Uitspraak
kantoorhoudende te Tilburg,
gevestigd te Amsterdam,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
8 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door R.G.B. Hermsen, curator in het faillissement van Rasenberg Vastgoed B.V., tegen ING Lease Vastgoed B.V. De zaak betreft een geschil over de rangregeling ter verdeling van de executieopbrengst van een onroerende zaak. Rasenberg Vastgoed had in 2008 een sale-and-operational-lease-backovereenkomst gesloten met ING Lease, waarbij ING Lease de economische eigendom van het registergoed verwierf. Na het faillissement van Rasenberg Vastgoed in 2014, diende ING Lease een vordering in ter verificatie. De rechtbank wees de vorderingen van ING Lease af, maar het hof vernietigde dit vonnis en oordeelde dat ING Lease recht had op een aanzienlijk bedrag uit de executieopbrengst. De curatoren betwistten de vordering van ING Lease, maar het hof oordeelde dat de eiswijziging van ING Lease in hoger beroep toelaatbaar was. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verwierp het cassatieberoep, waarbij hij oordeelde dat de eiswijziging niet in strijd was met de goede procesorde. De curatoren werden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.