ECLI:NL:GHARL:2022:3475

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
200.302.483
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten in faillissement met betrekking tot aandelenoverdracht en zekerheidsstelling proceskosten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep in een faillissementskwestie. De curator, Mr. T. van der Meeren, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin zijn vorderingen tegen Driessen Vastgoed B.V. werden afgewezen. De curator vorderde onder andere de levering van aandelen in Heron Domus B.V. van Driessen aan Jesnoka Novio B.V., de failliete vennootschap. De rechtbank had de vorderingen van de curator afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.

De procedure bij het hof omvatte verschillende stukken, waaronder de dagvaarding in hoger beroep en de memorie van grieven. Het hof heeft vastgesteld dat Jesnoka en Driessen samenwerkten in een project waarbij een pand in Arnhem werd herontwikkeld. De curator vorderde ook de vernietiging van de uitgifte van aandelen aan Driessen Bouwgroep B.V. op grond van Pauliana, omdat deze handeling volgens hem onrechtmatig was.

Het hof heeft de curator de gelegenheid gegeven om Driessen Bouwgroep en Heron Domus in het geding te betrekken, maar heeft de incidentele vorderingen van Driessen tot zekerheidsstelling voor proceskosten afgewezen. Het hof oordeelde dat de curator en Jesnoka hun woonplaats in Nederland hebben, waardoor de verplichting tot zekerheidstelling niet van toepassing was. De kosten van het incident zijn voor rekening van de curator gesteld, en de vorderingen van Driessen zijn afgewezen. Het hof heeft de beslissing over de nakosten aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.302.483
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 363174)
arrest in de incidenten op grond van artikel 118 en 224 Rv van 3 mei 2022
in de zaak van
Mr. T. van der Meeren, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Jesnoka Novio B.V.,
kantoorhoudende te Nijmegen,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
eiser in het incident op grond van artikel 118 Rv,
verweerder in de incidenten op grond van artikel 224 Rv,
hierna: de curator en Jesnoka,
advocaat: mr. A. Neophitou,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Driessen Vastgoed B.V.,
gevestigd te Zoelen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
verweerster in het incident op grond van artikel 118 Rv,
eiseres in de incidenten op grond van artikel 224 Rv,
hierna: Driessen,
advocaat: mr. T.J. Teggelaar.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 19 februari 2020 en 13 januari 2021 van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem.

2.De procedure bij het hof

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 12 april 2021,
- het herstelexploot d.d. 5 augustus 2021,
- de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis en vordering ex artikel 118 Rv,
- de memorie van antwoord in het incident tevens houdende eis in het incident tot zekerheidsstelling proceskosten ex artikel 224 Rv,
- de memorie van antwoord in het incident tot zekerheidsstelling proceskosten.
2.2.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in de incidenten aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest in de incidenten bepaald.

3.De motivering van de beslissing in de incidenten

3.1.
Voor de beslissing in de incidenten zijn de volgende feiten van belang:
  • Jesnoka en Driessen hebben samengewerkt in een project waarin het pand aan de Reigerstraat 11 te Arnhem is aangekocht en herontwikkeld.
  • Jesnoka heeft voor dat project op 18 juni 2015 Heron Domus B.V. (Heron Domus) opgericht en daarbij alle 1.002 geplaatste aandelen in het kapitaal verkregen.
  • Op 18 december 2015 heeft Jesnoka deze 1.002 aandelen verkocht en overgedragen aan Driessen tegen een koopsom van € 2.004. Jesnoka en Driessen hebben de volgende afspraak gemaakt:
  • Heron Domus heeft op 12 februari 2016 Heron on the Park B.V. opgericht.
  • Op 15 februari 2016 is het pand aan de Reigerstraat 11 in Arnhem aan Heron Domus overgedragen die het diezelfde dag heeft overgedragen aan Domus on the Park B.V.
  • Op 15 januari 2018 heeft Jesnoka aan Driessen gevraagd 501 aandelen in Heron Domus aan haar over te dragen tegen een koopsom van € 1.002. Driessen heeft dat niet gedaan.
  • Op 4 juni 2019 zijn bij notariële akte 200.000 aandelen in Heron Domus uitgegeven aan Driessen Bouwgroep B.V. (Driessen Bouwgroep) tegen storting van € 200.000. Driessen heeft ingestemd met deze uitgifte (artikel 6 van de notariële akte van uitgifte van 4 juni 2019).
3.2.
Jesnoka heeft Driessen op 2 december 2019 gedagvaard en bij de rechtbank primair gevorderd dat Driessen wordt veroordeeld tot levering van 50% van de aandelen in Heron Domus aan haar. Subsidiair heeft Jesnoka een bedrag aan vervangende schadevergoeding gevorderd. Jesnoka is op 27 maart 2020 in staat van faillissement verklaard. De in het faillissement van Jesnoka benoemde curator heeft de procedure voortgezet. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en de curator veroordeeld in de proceskosten.
3.3.
De curator heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank en zijn eis vermeerderd. De vermeerderde eis richt zich ook tegen Heron Domus en Driessen Bouwgroep en kent als grondslag onder meer onrechtmatig en paulianeus handelen van Driessen, Heron Domus en Driessen Bouwgroep in verband met de uitgifte van aandelen in Heron Domus aan Driessen Bouwgroep op 4 juni 2019. De curator vraagt het hof Jesnoka toe te staan tegen een nader te bepalen roldatum Driessen Bouwgroep en Heron Domus als medegedaagden in het geding te roepen op grond van artikel 118 Rv. Verder heeft Driessen op voet van artikel 224 Rv in samenhang met artikel 6:2 BW incidentele vorderingen ingesteld tot zekerheidsstelling voor de nog niet betaalde proceskosten in eerste aanleg en de nog te betalen proceskosten in de incidenten en de hoofdzaak van Driessen, Driessen Bouwgroep en Heron Domus.
Oproeping van derden
3.4.
De curator vordert vernietiging van de uitgifte van aandelen in Heron Domus aan Driessen Bouwgroep van 4 juni 2019 ten behoeve van Jesnoka op grond van artikel 3:45 BW (Pauliana). De curator moet die rechtsvordering instellen tegen allen die (volgens de curator) partij bij die rechtshandeling zijn (artikel 3:51 lid 2 BW). Het hof stelt vast dat Driessen Bouwgroep en Heron Domus partij zijn bij de te vernietigen rechtshandeling maar nog niet in het geding in hoger beroep zijn betrokken. Het hof zal daarom de curator de gelegenheid geven om Driessen Bouwgroep en Heron Domus alsnog in het geding in hoger beroep te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv binnen de hierna te melden termijn. [1]
Zekerheidstelling proceskosten
3.5.
Het hof zal de incidentele vorderingen van Driessen tot zekerheidsstelling voor de proceskosten van Driessen, Driessen Bouwgroep en Heron Domus afwijzen. Op grond van artikel 224 lid 1 Rv zijn allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen of zich voegen of tussenkomen in een geding alhier, verplicht om op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden. Uit artikel 353 lid 2 Rv volgt dat deze verplichting ook geldt voor de oorspronkelijke eiser die in hoger beroep komt. De strekking van artikel 224 Rv is dat de gedaagde partij een middel heeft om te voorkomen dat hij blijft zitten met een proceskostenveroordeling van de eisende partij die niet ten uitvoer kan worden gelegd, omdat de eisende partij zich niet bevindt in Nederland of een ander land waar een Nederlandse rechterlijke uitspraak kan worden geëxecuteerd. [2] Tussen partijen is niet in geschil dat zowel de curator als Jesnoka hun woonplaats in Nederland hebben, zodat artikel 224 Rv niet van toepassing is. Driessen doet nog een beroep op artikel 6:2 BW in samenhang met artikel 224 Rv, maar legt niet uit op welke grond uit dit artikel zou kunnen voortvloeien dat de curator alsnog zekerheid zou moeten stellen voor de proceskosten van Driessen, Driessen Bouwgroep en Heron Domus. Het hof gaat dan ook aan dat beroep voorbij.

4.De slotsom

4.1.
Het hof zal de curator in de hoofdzaak de gelegenheid geven Driessen Bouwgroep en Heron Domus als derden in dit geding in hoger beroep te betrekken. Het hof zal de kosten van dit incident voor rekening van de curator laten, omdat de curator ook uit eigen beweging Driessen Bouwgroep en Heron Domus op voet van artikel 118 Rv in het geding had kunnen betrekken en hij daarvoor geen beslissing van het hof nodig had.
4.2.
Het hof zal de incidentele vorderingen tot zekerheidsstelling afwijzen. Het hof zal Driessen als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van deze incidenten veroordelen. Deze kosten zullen aan de zijde van de curator worden vastgesteld op € 1.114,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (1 punt x tarief II). Het hof zal ook de gevorderde wettelijke rente toewijzen zoals hierna vermeld. De beslissing over de gevorderde nakosten zal het hof aanhouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
4.3
Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

5.De beslissing

Het hof, recht doende:
in de incidenten van artikel 224 Rv:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Driessen in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de curator vastgesteld op € 1.114,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing over de nakosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
geeft de curator de gelegenheid Driessen Bouwgroep en Heron Domus op te roepen om te verschijnen op roldatum 7 juni 2022;
verwijst de zaak naar die roldatum voor akte in geding brengen exploot van de curator;
bepaalt dat Driessen Bouwgroep en Heron Domus op die roldatum in het geding kunnen verschijnen, waarna zij en Driessen een memorie van antwoord kunnen nemen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, Th.C.M. Willemse en H.L. Wattel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2022.

Voetnoten

1.HR 5 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:177,
2.Zie Kamerstukken II 1999–2000, 26 855, nr. 5, p. 69.