In deze zaak gaat het om een bevoegdheidsincident dat is ontstaan uit een behandelingsovereenkomst tussen de eiseres, een eigenaresse van een dressuurpaard, en de Belgische dierenkliniek De Bosdreef. De eiseres vordert dat de rechtbank zich bevoegd verklaart om kennis te nemen van haar vorderingen tegen De Bosdreef, die zij beschuldigt van tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. De eiseres stelt dat zij als consument moet worden aangemerkt en dat de bijzondere bevoegdheidsregels van de herschikte EEX-verordening van toepassing zijn. De dierenkliniek betwist echter de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en beroept zich op een forumbeding in de overeenkomst, waarin is vastgelegd dat de Belgische rechter bevoegd is.
De rechtbank heeft de procedure in het incident beoordeeld en geconcludeerd dat de eiseres niet als consument kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt dat de eiseres professioneel actief is in de dressuursport en dat de overeenkomst met De Bosdreef betrekking heeft op een activiteit die zij uitoefent in het kader van haar professionele bezigheden. Hierdoor komt de eiseres geen beroep toe op de bijzondere bevoegdheidsregels voor consumentenovereenkomsten.
De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en veroordeelt de eiseres in de proceskosten van het incident. Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.