In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 14 februari 2022, waarbij het verzoek van appellant om een voorlopig getuigenverhoor werd afgewezen. Appellant, die in hoger beroep is gegaan, heeft geen belang bij het verzoek omdat de vorderingen waarop het getuigenverhoor is gericht, geen kans van slagen hebben. De rechtbank had eerder de echtscheiding tussen appellant en geïntimeerde uitgesproken en de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap gelast. Appellant stelt dat er afspraken zijn gemaakt over de erfenissen van de ouders van geïntimeerde, maar het hof oordeelt dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor niet toewijsbaar is, omdat de vorderingen geen kans van slagen hebben. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellant af. Tevens wordt appellant veroordeeld in de proceskosten van geïntimeerde, terwijl geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant. De proceskostenveroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad.