Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] ,
[appellant2],
[appellant3],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
zij strekken tot zekerheid voor de betaling van al wat de schuldeiser heeft of krijgt te vorderen van: de schuldenaar met betrekking tot de hiervoor genoemde geldlening (….), vermeerderd met renten, boeten en de kosten die door de schuldeiser voor rekening van de schuldenaar en/of tot behoud en ter uitoefening van zijn rechten zijn gemaakt”. Bij de beantwoording van de vraag wat de inhoud is van de op dit punt door partijen gemaakte obligatoire afspraken komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, zulks in het licht van alle omstandigheden van het geval (de Haviltex-maatstaf). Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen mag worden verwacht. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die de gebruikte bewoordingen, gelezen in de context van het geschrift als geheel, in
“Zij strekken tot zekerheid voor de betaling van al wat de schuldeiser heeft of krijgt te vorderen van: de schuldenaar met betrekking tot de hiervoor vermelde geldlening, tot een hoofdsom van één miljoen euro (€1.000.000,00) vermeerderd met renten, boete en de kosten die door de schuldeiser voor rekening van de schuldenaar en/of tot behoud en ter uitoefening van zijn rechten zijn gemaakt (….)”.
datgene wat zij heeft of te vorderen krijgt met betrekking tot de geldlening, waaronder renten, boete en kosten. [appellant1] c.s. heeft dit weliswaar betwist, maar hij was geen partij bij de leningsovereenkomst en evenmin bij het aangaan van de hypotheekakte. Dat Merwestreek en Hardenberg zijn overeengekomen dat de winstdeling, dan wel vaste vergoeding van € 80.000,- zonder meer bij niet-nakoming verschuldigd zou zijn en dat dit onderdeel uitmaakte van de obligatoire afspraken in de hypotheekakte, kan ook worden afgeleid uit de gedragingen van partijen na 1 juni 2015. Merwestreek heeft als productie 1 een e-mail van [naam5] , directeur van Merwestreek, aan Notarispost Ommen overgelegd (weergegeven onder 3.5), waarin [naam5] de aanspraak van Merwestreek op 80k bevestigt. Merwestreek heeft onbetwist aangevoerd dat [naam1] deze e-mail voor akkoord heeft ondertekend. Ook in de e-mail van 17 juni 2015, die in cc aan [naam1] werd verzonden (weergegeven onder 3.7), heeft Merwestreek aangegeven aanspraak te maken op het overeengekomen bedrag van € 80.0000,- (opgenomen in de aan de e-mail gehechte berekening van het in de e-mail genoemde totaalbedrag bedrag van € 1.244.823,53). Merwestreek begroot de totale schuld (lening [plaats1] + lening 3 en 4) op dat moment op een bedrag van € 1.907.584,50. [naam1] heeft vervolgens in een e-mail van 8 juli 2015 (weergegeven onder 3.9) voorgesteld om alles af te bakenen op een bedrag van € 1.945.000,-. Hieruit kan worden afgeleid dat ook [naam1] in de veronderstelling was dat de winstdeling dan wel vaste vergoeding na de niet nakoming op 1 juni 2015 verschuldigd was.
datgene wat zij heeft of te vorderen krijgt met betrekking tot de geldlening, te vermeerderen met renten, boete en kosten– in samenhang met de tekst van de geldleningsovereenkomst en de gedragingen van partijen, voldoende is komen vast te staan dat de hypotheek ook zou dienen als zekerheid voor de verschuldigde winstdeling, dan wel vaste vergoeding van € 80.000,-.
renten, boete en kostenis tussen partijen niet in geschil. Volgens Merwestreek is de rente in de geldleningsovereenkomst niet gelimiteerd in duur. Er is voorgesorteerd op een langere looptijd. De verhoging van het rentepercentage heeft volgens Merwestreek te maken met het feit dat de terugbetaling van de hoofdsom na 1 juni 2015 kennelijk risicovoller wordt, waardoor een hoger rentepercentage passend is. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant1] c.s. tegenover deze uitleg door Merwestreek onvoldoende onderbouwd dat hier sprake zou zijn van een verzuimrente met een schadevergoedingscomponent (in de zin van artikel 6:119a BW of 6:119 lid 3 BW). [naam1] is in zijn verklaring van 26 oktober 2020 niet ingegaan op de in de leningsovereenkomst overeengekomen rentepercentages.
boete
renten, boete en kosten. Het standpunt van [appellant1] c.s. dat Merwestreek niet zowel de verzuimrente als de boete van € 100.000,- kan vorderen gaat niet op, omdat het hof hiervoor reeds (in overweging 5.8) heeft geoordeeld dat onvoldoende is gebleken dat sprake is van verzuimrente. Daarnaast geldt dat Merwestreek en Hardenberg in de leningsovereenkomst hebben afgesproken dat deze bedragen bij niet tijdige nakoming verschuldigd zouden zijn en [appellant1] c.s. geen partij was bij deze afspraken. Ook hier geldt dat [naam1] in zijn verklaring van 26 oktober 2020 niet nader is ingegaan op de in de leningsovereenkomst opgenomen boete en dat uit de e-mail van 8 juli 2015 (weergegeven onder 3.9) van [naam1] (als reactie op de e-mail van 17 juni 2015 van Merwestreek waarin deze ook het bedrag van € 100.000,- heeft opgenomen in de berekening van het in de e-mail genoemde totaalbedrag bedrag van € 1.244.823,53) volgt dat Merwestreek en [naam1] in de veronderstelling waren dat de overeengekomen boete na de niet nakoming op 1 juni 2015 verschuldigd was.
morgen (donderdag) los ik af 1.000.000.- via de akte”heeft Merwestreek niet hoeven begrijpen dat deze aflossing afwijkend van de hoofdregel van artikel 6:44 lid 1 BW in mindering diende te worden gebracht op de hoofdsom. De daadwerkelijke betaling van een bedrag van € 1.004.095,60 heeft vervolgens plaatsgevonden op 15 juli 2015. Uit het door Merwestreek overgelegde bankafschrift productie 6 bij productie 3 F akte mededeling ex artikel 482 Rv) volgt dat als omschrijving is opgenomen:
“NOTARISPOST OMMEN INZ.DE AFLOSSING HYPOTHEEK [plaats1] ON DOSSIER 201501076”. Ook hieruit behoefde Merwestreek niet af te leiden dat de aflossing in mindering diende te worden gebracht op de hoofdsom. Voor zover [appellant1] c.s. nog heeft verwezen naar een nota van afrekening van de notaris van 1 juli 2015 (productie 8 bij productie 3A verzoek rechterlijke rangregeling), waarop staat vermeld dat een bedrag van € 1.002.455,- dient te worden betaald als aflossing op de hoofdsom van € 1.000.000,-, heeft Merwestreek gemotiveerd betwist kennis te hebben genomen van deze nota van afrekening die is gericht aan Hardenberg en afgezien daarvan kan deze nota ook niet worden opgevat als aanwijzing aan Merwestreek om de betaling van € 1.004.095,60 afwijkend van de hoofdregel toe te rekenen aan de hoofdsom.
datgene wat Merwestreek heeft of te vorderen krijgt met betrekking tot de geldlening, waaronder renten, boete en kosten,en er dus sprake was van meerdere verbintenissen van Hardenberg jegens Merwestreek, geldt op grond van artikel 43 lid 1 BW dat de aflossing van 15 juli 2015 van € 1.004.092,60 door Merwestreek in mindering mocht worden gebracht op een door Hardenberg aangewezen verbintenis. Ook in dat geval leidt het hof uit het feit dat Merwestreek in de aan haar brief van 19 oktober 2015 gehechte “berekening rente inzake lening van Expl- en Bheermij Merwestreek B.V. aan Participatiemaatschappij Hardenberg (productie 8 bij productie 3F akte mededeling ex artikel 482 Rv) inzichtelijk heeft gemaakt dat zij de aflossing mede op de “winstdeling” van € 80.000,- en de boete van € 100.000,- had afgeboekt, en Hardenberg hier niet tegen heeft geprotesteerd, af dat hier een stilzwijgende aanwijzing heeft plaatsgevonden (zie de conclusie AG bij HR 16 september 2022, ECLI:NL:PHR:2022:439).
De schuldenaar is verplicht om de lening te gebruiken voor de financiering van de verkrijging van een perceel grond en de toegangsweg naar de woning van de schuldenaar aan de [adres2] 30 te [plaats1] , het bewerkstelligen van de doorhaling van het gevestigde hypotheekrecht ten gunste van Exploitatie- en Beheersmaatschappij Merwestreek BV te Hardinxveld-Giessendam op gemelde woning, alsmede voor het betalen van diverse kosten”.
“het woonhuis met verdere opstallen, ondergrond, erf en tuin, plaatselijk bekend [adres2] 30 te [plaats1] (…)als zekerheid genoemd. De zinsnede
“het bewerkstelligen van de doorhaling van het gevestigde hypotheekrecht ten gunste van (…) Merwestreek” kan daarom betrekking hebben op beide hypotheken. Daarnaast staat zowel in de hypotheekakte van 18 september 2014 als in de hypotheekakte van 21 mei 2015 dat het in de akte verleende hypotheekrecht eerste in rang is, zodat ook hieruit niet volgt op welk hypotheekrecht een eventuele aflossing als eerste zou moeten plaatsvinden.