Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
[geïntimeerde] heeft ook een vordering bij de kantonrechter ingesteld, die ertoe strekte dat [appellante] het resterende bedrag van de koopsom ter hoogte van € 650,- aan hem moest betalen.
3.Het oordeel van het hof
“Ik kan mij dit nog goed herinneren want het is de verjaardag van de jongste zoon van mevrouw [appellante] . Wij wilden daar naartoe gaan met een leuk verjaardagscadeau. Ik heb het gesprek van Mevrouw [appellante] letterlijk kunnen horen. Mevrouw [appellante] hoefde niets meer bij te betalen want Dhr. [geïntimeerde] wilde de zaak ook afronden en was blij dat de hond een goede plek had gevonden. Hij zei letterlijk dat de resterende 550 euro hem niets kon schelen, het geld niet belangrijk was.”Dat [naam2] letterlijk heeft gehoord dat [geïntimeerde] tegen [appellante] heeft gezegd dat zij de € 550,- niet meer hoefde te betalen acht het hof niet aannemelijk. [naam2] verklaart namelijk pas in zijn aanvullende verklaring voor het eerst dat hij “fysiek aanwezig” was bij het telefoongesprek op 12 november 2019. Volgens [naam2] waren hij en [appellante] op dat moment van plan naar de verjaardag van de jongste zoon van [appellante] te gaan. [appellante] heeft tijdens de zitting van het hof echter verklaard dat zij tijdens het telefoongesprek door het bos bij Heerenveen liep met [naam2] en de honden. Deze discrepantie tussen de eigen verklaring van [appellante] en die van [naam2] en doet afbreuk aan de waarde die aan de verklaringen kan worden gehecht. [naam2] licht in zijn verklaring verder ook niet toe hoe het mogelijk was dat hij het gesprek tussen [appellante] en [geïntimeerde] wel letterlijk heeft kunnen verstaan. Verder vallen de verklaringen van [appellante] en [naam2] niet te rijmen met de WhatsApp correspondentie die tussen [appellante] en [naam1] heeft plaatsgevonden, waarin [naam1] geruime tijd nadat het telefoongesprek heeft plaatsgevonden, op 11 december 2019, aan [appellante] schrijft:
“Heel simpel nu: Jij maakt mij per direct de resterende 650,- over. Dan krijg jij het certificaat.”. Omdat tussen partijen vaststaat dat [naam1] [geïntimeerde] bij de verkoop van de hond vertegenwoordigde, acht het hof het niet aannemelijk dat [geïntimeerde] plotseling heeft ingestemd met een lagere koopprijs zonder dat [naam1] hiervan een maand na dato op de hoogte zou zijn.