Uitspraak
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 30 juni 2016, nrs. BK-15/00413 tot en met 15/00429, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam (hierna: de heffingsambtenaar) tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nrs. ROT 13/812, ROT 14/7638, ROT 14/7648, ROT 14/7649, ROT 14/7654 tot en met ROT 14/7657, ROT 14/7665, ROT 14/7666, ROT 14/7675, ROT 14/7676 ROT 14/7682, ROT 14/7688, ROT 14/7693, ROT 14/7694 en ROT 14/7699) betreffende de ten aanzien van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Rotterdam voor het jaar 2012 betreffende de onroerende zaken [a-straat] 17, 21, 75, 85, 107, 111, 113, 117, 139, 145, 177, 181, 209, 245, 271, 273 en 299 te [Q] (hierna: de onroerende zaken). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.