Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[gedaagde sub 1] MAKELAARDIJ EN FINANCIËLE DIENSTEN B.V.,
2.[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- het tussenvonnis van 28 oktober 2020 waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte wijziging van eis aan de zijde van [eiser] ;
- de akte met producties t.b.v. comparitie van 13 april 2020 aan de zijde van [gedaagde] ;
- de akte met productie 34 aan de zijde van [gedaagde] ;
- de akte met producties t.b.v. comparitie van 13 april 2020 aan de zijde van [eiser] ;
- de akte met producties 37 en 38 aan de zijde van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling op 13 april 2021, waarvan proces-verbaal is opgemaakt;
- de brieven van de raadslieden naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn stelling. Zoals hiervoor overwogen is de leidraad niet (rechtstreeks) van toepassing op deze opdracht, zodat [gedaagde] niet gehouden was de inschakeling van [C] voor te leggen aan partijen. Daar komt bij dat de inschakeling van [C] niet zag op een (gedeeltelijke) uitbesteding van het onderzoek dat [gedaagde] verrichtte, maar op een toetsing van de bevindingen van [gedaagde] ten aanzien van het bestemmingsplan. Ook om die reden is artikel 198, lid 2 Rv, dat bepaalt dat deskundigen zelf het onderzoek moeten verrichten, niet geschonden en heeft [gedaagde] niet in strijd met dit artikel gehandeld zoals [eiser] stelt.
Partijen hebben eigen deskundigen het advies van [C] tegen het licht laten houden en dat heeft ertoe geleid dat de bevindingen van [C] door de een worden bevestigd en door de ander worden betwist. Wat daar ook van zij, [gedaagde] mocht erop vertrouwen dat het advies van een kantoor dat hem is aanbevolen door de NVM als gespecialiseerd kantoor, juist was. Dat het advies van [C] evident onjuist is, zoals [eiser] stelt, is gelet op het feit dat diverse (gespecialiseerde) advocaten het met elkaar niet eens zijn over de uitleg van het bestemmingsplan, niet vast komen te staan, laat staan dat het voor [gedaagde] als taxateur duidelijk moet zijn geweest dat het door [C] gegeven advies onjuist was.
“Deze referenties zijn enkel om aan te geven hoe de markt m.b.t. bouwrijpe kavels zich gedraagt. Dit wijkt af van het hierbij getaxeerde. De hierbij gewaardeerde gronden zijn gewaardeerd als zijnde niet bouwrijp en zonder opslagen voor b.v. bovenwijkse voorzieningen en infrastructuur. Voor dergelijke gronden zijn er geen referenties voorhanden en zeker niet met de bestemming zoals de bijlage daarover aangeeft.”Onder H.4 heeft [gedaagde] een grondprijs van € 35,- per m2 opgenomen.