ECLI:NL:GHARL:2023:6866

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.310.368
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders van zorgaanbieders bij terugvordering van pgb-gelden

In deze zaak heeft VGZ Zorgkantoor B.V. hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de vordering tot terugvordering van pgb-gelden van de bestuurder van Stichting Job Lanceer, [geïntimeerde], werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat VGZ onvoldoende had onderbouwd dat [geïntimeerde] persoonlijk ernstig verwijtbaar had gehandeld. Het hof heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht had geoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] als bestuurder van Job Lanceer zorg heeft verleend aan cliënten met complexe problematiek, waaronder suïcidaliteit en verslaving. VGZ had niet voldoende bewijs geleverd dat [geïntimeerde] onrechtmatig had gehandeld of dat hij niet de zorg had geleverd die was gedeclareerd. Het hof heeft de argumenten van VGZ, waaronder wanprestatie en onrechtmatige daad, verworpen en geconcludeerd dat er geen sprake was van bestuurdersaansprakelijkheid. De vordering van VGZ is afgewezen, en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. VGZ is veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.310.368
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 381968)
arrest van 15 augustus 2023
in de zaak van
VGZ Zorgkantoor B.V.,
die is gevestigd in Arnhem,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna: VGZ,
advocaat: mr. R.R.C. Rosens,
tegen
[geïntimeerde] ,
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J. de Haan.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van het hof van 17 januari 2023 heeft op 20 juni 2023 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak en de voorgeschiedenis

2.1
Deze zaak gaat over verhaal door een zorgverzekeraar op de bestuurder van een zorgaanbieder van aan zorgbudgethouders verstrekte pgb-gelden.
2.2
[geïntimeerde] was van september 2011 tot oktober 2015 enig bestuurder van Stichting Job Lanceer, een zorgaanbieder met woonbegeleiding en dagbesteding voor jongeren en (jong)volwassenen met een verstandelijke beperking, psychiatrische hulpvraag of verslavingsproblematiek. VGZ hield zich in die tijd als zorgkantoor bezig met de uitvoering van de (tot 1 januari 2015 geldende) subsidieregeling van de AWBZ met betrekking tot het persoonsgebonden budget (pgb). In die periode heeft VGZ aan de acht personen over wie het in deze procedure gaat pgb’s verstrekt, op basis van door haar genomen indicatiebesluiten. Deze budgethouders hebben vervolgens met het voorgeschoten pgb zorg ingekocht bij Job Lanceer. Tussen de budgethouders en Job Lanceer zijn zorgovereenkomsten en in sommige gevallen ook beheerovereenkomsten gesloten.
2.3
In jaarafrekeningen die door VGZ aan de acht budgethouders zijn toegestuurd is een deel van het geïndiceerde en voorgeschoten pgb niet goedgekeurd. Het teveel uitbetaalde pgb is van de budgethouders teruggevorderd.
2.4
Medio 2015 is VGZ (de afdeling Veiligheidszaken) na een fraudemelding een ‘rechtmatigheidsonderzoek’ gestart naar de zorgverlening door Job Lanceer aan deze acht budgethouders in de periode mei 2011 tot en met december 2014. Daarbij heeft zij in 2016 en 2017 met ieder van de acht budgethouders een gesprek gevoerd en daarvan een gespreksverslag opgesteld. VGZ is naar aanleiding van dit onderzoek tot de conclusie gekomen dat door Job Lanceer voor een bedrag van € 181.716,91 aan zorg is gedeclareerd die niet is geleverd. Volgens VGZ is er sprake van frauduleus handelen van Job Lanceer. Zij heeft die conclusie met de acht budgethouders gedeeld. VGZ heeft de budgethouders de mogelijkheid voorgelegd om in aanmerking te komen voor het zgn. ‘te goeder trouw- beleid’. Dat beleid hield in dat een budgethouder die te goeder trouw was niet meer geconfronteerd kon worden met een terugvordering. Hij moest dan wel de vordering op zijn zorgverlener aan VGZ overdragen. De acht budgethouders hebben dit ook gedaan. VGZ heeft [geïntimeerde] vervolgens op grond van bestuurdersaansprakelijkheid dan wel onrechtmatige daad/wanprestatie dan wel ongerechtvaardigde verrijking aansprakelijk gesteld en het bedrag van € 181.716,91 van hem (terug)gevorderd.
2.5
De rechtbank heeft in haar vonnis van 2 februari 2022 [1] de vordering van VGZ namens de budgethouders (de gecedeerde vorderingen) afgewezen omdat VGZ onvoldoende concreet per budgethouder heeft onderbouwd waaruit het onrechtmatig handelen/de wanprestatie/de ongerechtvaardigde verrijking van [geïntimeerde] zou bestaan.
De (rechtstreekse) vordering van VGZ uit onrechtmatige daad jegens [geïntimeerde] is eveneens afgewezen. VGZ heeft haar verwijten dat [geïntimeerde] meer of andere zorg heeft gedeclareerd dan verleend, dat de verleende zorg niet als kwalitatief verantwoorde AWBZ-zorg kan worden gekwalificeerd en dat [geïntimeerde] valse stukken (geantedateerde zorgovereenkomsten, facturen en urenlijsten) zou hebben opgesteld, onvoldoende concreet onderbouwd. De vordering uit ongerechtvaardigde verrijking is evenmin voldoende onderbouwd en is om die reden afgewezen.
Hetzelfde geldt ten slotte voor de vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Dat [geïntimeerde] persoonlijk ernstige fouten heeft gemaakt, is door VGZ onvoldoende onderbouwd, zodat geen grond bestaat [geïntimeerde] als bestuurder van Job Lanceer aansprakelijk te achten. Aan de beoordeling van de verjaringsverweren is de rechtbank niet toegekomen.
Het hoger beroep van VGZ is erop gericht dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

de beslissing in het kort
3.1
Het hof is het eens met de beslissing van de rechtbank en zal deze bekrachtigen. Het hof licht dat hieronder toe.
de beoordeling
3.2
VGZ heeft in hoger beroep voor haar stelling dat [geïntimeerde] onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld de volgende grondslagen aangevoerd:
(i) [geïntimeerde] is vanwege de tekortkomingen in de nakoming van de zorgovereenkomsten en/of beheerovereenkomsten door Job Lanceer, dan wel vanwege het onrechtmatig handelen van Job Lanceer, dan wel vanwege de ongerechtvaardigde verrijking van Job Lanceer als bestuurder aansprakelijk;
(ii) [geïntimeerde] heeft onrechtmatig gehandeld en is daarom uit dien hoofde aansprakelijk, los van zijn aansprakelijkheid als bestuurder, doordat er sprake is van schending van de persoonlijke zorgvuldigheidsnorm.
3.3
In grief 1 voert VGZ aan dat Job Lanceer jegens de budgethouders wanprestatie heeft gepleegd dan wel onrechtmatig heeft gehandeld en dat [geïntimeerde] hiervoor niet alleen als bestuurder aansprakelijk is maar ook los daarvan zelf een zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. Job Lanceer heeft niet de zorg verleend die zij op grond van de zorgovereenkomsten met de budgethouders had moeten verlenen. In grief 2 voert VGZ aan dat Job Lanceer en [geïntimeerde] rechtstreeks jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld. Job Lanceer heeft VGZ ertoe bewogen om budgetten aan de budgethouders te blijven verstrekken, heeft valse zorgovereenkomsten opgesteld en zorg gedeclareerd die niet is geleverd. Ook hier meent VGZ dat [geïntimeerde] niet alleen als bestuurder maar ook los van die hoedanigheid onzorgvuldig heeft gehandeld.
3.4
Bij de beoordeling van deze grieven komt het er, zowel bij de gecedeerde vorderingen als bij de rechtstreekse vordering van VGZ, in de kern op neer of [geïntimeerde]
als bestuurdervan Job Lanceer aansprakelijk is voor de door VGZ geleden schade, bestaande uit de (volgens VGZ) aan de budgethouders gedeclareerde maar niet verleende zorg.
VGZ verwijt [geïntimeerde] dat hij niet conform de wettelijke en contractuele vereisten die gelden voor het besteden van pgb’s zijn administratie heeft gevoerd. Het gaat dan (onder meer) om het nalaten in de facturen een specificatie van gewerkte uren en verleende zorg(vorm) op te nemen, standaard maximaal te factureren ongeacht of de zorg volledig werd geleverd (verschillende facturen dateren van halverwege de maand én zijn bovendien betaald voor het einde van die maand) en zorg te declareren die niet kan worden aangemerkt als kwalitatief verantwoorde zorg in de zin van de AWBZ (de dagbesteding bestond vooral uit het sleutelen aan motoren).
Daarnaast heeft [geïntimeerde] volgens VGZ onrechtmatig gehandeld door in sommige gevallen pgb-gelden aan te wenden voor een ander doel dan waarvoor ze bedoeld waren (huur en leefgeld) en door zorgovereenkomsten te antedateren.
3.5
Het hof stelt het volgende voorop. Alle werkzaamheden waarvoor [geïntimeerde] facturen aan de budgethouders stuurde, heeft hij verricht in zijn hoedanigheid van bestuurder van Job Lanceer. Dat betekent dat zijn handelen beoordeeld moet worden aan de hand van de verzwaarde maatstaf voor bestuurdersaansprakelijkheid. Voor het aannemen van een zodanige aansprakelijkheid is vereist dat aan [geïntimeerde] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt [2] . Het hof ziet geen reden om het handelen van [geïntimeerde] ‘los van zijn aansprakelijkheid als bestuurder’ te beoordelen naar de gewone regels van onrechtmatige daad. Het gaat immers om de vraag of [geïntimeerde]
bij zijn taakvervulling als bestuurdervan Job Lanceer onrechtmatig heeft gehandeld [3] . Dat hij die werkzaamheden (ook) privé of in een andere hoedanigheid heeft verricht, is gesteld noch gebleken.
bespreking verwijten VGZ
3.6
[geïntimeerde] heeft de verwijten van VGZ gemotiveerd betwist, te beginnen bij het verwijt dat hij in strijd met de regels variabele zorg tegen een vast maandbedrag heeft gedeclareerd. [geïntimeerde] heeft toegelicht waarom hij in een aantal gevallen bij 24- uurszorg zorgovereenkomsten heeft opgesteld waarin de afspraak is neergelegd dat tegen een vast maandbedrag variabele uren zorg zal worden verleend. Bij deze vorm van zorgverlening staat vooraf niet vast welke zorg op welk moment moet worden geleverd, zodat niet exact in de zorgovereenkomst kan worden opgenomen hoeveel uren zorg er per dag/week moet worden geleverd. Deze werkwijze heeft hij toegepast op advies van twee medewerkers van VGZ zélf, [naam1] en [naam2] . Dat advies is volgens hem gegeven in een gesprek op 26 juni 2014 op het kantoor van VGZ in Eindhoven waar hij aanwezig was in verband met een andere budgethouder. Volgens [geïntimeerde] hebben deze medewerkers zelfs nog gezegd dat een andere zorgaanbieder, de Hartenhoeve, op dezelfde wijze factureerde.
Als reactie hierop heeft de medewerker Veiligheidszaken van VGZ op de mondelinge behandeling deze afspraak ontkend omdat een zorgkantoor volgens hem zo’n advies nooit kan hebben gegeven. VGZ heeft dit echter niet bij de medewerkers in kwestie nagevraagd. De gemotiveerde stelling van [geïntimeerde] dat hij op advies van twee met name genoemde medewerkers van VGZ in een aantal gevallen variabele zorg tegen een vast maandbedrag in zorgovereenkomsten heeft opgenomen en op die wijze heeft gedeclareerd, is door de enkele ontkenning van VGZ onvoldoende onderbouwd weerlegd. Het hof gaat er daarom van uit dat [geïntimeerde] erop mocht vertrouwen dat hij die afspraak in een aantal zorgovereenkomsten mocht opnemen en op die wijze mocht declareren.
3.7
[geïntimeerde] heeft ten aanzien van het verwijt dat hij een zorgovereenkomst heeft geantedateerd toegelicht waarom hij dat in het geval van [naam3] heeft gedaan. [geïntimeerde] verleende zorg aan de broer van [naam3] , [naam4] , en was dus al betrokken bij het gezin [naam5] . [geïntimeerde] was daarom voor [naam3] vertrouwd. [naam3] , een klassieke autist, dreigde flink te ontsporen en [geïntimeerde] heeft op een gegeven moment behoorlijk moeten ingrijpen. [naam3] was midden in de nacht weg en [geïntimeerde] vond hem op een bank in een parkje. Hij was suïcidaal en [geïntimeerde] heeft toen vier uur naast hem gezeten om op hem in te praten. Ook de moeder van [naam3] had daarna ondersteuning nodig. Vervolgens heeft [geïntimeerde] ook voor [naam3] een pgb geregeld. Dat hij de later geformaliseerde zorgovereenkomst op een eerder tijdstip heeft laten ingaan, moet in dat licht worden gezien, aldus [geïntimeerde] .
3.8
VGZ heeft [geïntimeerde] verder verweten dat hij niet alle zorg heeft verleend die hij heeft gedeclareerd en dat de zorg die hij wel heeft verleend niet beschouwd kan worden als kwalitatief verantwoorde AWBZ-zorg.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat de budgethouders niet alle gedeclareerde zorg hebben ontvangen. Volgens [geïntimeerde] heeft hij zelfs (veel) meer zorg verleend.
[geïntimeerde] heeft in de processtukken en ook op de mondelinge behandeling uiteengezet dat hij zorg verleende aan cliënten die behoorlijk geestelijk beschadigd waren, suïcidale gedachten hadden, ernstige gedragsproblemen vertoonden en verslaafd waren aan verdovende middelen. Het waren volgens [geïntimeerde] cliënten van de zwaarste categorie. Zij moesten op de gekste momenten van de dag, vaak ook in de nacht, ondersteund worden. Hij heeft als voorbeelden hiervan aangehaald de vele uren zorg die hij heeft besteed aan [naam6] en aan [naam7] , zorg die veel meer omvatte dan het door hem gedeclareerde bedrag. Dat zij de zorg waarop zij recht hadden ook daadwerkelijk hebben gekregen, kan volgens [geïntimeerde] bevestigd worden door [naam8] , [naam9] en [naam10] , die ook zorg aan [naam11] en [naam6] hebben verleend.
3.9
Gesteld noch gebleken is dat VGZ in de periode na de fraudemelding met medewerkers van Job Lanceer over door hen geleverde zorg heeft gesproken. De verwijten heeft VGZ met name gestoeld op de gesprekken die zij in 2016 en 2017 met de acht budgethouders heeft gevoerd, 2 tot 5 jaar nadat de zorg aan hen is geleverd. Bij de vraag welke waarde aan deze gesprekken moet worden toegekend, moet niet uit het oog worden verloren dat het om kwetsbare mensen gaat, van wie een deel een geestelijke beperking heeft dan wel verslaafd is aan verdovende middelen. Het is de vraag of zij daardoor een waarheidsgetrouw beeld van de zorgverlening hebben gegeven dan wel konden geven. De budgethouders zijn ook niet op tegenspraak van [geïntimeerde] gehoord. Het hof kan de gesprekken ten slotte ook niet afzetten tegen het eigen rapport van VGZ met betrekking tot het uitgevoerde rechtmatigheidsonderzoek omdat zij dat niet in het geding heeft gebracht. VGZ heeft bewijs aangeboden door het overleggen van de geluidsopnames van de interviews die Veiligheidszaken heeft gehouden met de budgethouders en/of door het horen van getuigen, waaronder de budgethouders en de interviewers van Veiligheidszaken. Het hof passeert dit bewijsaanbod omdat VGZ onvoldoende feiten en/of omstandigheden heeft aangevoerd voor bestuurdersaansprakelijkheid van [geïntimeerde] .
Dat [geïntimeerde] zorg heeft gedeclareerd die niet is verleend, kan dus hier niet worden vastgesteld.
3.1
[geïntimeerde] heeft verder weersproken dat hij geen kwalitatief verantwoorde AWBZ-zorg heeft verleend. In de eerste plaats bestond de zorg niet alleen, zoals VGZ doet voorkomen, uit het sleutelen aan motoren maar ook uit intensieve begeleiding. Die begeleiding had in sommige gevallen als doel cliënten weer aan de maatschappij te laten deelnemen en in andere gevallen om enige rust en regelmaat in hun leven te brengen. Als voorbeeld heeft [geïntimeerde] budgethouder Zaandam genoemd. Zij kreeg voornamelijk individuele begeleiding en werd ondersteund op het gebied van sociale redzaamheid, maatschappelijk leven, het nemen van besluiten, het beheren van geld en het verrichten van administratieve handelingen. Ook was er sprake van gedragsproblematiek en middelengebruik waarin ze werd ondersteund. Hetzelfde gold voor [naam12] . Voor [naam3] , [naam7] en [naam6] bestond de zorg met name uit het voeren van vele één-op-één gesprekken. [naam4] sleutelde wel aan motoren, maar daarin werd hij ook begeleid. Het was voor hem een structurele tijdsbesteding die hem zingeving gaf. Het doel was ook om te voorkomen dat hij hele dagen thuis zat omdat hij op dat moment niet naar school ging. Op deze manier kwam hij met andere jongeren in contact en leerde hij op een ontspannen manier nieuwe contacten te maken en zijn sociaal-emotionele vaardigheden te vergroten en op die manier zijn eenzaamheid tegen te gaan. De dagbesteding bestond volgens [geïntimeerde] dus niet zomaar uit het ‘sleutelen aan motoren’. De zorg was zo gericht op praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die zelfredzaamheden bevorderen.
Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft VGZ onvoldoende ingebracht, zodat ook dit verwijt niet is komen vast te staan.
3.11
[geïntimeerde] heeft erkend dat hij een enkele keer facturen al in de derde week van de maand heeft verstuurd. Hij heeft dit echter verontschuldigd met het feit dat de cliënten in kwestie op dat moment zonder geld zaten vanwege problemen met hun uitkering. [geïntimeerde] heeft ontkend dat hijzelf pgb-gelden zou hebben aangewend voor huur-en leefgeld voor de budgethouders. Dat hij dit zou hebben gedaan, heeft VGZ onvoldoende onderbouwd zodat ook dit verwijt niet is komen vast te staan. Hetzelfde geldt voor de niet onderbouwde en gemotiveerd weersproken stelling van VGZ dat Job Lanceer haar ten onrechte zou hebben bewogen om budgetten aan de budgethouders te blijven verstrekken.
3.12
Ten slotte heeft [geïntimeerde] naar voren gebracht dat de informatieverstrekking vanuit de zorgkantoren en de controle op de subsidiebesteding door de budgethouder tot aan 2015 ernstig tekort schoot. Tot 1 januari 2015 was het verder toegestaan dat een zorgaanbieder zowel zorg verleende als het pgb van de budgethouder beheerde. Verder gebeurde het met grote regelmaat dat het pgb werd vastgesteld op het voorschotbedrag zonder dat er enige vorm van controle plaatsvond. Per 1 januari 2015, toen de subsidieregeling van de AWBZ kwam te vervallen, zijn er nieuwe regels gekomen maar die golden in 2011-2014 nog niet. VGZ kan hem dus niet aan de verplichtingen uit regelgeving van na 1 januari 2015 houden.
VGZ is ook op dit gemotiveerde verweer van [geïntimeerde] niet (voldoende) ingegaan.
tussenconclusie: geen bestuurdersaansprakelijkheid
3.13
Uit de processtukken en wat het hof op de mondelinge behandeling heeft geconstateerd rijst het volgende beeld op. [geïntimeerde] verleende zorg aan cliënten van de moeilijkste categorie. Jongvolwassenen, aan de onderkant van de samenleving, die bij andere instanties waren weggestuurd en waarmee de hulpverlening geen raad meer wist. Uiteindelijk konden ze bij Job Lanceer terecht. Onder moeilijke en ongebruikelijke omstandigheden - van cliënten die suïcidale gedachten hadden en zelfs pogingen tot suïcide hebben ondernomen tot cliënten die regelmatig thuis de boel kort en klein sloegen - heeft [geïntimeerde] 24/7 zijn werk verricht. Het kwam regelmatig voor dat hij in de nachtelijke uren op stel en sprong bijstand moest verlenen, waarbij hij urenlang op de client moest ‘inpraten’ om hem weer enigszins bij zinnen te krijgen. Dat [geïntimeerde] ook op afroep en ’s nachts beschikbaar was voor begeleiding wordt bijvoorbeeld ook bevestigd door de verklaringen van [naam6] . Dat hij na afloop dan niet meer aan zijn administratie ging werken om te noteren hoeveel uur zorg en welk vorm van zorg hij op die dag precies had verleend, kan het hof onder deze omstandigheden begrijpen. VGZ had in haar administratieve achterafcontrole in redelijkheid veel meer rekening moeten houden met de alledaagse realiteit van hulpverlening aan deze onderkant van de samenleving.
Als er al van mocht worden uitgegaan dat [geïntimeerde] zijn administratie met betrekking tot de pgb-gelden niet altijd op orde had - wat hij overigens op verscheidene punten gemotiveerd heeft betwist - dan nog kan hem daarvan mede tegen de achtergrond van de geschetste context waarbinnen hij de zorg verleende, niet zo’n ernstig verwijt worden gemaakt dat hij als bestuurder van Job Lanceer daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld. Daarvoor is gelet op de hoge drempel die daarvoor geldt meer nodig. VGZ heeft, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] , onvoldoende concreet onderbouwd waarom het laten uitbetalen van pgb-gelden en het niet in alle gevallen geheel conform de regelgeving opstellen van zorgovereenkomsten en facturen zodanig onzorgvuldig en opzettelijk onjuist heeft plaatsgevonden dat sprake is van (een zweem van) fraude of misbruik waardoor pgb-gelden oneigenlijk zijn besteed en waarvoor [geïntimeerde] als bestuurder aansprakelijk zou zijn.
geen ongerechtvaardigde verrijking
3.14
VGZ heeft in de grieven 3 en 4 verder tevergeefs aangevoerd dat Job Lanceer ongerechtvaardigd is verrijkt op de grond dat Job Lanceer de ingekochte en vergoede zorg niet (volledig) heeft geleverd terwijl zij wel de vergoedingen daarvoor heeft ontvangen. Deze grondslag gaat echter al niet op omdat helemaal niet is komen vast te staan dat Job Lanceer de zorg niet volledig zou hebben geleverd, laat staan dat [geïntimeerde] daarvoor bestuurdersaansprakelijk zou zijn.
3.15
Aan grief 5 over de verjaring komt het hof gelet op de uitkomst van de zaak - de vordering tot schadevergoeding is terecht afgewezen - niet toe. Ook het verweer van [geïntimeerde] dat VGZ geen beroep toekomt op de formele rechtskracht van de jaarrekeningen (en eerder genomen besluiten) die destijds aan de budgethouders zijn gestuurd, hoeft om die reden geen nadere bespreking.
3.16
Het hof passeert het bewijsaanbod van VGZ omdat zij geen stellingen aanvoert die, indien bewezen, het hof tot een ander oordeel kunnen brengen.
de
conclusie
3.17
Het hoger beroep van VGZ slaagt niet, zodat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en grief 6 tegen de proceskostenveroordeling ook niet opgaat. De restitutievordering zal worden afgewezen. Omdat VGZ in het ongelijk wordt gesteld, zal het hof VGZ veroordelen tot betaling van de proceskosten van het hoger beroep. Onder de kosten in hoger beroep vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [4]
3.18
De veroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof in hoger beroep:
4.1
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
2 februari 2022;
4.2
wijst de restitutievordering af;
4.3
veroordeelt VGZ in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 343,- aan griffierecht en op € 6.962,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 procespunten x appeltarief V);
4.4
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.5
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. van Rossum, D.M.I. de Waele en A.W. Steeg en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023.

Voetnoten

2.zie recent opnieuw HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1848
3.zie HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628
4.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022