Uitspraak
1.[geïntimeerde1] Makelaardij en Financiële Diensten B.V.,
[geïntimeerde2] ,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 20 juli 2021 die is aangebracht bij locatie Arnhem van dit hof,
- de rolbeslissing van 10 augustus 2021 waarin de zaak is verwezen naar de locatie Leeuwarden,
- de memorie van grieven van [appellant] van 29 oktober 2021,
- de memorie van antwoord van [geïntimeerden] van 15 februari 2022,
- het arrest van 15 maart 2022 waarin de datum voor de mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte van [appellant] , ingekomen op 10 oktober 2022 waarin is gereageerd op de producties bij de memorie van antwoord,
- de akte van [geïntimeerden] met overlegging van productie 14,
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 25 oktober 2022 is gehouden.
2.De kern van de zaak
3.De vaststaande feiten
4.Het oordeel van het hof
- I) [geïntimeerde1] Makelaardij en/of [geïntimeerde2] jegens [appellant] te kort is/zijn geschoten in hun/haar/zijn verplichtingen uit hoofde van de door [geïntimeerde1] Makelaardij en/of [geïntimeerde2] uitgevoerde taxatieopdracht en/of dat het taxatierapport ondeugdelijk en/of onzorgvuldig tot stand is gekomen en/of dat het taxatierapport als ondeugdelijk dient te worden beschouwd en dat (als gevolg daarvan) een te lage, althans een onjuiste taxatiewaarde is bepaald;
- II) [geïntimeerde1] Makelaardij en/of [geïntimeerde2] onrechtmatig heeft/hebben gehandeld jegens [appellant] in de uitvoering van de taxatieopdracht, onder andere doch niet uitsluitend door onvoldoende zorgvuldig te handelen jegens [appellant] , althans door het handelen in strijd met de geschreven en/of ongeschreven rechtsnormen en/of door niet te handelen zoals van haar/hem in het maatschappelijk verkeer wordt betaamd, en dat (als gevolg daarvan) een te lage, althans een onjuiste taxatiewaarde is bepaald;
- III) [geïntimeerde1] Makelaardij en/of [geïntimeerde2] op grond van het onder I dan wel onder II verklaarde, schadeplichtig is/zijn jegens [appellant] ;
- de termijnen in het verdelingsvonnis van 15 januari 2020 gehandhaafd blijven (punt 3);
- de taxateur zorg heeft te dragen voor een taxatie die voor partijen bindend is en onder toepassing van alle toepasselijke overwegingen en beslissingen van het verdelingsvonnis van 15 januari 2020 (punt 4).
- aan de verkoopbaarheid van de drie percelen moet, gelet op hun bijzondere ligging en bestemming, getwijfeld worden (r.ov. 4.3);
- een gedwongen verkoop voor een overdracht aan een derde, is onzeker (r.ov. 4.3);
- [appellant] de hoogste waarde aan de drie percelen heeft toegekend (€ 3.000.000,-), maar ondanks die hogere waarde de rechtbank de voor de hand liggende toedeling tegen een zo hoog mogelijke waarde niet zal toepassen (r.ov. 4.3 en 4.4);
- na een belangenafweging de drie percelen worden toegedeeld aan de twee broers (r.ov. 4.5 en 4.6);
- [appellant] een gerechtvaardigd belang heeft om een zo hoog mogelijke waarde te laten vaststellen (r.ov. 4.5);
- zowel [appellant] als de twee broers taxaties in het geding hebben gebracht en zij elkaars taxaties hebben bekritiseerd. De redenen die de twee broers aanvoeren om de rapporten van [appellant] te betwisten zijn net zo steekhoudend als de argumenten van [appellant] tegen het door de twee broers overgelegde taxatierapport (r.ov. 4.7);
- de waarde van de drie percelen moet worden vastgesteld door een onafhankelijk taxateur die door de rechtbank wordt aangewezen. Zijn taxatie moet tussen partijen bindend zijn (r.ov. 4.7 en 4.8);
- op basis van de taxatie worden de drie percelen onderling verdeeld en geleverd (aan de twee broers binnen 6 maanden na betekening van het verdelingsvonnis en als de percelen niet aan de twee broers worden geleverd binnen 9 maanden na betekening van het verdelingsvonnis aan [appellant] ) (r.ov. 4.8);
- bij levering aan [appellant] eerst nog nadere afspraken moeten worden gemaakt over de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van de percelen met de nummers N 3286 en N 4701 en die afspraken moeten in een notariële akte worden vastgelegd (r.ov. 4.8).
- aan de verkoopbaarheid van de drie percelen gelet bij de bijzondere ligging en bestemming getwijfeld moet worden;
- uiteenlopende taxaties in de verdelingsprocedure zijn ingebracht, die door [appellant] en zijn broers met steekhoudende argumenten zijn bekritiseerd.
5.Conclusie
6.De beslissing
- € 5.610,- aan griffierecht;
- € 11.410,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] ;