In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 heeft gehandhaafd. Belanghebbende, eigenaar van een antiekwinkel, heeft een aanslag ontvangen op basis van een belastbaar inkomen van € 16.443, met een belastingrente van € 161 en een vergrijpboete van € 1.867. De inspecteur heeft de aanslag vastgesteld, waarbij hij het verlies van de antiekwinkel en de zorgkosten heeft gecorrigeerd, omdat hij van mening was dat de antiekwinkel geen bron van inkomen vormde. De rechtbank heeft deze opvatting bevestigd, en belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting heeft belanghebbende betoogd dat de controle en correctie van zijn aangiften voortvloeide uit een onrechtmatige registratie in de databank Fraude Signalering Voorziening (FSV). Het hof heeft echter geoordeeld dat de controle niet onrechtmatig was en dat de inspecteur bevoegd was om de aangifte te corrigeren. Het hof heeft vastgesteld dat de antiekwinkel in 2018 geen objectieve voordeelsverwachting bood, gezien de jarenlange negatieve resultaten. Ook de zorgkosten zijn niet onderbouwd, waardoor de correctie door de inspecteur in stand blijft. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.