Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
“wanneer daartoe aanleiding is”.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 8 augustus 2023 een arrest gewezen in hoger beroep. De appellant, die onder bewind staat, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De centrale vraag in deze procedure is of de appellant zelf bevoegd is om op te treden in deze rechtszaak, gezien het feit dat er een bewind is ingesteld over zijn goederen. Het hof oordeelt dat de bewindvoerder de appellant vertegenwoordigt en dat de appellant niet zelfstandig kan optreden in deze procedure. Dit leidt tot de conclusie dat de appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen tegen de geïntimeerde.
Daarnaast is er een incidenteel hoger beroep van de geïntimeerde, die verzoekt om een proceskostenveroordeling ten laste van de appellant of zijn voormalige advocaat. Het hof oordeelt dat er geen aanleiding is om de proceskosten ten laste van de voormalige advocaat te brengen, omdat deze niet op de hoogte was van de onbevoegdheid van de appellant. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank om de appellant in de proceskosten te veroordelen, maar wijst de vorderingen van de geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep af. De proceskostenveroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze direct kunnen worden geïnd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld bij de Hoge Raad.