Uitspraak
1.[appellante1] ,
[appellant2] ,
[appellant3] ,
[appellanten4] ,
[appellant5] ,
Stichting Erfpachters Belang Utrecht,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 24 maart 2023 is gehouden
2.De kern van de zaak
Op 6 december 1979 is aan Ontwikkelingsmaatschappij Lunetten B.V. een recht van erfpacht uitgegeven. Bij akte van dezelfde datum is dit recht van erfpacht gesplitst in meerdere appartementsrechten. [appellant3] heeft op 1 oktober 2014 één van die appartementsrechten gekocht. De canon bedroeg € 858,66 per jaar.
[appellanten4] c.s. hebben op 27 maart 1990 een recht van erfpacht verkregen. Zij hebben daarbij de canon afgekocht voor een periode van 50 jaar tegen betaling van een bedrag van f 30.000,- zijnde de grondwaarde op dat moment. Daarnaast betalen zij een niet-herzienbare canon van f 25,- per jaar.
- brief van 20 april 2018 aan [appellante1] , waarin een te betalen bedrag is genoemd van € 137.272,97;
- brieven van respectievelijk 11 mei 1993 en 16 oktober 1996 aan [appellant2] waarin te betalen bedragen zijn genoemd van € 47.300,- respectievelijk f 78.000,-;
- brief van 4 mei 2018 aan [appellant5] waarin een te betalen bedrag is genoemd van € 52.161,- ;
- brief van 4 mei 2018 aan [appellant3] waarin een te betalen bedrag is genoemd van € 17.611,95;
- brief van 20 april 2018 aan [appellanten4] c.s. waarin een te betalen bedrag is genoemd van € 29.641,93.
- (primair) de ABU74 en ABU83 niet van toepassing zijn, dan wel zijn vernietigd op grond van artikel 6:233 aanhef en onder b BW;
- (subsidiair) een aantal, met name genoemde bedingen uit de ABU74 en ABU83 onredelijk bezwarend zijn als bedoeld in artikel 6:233 aanhef en onder a BW en daarom rechtsgeldig zijn vernietigd, dan wel op de door hen genoemde wijze gewijzigd moeten worden;
- (meer subsidiair) een beroep van de Gemeente op een aantal bedingen in de algemene bepalingen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en daarom als een toerekenbare tekortkoming, dan wel onrechtmatig handelen moet worden aangemerkt;
- (meest subsidiair) toepassing van deze bedingen in strijd is met artikel 6:248 lid 2 BW, het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
- de canon voor de erfpachtrechten van [appellante1] , [appellant5] en [appellant3] , wat betreft de meest recente periodieke canonherziening, wordt vastgesteld op de door hen genoemde bedragen;
- voor recht wordt verklaard dat de Conversieregeling erfpacht 2017 en de aanbiedingen tot conversie van de Gemeente aan de erfpachters onredelijk en daarmee onrechtmatig zijn;
- voor recht wordt verklaard dat de Gemeente onrechtmatig jegens [appellanten1 t/m 5] en SEBU handelt door aan hen de berekening voor te houden van de toekomstige canon, zoals zij dat ten behoeve van de Conversieregeling erfpacht 2017 onder andere in de Infographic heeft gedaan;
- de Gemeente wordt veroordeeld in de volledige proceskosten van beide procedures.
3.Het oordeel van het hof
Overigens leidt een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [appellant5] , net als bij die van [appellant2] , ook niet tot een toewijzing van die vorderingen.
Aan een beoordeling van het verweer van de gemeente dat de vorderingen van [appellant3] zijn verjaard, is de rechtbank niet toegekomen, omdat de rechtbank van oordeel was dat [appellant3] niet-ontvankelijk was in zijn vorderingen. Het hof vindt dat [appellant3] wel ontvankelijk is in zijn vorderingen (zie r.o. 3.4) en zal daarom dit verweer ten aanzien van [appellant3] ook beoordelen.
gecumuleerdepercentage van de wettelijk toegestane huurverhogingen.
- Het betreft een eenzijdig wijzigingsbeding;
- De mogelijkheid tot opzegging van het erfpachtrecht is uitgesloten;
- Het betreft hier een gemeente, die een sterke partij is, algemene voorwaarden opstelt en daarover niet onderhandelt tegenover een particulier (de erfpachter) die geen andere keuze heeft dan deze voorwaarden te aanvaarden, waarbij de erfpachter niet kan doorzien hoe de herziening van de canon onder omstandigheden zal uitvallen;
- De canon kan elke 10 jaar worden herzien, en deze herziening kan nooit gunstig uitvallen voor de erfpachter in de vorm van een verlaging van de canon ten opzichte van de vorige canon;
- De canon wordt gebaseerd op de residueel berekende waarde van onbebouwde grond, welke grondwaarde niet wordt gedeprecieerd;
- De canon wordt vastgesteld op een canonpercentage van minimaal 5%;
- Een lage rentestand zal leiden tot een hogere grondwaarde en daardoor ook tot een hoge canon. Door wel aan te sluiten bij de actuele grondprijzen, maar niet bij de actuele rentestand, wordt de canon op een onredelijk hoog bedrag gesteld;
- De wijze waarop de canon wordt herzien is onvoldoende transparant en voorzienbaar.
- Ten aanzien van Van de Weert geldt dat de gemeenteraad in of omstreeks 1989 vond dat een periodieke herziening van de canon niet meer bij de tijd en onredelijk was en dat de Gemeente daarom vanaf 1989 grond in eeuwigdurende erfpacht is gaan uitgeven tegen een eenmalige betaling van de grondwaarde, maar niet bij Van de Weert;
- Ten aanzien van [appellant3] en [appellant2] geldt nog dat de Gemeente de rijksbijdrage die zij heeft ontvangen bij vestiging van het erfpachtrecht nu alsnog in de canonberekening betrekt (en dus canon ontvangt over een deel dat zij niet zelf heeft gefinancierd).
- De manier van vaststelling niet de meest logische of objectieve hoeft te zijn;
- De formule voor het berekenen van de nieuwe canon rekening houdt met stijging en/of daling van de huur, hetgeen objectief wordt vastgesteld door het CBS;
- De canonherziening niet ongeclausuleerd is. Per 10 jaar kan de canon maximaal met 100% (een verdubbeling) stijgen;
- Er voor de erfpachter de mogelijkheid is om een verzoek te doen bij de Gemeente tot het instellen van een commissie van onafhankelijke deskundigen, die zich dan kan buigen over welk bedrag een redelijke canon vormt (artikel 7.1.1-4 van de ABU74 en 7.1.1.4 van de ABU83).
- De kosten voor deze deskundigen niet volledig voor rekening van de erfpachter komen.
- Depreciatie ten tijde van het vaststellen van de ABU74 en ABU83 niet werd toegepast en dat zo’n depreciatie nergens verplicht is gesteld en geen vereiste is om tot een redelijke, herziene canon te komen.
Het gaat hier in de eerste plaats om een bevoegdheid van de Gemeente om aan het einde van een tijdvak van 50 jaar de algemene voorwaarden te herzien. Van een ongeclausuleerde bevoegdheid is daarom geen sprake. Volgens de Gemeente is de wijzigingsbevoegdheid bedoeld om de algemene voorwaarden aan te passen aan gewijzigde verhoudingen, opvattingen en inzichten en in gevallen waarin het algemeen belang dat vordert. Ook speelt de gemeenteraad een belangrijke, controlerende rol bij de totstandkoming van deze algemene bepalingen, waarbij zij ook hier gebonden is aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Het hof kan [appellanten1 t/m 5] en SEBU niet volgen in hun te weinig onderbouwde betoog dat de gemeenteraad onvoldoende op de hoogte was en is van de ins en outs van de erfpachtvoorwaarden om zich daarover een goed beeld te kunnen vormen.
Daarnaast geldt dat er geen grondslag is op grond waarvan het hof de voor [appellante1] , [appellant5] en [appellant3] verschuldigde canon kan vaststellen.