Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verloop van de procedure in eerste aanleg
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
De feiten van de zaak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen een verhuurder en een huurster. De huurovereenkomst voor de woonruimte is op 1 augustus 2018 ingegaan, met een overeengekomen huurprijs van € 690,- per maand. De huurster heeft in juli 2019 een lekkage aan de douche gemeld, maar de verhuurder heeft hier onvoldoende op gereageerd. De huurster heeft vervolgens de Huurcommissie ingeschakeld om de redelijkheid van de huurprijs te toetsen. De Huurcommissie heeft geoordeeld dat de huurprijs te hoog is en heeft deze verlaagd naar € 220,58 per maand vanwege een ernstig onderhoudsgebrek. De verhuurder heeft hiertegen verzet aangetekend, maar dit is niet-ontvankelijk verklaard.
In hoger beroep heeft de verhuurder grieven ingediend tegen de eerdere uitspraak van de kantonrechter, die de vorderingen van de huurster grotendeels had toegewezen. Het hof heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bevestigd en de toepasselijkheid van het Nederlands recht vastgesteld. De verhuurder heeft betoogd dat de huurster onvoldoende voortvarend heeft gecommuniceerd over het gebrek, maar het hof oordeelt dat de verhuurder zelf ook tekort is geschoten in zijn verplichtingen. Het hof concludeert dat de grieven van de verhuurder niet slagen en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij de verhuurder wordt veroordeeld in de proceskosten.