– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover daarbij de aanslag voor 2014 en de daarbij behorende beschikkingen belasting- en revisierente zijn verminderd en de aanslagen voor 2015 en 2016 zijn vernietigd,
– vermindert de aanslag 2014 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.737, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil,
– vermindert de bij de aanslag 2014 genomen beschikking belastingrente dienovereenkomstig,
– vernietigt de bij de aanslag 2014 genomen beschikking revisierente,
– vermindert de aanslag 2015 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.970, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil,
– vermindert de aanslag 2016 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 91.411, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil,
– vermindert de verzamelinkomens dienovereenkomstig,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.766,50,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 134 in verband met het hoger beroep bij het Hof.