentele conclusie
11.zie HR 19 januari 1880, W (1880) 4475
12.productie 17 bij incidentele conclusie
13.producties 1 en 2 bij memorie van antwoord
14.zoals het artikel [appellante] Wins Individual Gold at the [naam7] , productie 6 bij incidentele conclusie, vermeldt
15.producties 1 en 2 bij memorie van antwoord
16.productie 9 bij inleidende dagvaarding
17.HvJ EU arrest Pammer en Alpenhof, rov. 80 en verklaring voor recht sub 2)
18.productie 2 bij inleidende dagvaarding
19.onderstreping door het hof
20.zie HvJ EU 17 oktober 2013, zaak C-218/12, Emrek, ECLI:EU:C:2013:666
21.productie 1 bij incidentele conclusie
22.zie HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:443, rov. 4.1.4 en 4.1.5
23.zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853