In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan de belanghebbende is opgelegd. De belanghebbende had een naheffingsaanslag van € 6.525 ontvangen, welke door de Inspecteur werd gehandhaafd na een uitspraak op bezwaar. De rechtbank Gelderland had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd tot € 5.208, waarbij ook proceskosten en griffierecht werden vergoed. De belanghebbende en de Inspecteur gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De zaak draait om de waardering van een gebruikte personenauto, een Volvo XC70, die door de belanghebbende uit Duitsland was geïmporteerd. De auto had een schadeverleden en de belanghebbende betoogde dat dit schadeverleden een waardedrukkend effect had op de handelsinkoopwaarde van de auto. De Inspecteur daarentegen betoogde dat de rechtbank ten onrechte een waardecorrectie wegens schadeverleden had toegestaan. Het Hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte voorbij was gegaan aan de waardevermindering als gevolg van actuele schade, maar dat de waardecorrectie wegens schadeverleden niet kon worden toegepast, omdat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de ernst van het schadeverleden.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank in zoverre dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op basis van de koerslijst Eurotax moest worden vastgesteld, met een correctie van 15% voor markt- en dealersituatie. De uiteindelijke beslissing was dat de naheffingsaanslag van de Inspecteur standhield, en het hoger beroep van de belanghebbende ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 januari 2023.